ECLI:NL:RBDHA:2022:7210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
C/09/624805 / KG ZA 22-120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanbestedingsprocedure en gunningsbeslissing in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een kort geding dat is aangespannen door Dynniq Nederland B.V. tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijkswaterstaat. De aanleiding voor het kort geding is de gunningsbeslissing van 4 januari 2022, waarbij RWS drie percelen heeft gegund aan respectievelijk Bam Modulair B.V., Yunex Traffic B.V. en Vialis B.V. Dynniq, die als vijfde is geëindigd, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en vordert in het kort geding dat de gunningsbeslissing wordt ingetrokken en dat er een herbeoordeling plaatsvindt door een nieuw beoordelingsteam.

De voorzieningenrechter heeft in het incident tot afgifte van bescheiden geoordeeld dat Dynniq geen rechtmatig belang heeft bij de gevraagde documenten, omdat zij op basis van de beschikbare informatie haar procespositie voldoende kan bepalen. De rechter heeft de vorderingen van Dynniq in het kort geding afgewezen, omdat de beoordeling door de beoordelingscommissie correct is verlopen en de motivering van de gunningsbeslissing voldoende was, ook al was deze aanvankelijk summier. RWS heeft nadere toelichting gegeven op de scores van Dynniq, wat volgens de voorzieningenrechter voldoende was om de aanvankelijke tekortkomingen te herstellen. De rechter heeft geoordeeld dat er geen onrechtmatig handelen van RWS is vastgesteld en dat de vorderingen van Dynniq daarom zijn afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft ook de kosten van het incident en het kort geding toegewezen, waarbij RWS is veroordeeld in de kosten van Dynniq en de tussenkomers. De uitspraak is gedaan op 23 mei 2022.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/624805/ KG ZA 22-120
Vonnis in (incident in) kort geding van 23 mei 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
Dynniq Nederland B.V. te Amersfoort,
eiseres in het kort geding en in het incident,
advocaat mr. D.R.Versteeg te Amsterdam,
tegen:
Staat der Nederlanden(Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijkswaterstaat Centrale Informatievoorziening), te Den Haag,
gedaagde in het kort geding en in het incident,
advocaten mrs. A.C.M. Remmé en F.J. Lewis te Utrecht,
waarin in het kort geding zijn tussengekomen:
Yunex Traffic B.V.te Zoetermeer
,
advocaten mrs. D.J.L. van Ee en J. Berckenkamp te Amsterdam,
Bam Modulair B.V.te Bunnik,
advocaten mrs. P.F.C. Heemskerk en F.J.P. Stoop te Amsterdam,
Vialis B.V.te Houten,
advocaten mrs. J.F. van Nouhuys en S. Tichelaar te Rotterdam. .
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Dynniq’, ‘RWS’, ‘Yunex’, ‘Bam’ en ‘Vialis’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 februari 2022 met 17 producties;
- de incidentele vordering ex artikel 843a Rv. en artikel 22 Rv. van 9 maart 2022;
- de door RWS overgelegde conclusie van antwoord met 2 producties;
- de incidentele conclusies tot tussenkomst, althans voeging van respectievelijk Bam, Yunex en Vialis (van Vialis met bijlage);
- de akte houdende overlegging producties van Dynniq met producties 18 en 19;
- de op 12 mei 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Dynniq, RWS en Yunex pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op 30 mei 2022. Vonnis is vervolgens nader bepaald op vandaag.
2. Het incident tot tussenkomst in het kort geding
2.1.
Bam, Yunex en Vialis hebben gevorderd te mogen tussenkomen in het kort geding tussen Dynniq en RWS dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van RWS. Ter zitting hebben Dynniq en RWS verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Bam, Yunex en Vialis zijn vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
RWS heeft een aanbesteding uitgeschreven volgens de Europese niet-openbare procedure, ter zake van de opdracht voor levering van wegkantstation hardware voor landelijke vervanging en voor eventueel nieuw te plaatsen wegkantstations. De aankondiging van de opdracht is op 30 maart 2021 op TenderNed gepubliceerd. De aanbesteding kent een selectiefase en een gunningsfase. De aanbesteding is onderverdeeld in drie percelen (regio’s), Per perceel kan met één partij een overeenkomst worden gesloten en elke partij kan slechts één perceel gegund krijgen. De selectiefase is in juni 2021 afgerond. Daarna is de gunningsfase gestart met zeven geselecteerde partijen, waaronder Dynniq, Vialis, Yunex en Bam. Op 26 juni 2021 is het beschrijvend document (verder: BD) gepubliceerd. Het criterium voor gunning is de economisch meest voordelige inschrijving met de beste prijs-kwaliteitverhouding.
