Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 januari 2021, met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 7;
- het tussenvonnis van 23 maart 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
NJ1993, 642).
ex nuncheeft getoetst, dus met afweging van nieuwe feiten en omstandigheden, waaronder de inmiddels gewezen uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018 in de zaken van [naam 3] Volgens de provincie bestonden er op grond van de provinciale verordening op het toetsingsmoment geen beperkingen die in de weg stonden aan het verlenen van een ontheffing met ingang van de datum waarop de ontheffing is verleend, zodat de provincie die ontheffing ook heeft verleend. Anders dan [eiser] stelt, kan uit het voorgaande niet worden afgeleid dat de provincie met dit nieuwe besluit erkent dat het besluit van 15 november 2016 onrechtmatig is. Dit besluit ziet immers niet op de periode die aan dit besluit vooraf gaat en komt dus ook niet in de plaats van het besluit van 15 november 2016. De enkele omstandigheid dat de provincie bij de besluitvorming over het nieuwe ontheffingsverzoek rekenschap heeft gegeven van de uitspraak van de Afdeling is daartoe onvoldoende.