ECLI:NL:RBDHA:2022:7191

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
C/09/611854 / HA ZA 21/457
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Objectieve uitleg van splitsingsakte met betrekking tot gas- en waterleidingen in appartementsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een appartementseigenaar, aangeduid als [eiser], en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van het flatgebouw waarin hij woont. De zaak betreft de vraag of de gas- en waterleidingen die van de meetinrichting in het souterrain naar de individuele appartementen lopen, als gemeenschappelijk of als privé-eigendom moeten worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat deze leidingen tot het privé-gedeelte van de appartementen behoren, wat betekent dat de VvE niet bevoegd is om besluiten te nemen over de vervanging van deze leidingen op haar kosten. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af, omdat er geen rechtsgrond is voor de vorderingen die hij heeft ingediend, waaronder de eis om de VvE te verplichten tot collectieve vervanging van de leidingen. De rechtbank benadrukt dat besluiten van de VvE die in strijd zijn met de splitsingsakte nietig zijn. Dit vonnis is van belang voor de uitleg van de splitsingsakte en de verantwoordelijkheden van de VvE en de individuele appartementseigenaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/611854 / HA ZA 21/457
Vonnis van 20 juli 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser]te [plaats],
advocaat: mr. J. de Graaff, te Den Haag,
eiser,
tegen
[gedaagde naam VvE]’ te [plaats],
advocaat: mr. Y.H. van Ballegooijen, te Breda,
gedaagde.
Partijen zullen hierna “[eiser]” en de “VvE” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 april 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 6 april 2022, waarin de mondelinge behandeling is bevolen;
  • de akte overleggen nadere producties tevens wijziging van eis van [eiser];
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 28 juni 2022 en de daarin genoemde pleitnota van [eiser] en de pleitnota van de VvE.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat vonnis zal worden gewezen. Dit vonnis wordt bij vervroeging uitgesproken.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?

2.1.
[eiser] is eigenaar van het appartementsrecht plaatselijk bekend als de [adres] te [plaats], welk deel uitmaakt van het flatgebouw aan de [adres VvE]. In dit flatgebouw komen de gas- en waterleidingen in een gemeenschappelijke ruimte het souterrain binnen en in die ruimte bevinden zich ook de meetinrichtingen van de individuele appartementen. De gas- en waterleidingen zijn vanaf de meetinrichting in het souterrain tot de aansluitpunten in de afzonderlijke appartementen (door [eiser] en hierna “leidingen van traject B” genoemd) aan het einde van hun levensduur. Volgens [eiser] is daarom tijdens de algemene ledenvergadering (hierna: “ALV”) in 2013 besloten de leidingen van traject B op kosten van de VvE collectief te vervangen. In 2017 heeft de VvE aangegeven de leidingen van traject B niet te vervangen. Volgens de VvE zouden deze leidingen niet gemeenschappelijk zijn, zodat de VvE niet zou kunnen besluiten om die op haar kosten collectief te vervangen. [eiser] eist dat alsnog uitvoering wordt gegeven aan het besluit van de ALV in 2013 tot collectieve vervanging van de leidingen van traject B op kosten van de VvE.
2.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat sprake is van privé-leidingen in traject B. Het gevolg is dat de VvE niet bevoegd is om een besluit te nemen tot collectieve vervanging van deze leidingen op haar kosten. Voor zover een dergelijk besluit is genomen, is dit besluit daarom nietig. Er is dan ook geen grond om de vorderingen van [eiser] toe te wijzen.
De leidingen van traject B zijn privé
2.3.
Kern van de zaak is de vraag of de leidingen van traject B als gemeenschappelijk in de zin van de splitsingsakte moeten worden gezien. In de splitsingsakte is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“Definities.
Artikel 1. Waar in dit reglement wordt gesproken van:
a. “gebouw”: wordt daaronder verstaan het in de splitsing betrokken gebouw;
(…)
d. “flat”: wordt daaronder verstaan het gedeelte/de gedeelten van het gebouw en eventueel van de daarbij behorende grond, waarvan het uitsluitend gebruiksrecht aan een appartement is verbonden;
e. "gemeenschappelijke gedeelten": worden daaronder verstaan die gedeelten van het gebouw en van de bij het gebouw behorende grond, welke niet voor afzonderlijk gebruik bestemd zijn;
(…)
Artikel 4.
1: Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht zijn flat behoorlijk te onderhouden en de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen ten aanzien van alle zich hierin bevindende zaken en installaties, waarbij tevens de andere eigenaren en gebruikers belang hebben, zoals buizen, leidingen en dergelijke.
(…)
Artikel 9.