3.2.
In het BD is onder meer bepaald dat er vier kwaliteitscriteria zijn te weten:
- productkwaliteit;
- leverbetrouwbaarheid;
- flexibiliteit;
- duurzaamheid.
Deze kwaliteitscriteria hebben een gelijke weging.
In paragraaf 3.2 van het BD is voorts het volgende opgenomen:
“(…)
Inschrijver dient de uitwerking van de kwaliteitscriteria met zodanig detail en helderheid te beschrijven dat Rijkswaterstaat in staat is te beoordelen of de door Inschrijver te leveren prestatie verband houdt met de opdracht van Rijkswaterstaat.
Eisenaan de uitwerking van de kwaliteitscriteria:

Inschrijver dientper scoringselementeen beschrijving in van maximaal 1 pagina A4, met goed leesbare lettergrootte.

Hierbij vermeldt inschrijver:
o
welke kwaliteitscriteria het betreft.
o
welke scoringselement het betreft.
o
de uitwerking van de items.

Inschrijver werkt per scoring de volgende items uit:
o
Maatregelen: welke maatregelen gaat inschrijver nemen.
o
Resultaat: tot welke resultaten leidt(en) de maatregel(en) en wat is de bijdrage van het resultaat aan de betreffende doelstelling van Rijkswaterstaat.
o
Onderbouwing: waarom gaat inschrijver dit zo realiseren (theoretische e/o technische uitleg), waarbij inschrijver aannemelijk maakt dat de maatregelen zullen werken, het resultaat behaald gaat worden en zal bijdragen aan de doelstelling.
Beoordeeldwordt op de mate waarin:
- de aangeboden maatregelen en resultaten (prestaties) bijdragen aan het bereiken van doelstelling (effect van de aangeboden maatregelen en resultaten)
- de aangeboden maatregelen en resultaten (prestaties) onderbouwd zijn
(…)”
In hoofdstuk 4 van het BD is het volgende opgenomen:
4. Beoordeling
In dit hoofdstuk is de beoordeling uitgewerkt.
Alvorens tot opening van de Inschrijvingen wordt overgegaan, is een beoordelingsinstructie opgesteld. Deze beoordelingsinstructie is een intern Rijkswaterstaat document en wordt niet aan Inschrijvers ter beschikking gesteld. De voor Inschrijvers relevante informatie is vermeld in dit Beschrijvend document.
Rijkswaterstaat beoordeelt op basis van expert opinion. Dit houdt in dat deskundigen zich een professioneel oordeel vormen op basis van de eigen kennis en expertise. Om de objectiviteit te waarborgen wordt een (sub)beoordelingsteam zodanig samengesteld dat hierin alle relevante disciplines vertegenwoordigd zijn. Hierbij geldt dat voor elk onderdeel van de beoordeling minstens twee personen met de benodigde deskundigheid in het (sub)beoordelingsteam zitting hebben.
(…)
4.3.1.
Beoordeling op BPKV-criterium kwaliteit
Elke beoordelaar beoordeelt eerst individueel de inschrijvingen conform de instructies opgenomen in de beoordelingsinstructie. Hierna worden de Inschrijvingen door de beoordelaars gezamenlijk besproken om plenair in consensus zorgvuldig één score voor ieder scoringselement toe te kennen.
(…)”
3.3.
In de Nota van Inlichtingen is in vraag 212 het volgende opgenomen:
“Onderwerp:
Beoordelingsinstructie
Vraag:
Beschrijvend document hoofdstuk 4 pagina 11
Quote: Elke beoordelaar beoordeelt eerst individueel de inschrijvingen conform de instructies opgenomen in de beoordelingsinstructie.
Vraag: is deze beoordelingssysteem opgesteld op basis van de MARK- methodiek?
Antwoord:
De MARK- methodiek wordt als basis gebruikt, maar om recht te doen aan de kenmerken van deze aanbesteding wordt op een aantal aspecten voor een aangepaste invulling gekozen.
