ECLI:NL:RBDHA:2022:7120
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die de Tunesische nationaliteit claimt. De maatregel van bewaring was opgelegd op 10 mei 2022 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 7 juli 2022 gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek dat aan de eerdere uitspraak ten grondslag lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring sindsdien niet onrechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat de vertrekgesprekken niet zorgvuldig zijn gevoerd, omdat deze in het Engels plaatsvonden zonder Arabische tolk, en dat er geen zicht is op uitzetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel het de voorkeur heeft om een vertrekgesprek met een tolk te houden, dit niet automatisch leidt tot onzorgvuldigheid. Eiser heeft aangegeven de regievoerder goed te hebben verstaan tijdens de gesprekken.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in de procedure rondom de laissez-passeraanvraag. De Tunesische autoriteiten hebben aangegeven dat de identiteit van eiser niet bevestigd kan worden, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende heeft meegewerkt aan het verkrijgen van identificerende documenten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.