1. De flats en de zich daarin bevindende installaties voor zover zij alleen ten dienste zijn van de flat - en derhalve met uitzondering van de installaties ten dienste van alle flats, welke voor rekening en risico van de eigenaren gezamenlijk zijn -, zijn voor rekening en risico van de betrokken eigenaren, voor zover niet anders is bepaald in dit reglement of in het eventueel vastgestelde huishoudelijk reglement.”
2.4.
Gelet op de inhoud van deze artikelen, moet eerst worden beoordeeld of de leidingen behoren tot de flat of de gemeenschappelijke gedeelten. Indien de leidingen behoren tot de gemeenschappelijke gedeelten dan is de VvE verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud. Indien de leidingen tot de flats behoren is iedere individuele eigenaar op de voet van artikel 4 van de splitsingsakte verplicht deze behoorlijk te onderhouden en op grond van artikel 9 van de splitsingsakte komt de flat en de zich daarin bevindende installatie voor rekening en risico van de betrokken eigenaar.
2.5.
Bij de beantwoording van de vraag of de leidingen op grond van de splitsingsakte behoren tot de flat of tot de gemeenschappelijke gedeelten, moeten de bepalingen in de splitsingsakte worden uitgelegd. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij die uitleg aan op de in de splitsingsakte tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degenen die tot splitsing zijn overgegaan. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de omschrijving in die akte, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte. [1]
2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt toepassing van deze norm tot het oordeel dat de leidingen van traject B op grond van de splitsingsakte behoren tot de flat.
Tussen partijen is niet in geschil dat de hoofdleiding vanaf de straat naar de meetinrichting in het souterrain eigendom is van de netbeheerders (door [eiser] “leidingen traject A” genoemd). Per appartement is er in het souterrain een afzonderlijke meetinrichting. Vanaf iedere meetinrichting loopt een gas- en waterleiding tot het aansluitpunt in de individuele appartementen (traject B). Het gas en water dat stroomt door de leidingen van traject B wordt uitsluitend gebruikt door één van de individuele appartementseigenaren. Het gaat dus om gas en water dat bestemd is voor privégebruik door de individuele appartementseigenaar. De leidingen van traject B zijn dan ook voor afzonderlijk gebruik bestemd en het gebruiksrecht komt ook uitsluitend toe aan één van de individuele appartementen. Daarbij komt dat de leidingen van traject B in functionele zin uitsluitend ten dienste staan van één appartement. Zonder de individuele leidingen kunnen de overige gemeenschappelijke gedeelten en de overige privé-gedeelten onverminderd functioneren. Alleen het betreffende appartement is dan incompleet.
Verder blijkt nergens uit dat het technisch gezien onmogelijk is om alleen de leidingen van traject B voor een individueel appartement te vervangen. De leidingen zijn niet in beton gestort, maar met een zadelvoet aan de muur bevestigd, en daarmee dus niet onlosmakelijk van de constructie van het flatgebouw.
2.7.
[eiser] heeft nog aangevoerd dat het grootste deel van de leidingen van traject B zich bevindt in de privé berging in het souterrain van een buurman en in de verticale, afgesloten koker die door de individuele appartementen naar boven loopt. Hij zou daarom altijd toegang moeten vragen en verkrijgen tot de privé gedeelten van andere appartementseigenaren om de leidingen te kunnen vervangen. Maar dat is niet onderscheidend voor een gemeenschappelijk gedeelte en valt derhalve buiten de beoordeling. Bovendien zou ook de VvE hier tegenaan lopen. Daarbij komt dat de VvE tijden de zitting heeft toegelicht dat er nieuwe technieken zijn waardoor een appartementseigenaar de leidingen van traject B zou kunnen vervangen vanuit de koker in het eigen appartement zonder dat hij toegang nodig heeft in de koker in andere appartementen. In dat geval zou het dus mogelijk niet nodig zijn om toegang te vragen en krijgen tot de privé gedeelten van andere appartementseigenaren.
Weliswaar begrijpt de rechtbank dat er een financieel voordeel is wanneer tot collectieve vervanging van de leidingen wordt overgegaan. Maar dit doet aan het voorgaande niet af. Voor zover de individuele appartementseigenaars hun leidingen samen met andere appartementseigenaren willen (laten) vervangen, kunnen zij dit uiteraard op eigen initiatief buiten de VvE om (laten) doen.
2.8.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank het volgende op. Voor zover tijdens de ALV op 16 mei 2013 het besluit zou zijn genomen dat de leidingen van traject B gemeenschappelijk zijn, wat de VvE betwist, geldt dat een dergelijk besluit in strijd is met de splitsingsakte en dus op grond van artikel 2:14 lid 1 BW nietig is. Voor zover tijdens de ALV op 16 mei 2013 zou zijn besloten tot wijziging van de splitsingsakte in die zin dat de leidingen van traject B gemeenschappelijk zijn, wat de VvE eveneens betwist, geldt dat hieraan geen uitvoering is gegeven. Tot een wijziging van de splitsingsakte is het niet gekomen.