(…)”
3.4.
RWS heeft zeven inschrijvingen ontvangen. Bij gunningsbeslissing van 4 januari 2022 heeft RWS de drie percelen gegund aan respectievelijk Bam, Yunex en Vialis. De inschrijving van Dynniq is als vijfde geëindigd. In de gunningsbeslissing is een tabel opgenomen met een overzicht van de behaalde eindscores voor de kwalitatieve gunningscriteria en voor de prijs van alle inschrijvers. Als bijlage bij de brief aan Dynniq is gevoegd een overzicht van haar scores en de scores van de winnende inschrijvers op de kwaliteitscriteria, alsmede
“alle relevante redenen ter onderbouwing van uw scores en de kenmerken en relatieve voordelen van de winnende inschrijvingen.”
3.5.
Dynniq heeft bij brief van 18 januari 2022 bezwaar gemaakt tegen de gunningsbeslissing. Zij achtte de motivering te summier en niet in lijn met het beoordelingskader. Daarop heeft RWS op 20 januari 2022 aan alle inschrijvers extra informatie verschaft over de kenmerkende voordelen van de drie winnende inschrijvingen en is een nieuwe opschortende termijn gaan lopen. Dynniq heeft daarmee geen genoegen genomen en is dit kort geding gestart. Daarop heeft RWS bij brief van 21 maart 2022 nog een ‘bijlage bij gunningsbeslissing’ aan Dynniq verstrekt, waarin een nadere toelichting is gegeven op de door Dynniq behaalde scores voor kwaliteitscriteria.

4.Het geschil

4.1.
Dynniq vordert
in het incident,– zakelijk weergegeven – RWS zo nodig op straffe van een dwangsom te bevelen een kopie te verstrekken van:
I. de beoordelingsinstructie; en
II. het algemene beoordelingsdossier en de beoordelingsdossiers van de individuele beoordelaars, ten minste voor zover het de beoordeling van Dynniq aangaat.
4.2.
Daartoe voert Dynniq – samengevat – het volgende aan. Dynniq heeft rechtmatig belang bij afgifte van de gevraagde bescheiden. Daarmee kan zij aantonen dat haar bezwaren tegen de (motivering van de) beoordeling gegrond zijn.
4.3.
RWS voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Dynniq vordert
in het kort geding– zakelijk weergegeven – RWS te gebieden:
­
primair:
de gunningsbeslissing van 4 januari 2022 in te trekken en over te gaan tot herbeoordeling van alle inschrijvingen en die herbeoordeling te laten uitvoeren door een geheel nieuw beoordelingsteam, op straffe van een dwangsom, althans over te gaan tot heraanbesteding als een rechtmatige herbeoordeling niet meer mogelijk zou zijn;
­
subsidiair:
de gunningbeslissing in te trekken en een nieuwe gunningsbeslissing te nemen, voorzien van een deugdelijke motivering, en daarbij alle toepasselijke opschortende en vervaltermijnen opnieuw van start te laten gaan;
alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van RWS in de proceskosten.
4.5.
Daartoe voert Dynniq – samengevat – het volgende aan. RWS heeft de gunningsbeslissing niet (tijdig) voldoende gemotiveerd en heeft zich niet gehouden aan de bekend gemaakte beoordelingsmethode.
4.6.
RWS en de tussenkomers voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.7.
Bam vordert – voorwaardelijk, voor zover de voorzieningenrechter dit nodig acht voor toelating van Bam als tussenkomende partij – RWS te gebieden de gunningsbeslissing betreffende Bam te handhaven en hieraan uitvoering te geven. Vialis vordert voor zover nodig RWS te verbieden Vialis te passeren voor gunning van een van de percelen van de opdracht en Dynniq te gebieden te gehengen en te gedogen dat een perceel van de opdracht aan Vialis wordt gegund. Yunex vordert RWS te verbieden te gunnen aan een ander dan de tussenkomers en Dynniq te gebieden te gehengen en te gedogen dat RWS de opdracht gunt aan haar.
4.8.
Verkort weergegeven stellen de tussenkomers daartoe dat zij er belang bij hebben dat de opdrachten definitief aan hen gegund worden.

5.De beoordeling van het geschil

In het incident ex artikel 843a Rv en artikel 22 Rv
5.1.
Dynniq heeft inmiddels van RWS de beoordelingsinstructie ontvangen, zodat zij reeds daarom geen belang meer heeft bij dat deel van de incidentele vordering. De vordering in het incident onder I zal dus worden afgewezen.
5.2.
Dynniq wenst thans nog de beschikking te krijgen over het algemene beoordelingsdossier en de beoordelingsdossiers van de individuele beoordelaars. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat daarvoor onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding bestaat. Op basis van de thans voorhanden zijnde informatie kon door Dynniq haar procespositie voldoende worden bepaald, hetgeen in de hierna volgende beoordeling van de vorderingen in het kort geding ook zal blijken. Daarmee ontbreekt rechtmatig belang bij afgifte van de gevorderde gegevens. De overige verweren van RWS betreffende het incident behoeven daarom geen bespreking meer.
5.3.
Dynniq zal, als de in het ongelijk gestelde partij in het incident, worden veroordeeld in de kosten van RWS. Deze kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat RWS als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Volledigheidshalve merkt de voorzieningenrechter op dat Yunex, Bam en Vialis niet hebben gevorderd te mogen tussenkomen in het incident. In het incident zijn zij daarom geen partij, zodat ten aanzien van hen geen proceskostenveroordeling wordt uitgesproken.
In kort geding
5.4.
In geschil is of de beoordeling door de beoordelingscommissie op juiste wijze heeft plaatsgevonden en of de motivering die door RWS is gegeven in de gunningsbeslissing de toets der kritiek kan doorstaan. Dynniq beantwoordt beide vragen ontkennend, terwijl RWS zich op het standpunt stelt dat de beoordeling correct is verlopen en de motivering, mede in het licht van de nadere toelichting, volstaat.
5.5.
De bezwaren van Dynniq richtten zich aanvankelijk enerzijds tegen de summiere motivering en anderzijds tegen de wijze waarop Rijkswaterstaat bij de beoordeling is omgegaan met de bekendgemaakte gunningscriteria en de beoordelingsmethode. Naar aanleiding van de bezwaren van Dynniq heeft RWS aan alle inschrijvers op 22 januari 2022 extra informatie verstrekt over de relatieve voordelen van de winnaars en – nadat Dynniq dit kort geding aanhangig had gemaakt – in maart 2022 ook de scores van Dynniq nog nader schriftelijk aan haar toegelicht. Volgens Dynniq staat daarmee vast dat de oorspronkelijke motivering niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed. Omdat de nadere toelichting/motivering pas is verstrekt nadat de prijzen al bekend waren gemaakt dient de (achteraf opgestelde) nadere motivering buiten beschouwing te blijven en moet herbeoordeling plaats vinden. Dat klemt te meer nu niet te verifiëren valt of die nadere motivering wel strookt met de inhoud van de beoordelingsdossiers van de individuele beoordelaars, aldus Dynniq. RWS erkent dat de motivering die bij de gunningsbeslissing en vervolgens op 20 januari 2022 is gegeven (te) summier was, maar betwist dat de nadere motivering/toelichting van 21 maart 2022 dat niet zou kunnen herstellen. Het betreft volgens RWS slechts een nadere toelichting op de al bekende scores, die is gebaseerd op de onderliggende beoordelingsdossiers. Er is dus geen sprake van een nieuwe of gewijzigde beoordeling. De beoordeling zoals die al was opgesteld in de consensusbijeenkomst is immers ongewijzigd gebleven, aldus RWS.
5.6.