2.9.
De leidingen van traject B behoren op grond van de splitsingsakte dus tot de flat en niet tot de gemeenschappelijke gedeelten. De vordering van [eiser] om voor recht te verklaren dat de leidingen als gemeenschappelijke zaken moeten worden aangemerkt, zal dan ook worden afgewezen.
Een eventueel genomen besluit tijdens de ALV is nietig
2.10.
Op grond van artikel 2:14 lid 1 BW is een besluit van de VvE nietig als het besluit in strijd is met de wet of de statuten, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. Artikel 5:129 BW bepaalt dat de splitsingsakte voor de toepassing van artikel 2:14 BW gelijk wordt gesteld met de statuten.
2.11.
Voor zover tijdens een ALV een besluit is genomen om op kosten van de VvE tot collectieve vervanging van de leidingen van traject B over te gaan, wat de VvE betwist, is dit besluit in strijd met de splitsingsakte en dus nietig. Op grond van de splitsingsakte voert de VvE het beheer over de gemeenschap, met uitzondering van de gedeelten die bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Aangezien de leidingen van traject B zijn bestemd voor individueel gebruik, is de VvE dus niet bevoegd hierover te beslissen. Voor een besluit tot collectieve vervanging van de leidingen van traject B zou een wijziging van de splitsingsakte nodig zijn en kan niet met een gewoon meerderheidsbesluit worden volstaan.
2.12.
Dit betekent dat de volgende vorderingen van [eiser], wegens het ontbreken van een grondslag, moeten worden afgewezen: i) verklaring voor recht dat de VvE verplicht is om de leidingen collectief, preventief en gefaseerd uiterlijk 31 december 2024 te hebben laten vervangen op kosten van de VvE en ii) de VvE te bevelen om op haar kosten uitvoering te geven aan de door de ALV van de VvE genomen besluiten tot collectieve, preventieve en gefaseerde vervanging van de leidingen.
2.13.
Ook de vordering van [eiser] om de VvE te gelasten een ALV te houden en op deze vergadering een actueel uitgewerkt en gebudgetteerd plan aan de vergadering van eigenaars ter besluitvorming voor te leggen voor een collectieve, preventieve en gefaseerde vervanging van het deel van de leidingen, op straffe van een dwangsom, zal worden afgewezen. Omdat de leidingen tot de privégedeelten behoren, ontbreekt namelijk een rechtsgrond voor toewijzing van deze vordering.
Geen besluit genomen tijdens ALV op 23 november 2017
2.14.
Tijdens de ALV op 23 november 2017 heeft de VvE de nietigheid van de eventueel eerder genomen besluiten over de leidingen van traject B toegelicht. [eiser] vordert een verklaring voor recht dat tijdens de ALV op 23 november 2017 geen besluit is genomen over de leidingen van traject B. Naar de rechtbank uit de stellingen van [eiser] begrijpt, stelt [eiser] dat tijdens de ALV op 23 november 2017 geen besluit is genomen om het besluit uit 2013 tot collectieve vervanging van de leidingen van traject B te herzien.
2.15.
Onduidelijk is welk belang [eiser] bij deze vordering heeft. Zoals de VvE terecht heeft aangevoerd, werkt de nietigheid van besluiten waarbij strijd is met de wet of de statuten (waaronder de splitsingsakte) namelijk van rechtswege. Er is dus geen besluit nodig om ervoor te zorgen dat een dergelijk besluit nietig is. Deze vordering zal daarom worden afgewezen. Overigens blijkt nergens uit dat tijdens de ALV op 23 november 2017 een besluit is genomen over de leidingen van traject B en heeft de VvE dit standpunt tijdens deze procedure ook niet ingenomen.
2.16.
[eiser] heeft voorwaardelijk, voor zover de rechtbank van oordeel zou zijn dat
een besluit zou zijn genomen tijdens de ALV op 23 november 2017 over de leidingen, een verklaring voor recht gevorderd dat dit besluit nietig is. De rechtbank stelt vast dat de voorwaarde niet in vervulling is gegaan, zodat aan beoordeling van deze vordering niet wordt toegekomen.
Proceskosten
2.17.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de kant van de VvE worden begroot op:
  • griffierecht € 667,00
  • salaris gemachtigde
  • totaal € 1.793,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op dit moment aan de kant van de VvE begroot op € 1.793,00;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078 en van 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:337.