De voorzieningenrechter is met RWS van oordeel dat het feit dat door RWS tot tweemaal toe een nadere toelichting is gegeven op de eerste motivering onvoldoende is voor de gevorderde herbeoordeling. Weliswaar kan Dynniq worden gevolgd in haar stelling dat de aanvankelijke motivering te summier was, maar dat gebrek is door het verstrekken van de nadere informatie hersteld. Het enkele feit dat de prijzen bij het opstellen van de nadere toelichting al bekend waren doet daaraan niet af. Immers, de scores zijn niet gewijzigd maar in de nadere motivering slechts uitvoeriger toegelicht. Van een wijziging van de beoordeling is dan ook geen sprake. Ook het feit dat de nadere toelichting later is opgesteld, mede aan de hand van de beoordelingsdossiers van de beoordelaars, maakt niet dat de nadere toelichting om die reden ter zijde moet worden geschoven. Er is naar oordeel van de voorzieningenrechter immers vooralsnog geen reden te twijfelen aan de stelling van RWS dat de nadere uitleg van de scores daadwerkelijk is gebaseerd op de inhoud van de onderliggende beoordelingsdossiers. Terecht heeft RWS er daarbij op gewezen dat er, behoudens concrete aanwijzingen die in een andere richting wijzen, op mag worden vertrouwd dat RWS daarover de waarheid spreekt. Dynniq heeft geen enkel concreet aanknopingspunt gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de motivering en de nadere toelichting evident onjuist zijn of niet stroken met de onderliggende beoordelingen. Bovendien is gesteld noch gebleken dat Dynniq in haar belangen is geschaad door de latere kennisneming van de aanvullende motivering. Zij heeft immers feitelijk voldoende tijd gehad daarover een aanvullend standpunt in te nemen, en heeft dat standpunt in de onderhavige procedure ook naar voren gebracht. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat RWS terecht heeft geweigerd de onderliggende beoordelingen van de individuele beoordelaars aan Dynniq ter beschikking te stellen. Dat zou onder de gegeven omstandigheden te ver voeren.
5.7.
Een tweede bezwaar van Dynniq betreft de motivering van de scores van de daadwerkelijke beoordeling. Volgens haar zijn daarbij evidente fouten gemaakt. Ook die stelling is naar voorlopig oordeel onvoldoende onderbouwd. De door Dynniq in haar dagvaarding gegeven voorbeelden van volgens haar gebrekkige motiveringen overtuigen niet. Daaruit valt niet af te leiden dat sprake is geweest van langs elkaar heen praten van de beoordelaars of het toekennen van niet goed gefundeerde scores en evenmin van oordelen zonder correcte analyse. De voorzieningenrechter volgt Dynniq evenmin in haar stelling dat op diverse plaatsen de motivering niet valt te rijmen met de inhoud van de gunningscriteria. Het daartoe door haar gegeven voorbeeld in randnummers 44 tot en met 46 van haar dagvaarding kan die stelling niet dragen. Terecht heeft RWS in dat kader naar voren gebracht dat een goede score weinig toelichting behoeft en dat in de nadere toelichting die door haar is verstrekt nog wat uitvoeriger is aangegeven waarom een bepaald punt niet als goed is beoordeeld, dan wel als aandachtspunt is aangemerkt.
5.8.
Een ander bezwaar van Dynniq is dat volgens haar de beoordelingscommissie in het geheel niet heeft beoordeeld conform de eisen zoals opgenomen in de aanbestedingsstukken. Volgens Dynniq heeft de beoordeling ten onrechte niet conform de MARK-methode plaatsgevonden, hetgeen reeds blijkt uit het feit dat niet met kleurmarkeringen is gewerkt. MARK staat voor Meerkleurig Argumentatief ReferentieKader. Met deze beoordelingsmethodiek wordt beoogd zorg te dragen voor een uniforme, duidelijke en goed gemotiveerde beoordeling. Door niet deze methode te hanteren heeft RWS niet aan de juiste beoordelingsmethode voldaan, aldus Dynniq. RWS betwist dat de beoordeling niet correct is verlopen. Het gebruik van de MARK-methode en kleurmarkeringen is geen in het BD opgenomen vereiste en de MARK-methode is slechts bedoeld als een hulpmiddel ter analyse van een inschrijving. In dit geval was het aanbrengen van kleurcodes voor een correcte analyse ook feitelijk overbodig, nu in de inschrijvingen door inschrijvers zelf al een driedeling diende te worden aangebracht in maatregelen, resultaten en onderbouwing. Het aangeven van een kleurcodering had dus ook geen meerwaarde. Bovendien zijn de door Dynniq ter onderbouwing van haar stellingen op dit punt overgelegde producties 14 en 15, waarin de MARK-methode is opgenomen, geen onderdeel van het BD, en vormen dus geen dwingend onderdeel van de aanbestedingsstukken. Slechts in de Nota van Inlichtingen is op een vraag daarover geantwoord dat de MARK-methodiek als basis wordt gebruikt bij de beoordeling. Dat is ook feitelijk gebeurd volgens RWS, in die zin dat de inschrijvers duidelijk onderscheid moesten maken tussen maatregelen, resultaat en onderbouwing, teneinde de beoordeling door de beoordelaars te vergemakkelijken, aldus nog steeds RWS.
5.9.
De voorzieningenrechter volgt RWS in zijn verweer dat geen sprake is van een beoordeling die in strijd is met de in het BD opgenomen beoordelingssystematiek. Voorop staat dat de MARK-methode in deze aanbesteding niet dwingend is voorgeschreven in het BD. Een ander uitgangspunt kan noch uit het BD, noch uit (vraag 212) van de Nota van Inlichtingen worden afgeleid. Terecht heeft RWS in dit kader bovendien naar voren gebracht dat het enkele feit dat geen kleurcodering is aangebracht door de beoordelaars niet met zich brengt dat de analyse van de ingeleverde inschrijvingen daarom gebrekkig is. Daargelaten dat de ‘handleiding beargumenteerd beoordelen en terug koppelen’ en de ‘beoordelingsinstructie’ geen onderdeel uitmaken van de aanbestedingsstukken, heeft RWS er terecht op gewezen dat die kleurmarkeringen in de MARK-methode slechts bedoeld zijn als hulpmiddel voor een correcte tekstanalyse, waarbij onderscheid moet worden gemaakt tussen maatregelen, resultaten en onderbouwing. In dit geval was dat onderscheid reeds op grond van de wijze van inschrijving klip en klaar. Immers, inschrijvers moesten maatregelen, resultaten en onderbouwing in de inschrijving direct duidelijk gescheiden aangeven. Onder die omstandigheden valt niet in te zien dat het gebruik van kleuren enige toegevoegde waarde zou hebben gehad voor de beoordelaars bij de analyse. Naar oordeel van de voorzieningenrechter is ook niet aannemelijk geworden dat de deskundige beoordelaars maatregelen, resultaten en onderbouwing door elkaar hebben gehaald dan wel niet juist hebben gelezen en om die reden tot een onjuiste beoordeling zijn gekomen. De beoordelaars konden elk, op basis van de door inschrijvers zelf aangegeven categorieën, de beoordeling ter hand nemen, waarbij met name moest worden beoordeeld in hoeverre aangedragen maatregelen bijdragen aan het beoogde resultaat en onderbouwd zijn. Niet bestreden is dat vervolgens na die individuele beoordelingen in de consensusvergadering een gezamenlijke definitieve beoordeling tot stand is gekomen. Die uiteindelijke beoordeling is Dynniq vervolgens bekend gemaakt en nadien nog voorzien van een uitvoerige nadere toelichting. Dat alles volstaat en is niet strijdig met het BD. Van onrechtmatig handelen van RWS is dan ook geen sprake.
5.10.
De slotsom is dat niet is gebleken van een onjuiste beoordeling noch van een onvoldoende motivering van de gunningsbeslissing. Daarmee stranden de vorderingen van Dynniq.
5.11.
Bam heeft een voorwaardelijke vordering ingesteld, voor het geval dat noodzakelijk wordt geacht voor haar toelating als tussenkomende partij. De voorzieningenrechter acht dit daarvoor niet noodzakelijk, zodat op deze vordering niet hoeft te worden beslist.
5.12.
Nu RWS voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan de respectievelijke tussenkomers, brengt voormelde beslissing mee dat Yunex en Vialis geen belang (meer) hebben bij toewijzing van hun vorderingen, zodat deze worden afgewezen.
5.13.
In verband met het feit dat RWS aanvankelijk een te summiere motivering van de gunningsbeslissing had gegeven en zij erkent dat (mede) daardoor de onderhavige procedure is opgestart, heeft zij zich ter zitting bereid verklaard de geliquideerde kosten van de andere partijen, waaronder ook die van Dynniq, te dragen. De voorzieningenrechter zal dienovereenkomstig beslissen. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In het incident ex artikel 843a Rv en artikel 22 Rv
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Dynniq in de kosten van het incident, tot dusver aan de zijde van RWS begroot op nihil;
In het kort geding
6.3.
wijst de vorderingen af;
6.4.
veroordeelt RWS in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Dynniq begroot op € 1.800,26, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht en € 108,26 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw, en aan de zijde van Yunex, Bam en Vialis telkens begroot op € 1.692,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht;
6.5.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat – bij gebreke daarvan – daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
6.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.
sh/idt