ECLI:NL:RBDHA:2022:7027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
9522699 RL EXPL 21-18451
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pensioenschade door wijziging pensioenregeling en verjaring van vorderingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschappen Tappan B.V. en Tappan Beheer B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.F. Muller, vorderde schadevergoeding wegens pensioenschade die hij zou hebben geleden door een wijziging van zijn pensioenregeling per 1 juni 2001. De eiser stelde dat hij van 1 maart 1992 tot 30 juni 2003 in dienst was bij Tappan en dat zijn pensioenregeling een eindloonregeling was, die eenzijdig was gewijzigd naar een beschikbare premieregeling. Hij claimde dat deze wijziging hem aanzienlijke schade had berokkend, begroot op € 136.340,-, en dat hij niet adequaat was geïnformeerd over de gevolgen van deze wijziging.

De gedaagden, Tappan B.V. en Tappan Beheer B.V., voerden verweer en stelden dat de kantonrechter niet bevoegd was om van de vordering kennis te nemen en dat de vorderingen van de eiser verjaard waren. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende basis was voor de bevoegdheid van de kantonrechter, maar dat de vorderingen van de eiser inderdaad verjaard waren. De kantonrechter concludeerde dat de eiser medio 2010 voldoende bekendheid had met de schade en de aansprakelijke partij, waardoor de verjaringstermijn was gaan lopen. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om tijdig actie te ondernemen bij wijzigingen in pensioenregelingen en de gevolgen van verjaringstermijnen in dergelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
nv/nve/d
Zaak-/rolnr.: 9522699 RL EXPL 21-18451
12 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. E.F. Muller,
tegen

1.de besloten vennootschap Tappan B.V.,

2.de besloten vennootschap
Tappan Beheer B.V.,
beiden gevestigd te Den Haag,
gedaagden,
gemachtigde: mrs. V. Breedveld en A.L.E.M. Zweipfenning.
Partijen worden hierna “ [eiser] ”, “Tappan” en “Tappan Beheer” genoemd.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 25 oktober 2021 met producties 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 14;
  • de brief van 22 mei 2022 aan de zijde van [eiser] met producties 12 tot en met 15.
1.2.
Op 2 juni 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. Muller voornoemd, alsmede [naam 1] en [naam 2] namens Tappan en Tappan Beheer, bijgestaan door mr. Breedveld voornoemd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden, evenals de aan de zijde van [eiser] overgelegde spreekaantekeningen. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
Tappan Beheer is bestuurder en enig aandeelhouder van Tappan.
2.2.
Bij brief van 25 mei 2021 – per deurwaardersexploot betekend op 27 mei 2021 –
heeft de gemachtigde van [eiser] Tappan en Tappan Beheer als volgt bericht:
“(…)
Cliënt is vanaf 1 maart 1992 tot en met 30 juni 2003 bij (een rechtsvoorganger van) Tappan BV of bij (een rechtsvoorganger van) Tappan Beheer BV in loondienst geweest. Een pensioenregeling maakte deel uit van de arbeidsovereenkomst. Bij de start van de arbeidsovereenkomst ingaande 1 maart 1992 is hij opgenomen in de destijds bij Tappan BV en Tappan Beheer BV geldende pensioenregeling. Op basis van deze pensioenregeling was bij Nationale Nederlanden een pensioen verzekerd op basis van een eindloonregeling. Op grond van deze regeling was een ouderdomspensioen gegarandeerd van maximaal 70% van de pensioengrondslag.
Bij brief van 14 februari 2001 van Tappan Communicatiemanagement BV (Thans Tappan Beheer BV) enig aandeelhouder van Tappan BV, is een nieuwe pensioenregeling aangekondigd met ingang van 1 juni 2001.
Met ingang van 1 juni 2001 is eenzijdig zonder toestemming van cliënt de eindloonregeling beëindigd c.q. gewijzigd in een beschikbare premieregeling. Gelijktijdig heeft een waardeoverdracht plaatsgevonden van het tot die tijd opgebouwde pensioen naar de uitvoerder van die beschikbare premieregeling.
De beschikbare premieregeling voorziet in een veel lagere pensioenopbouw dan de destijds overeengekomen eindloonregeling. Als gevolg van deze wijziging lijdt cliënt ontegenzeggelijk schade. De schade is voorlopig begroot op circa € 140.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten. Deze schade is volledig toerekenbaar aan Tappan BV en/of Tappan Beheer BV.
Over de nadelige gevolgen van deze wijzing van de eindloonregeling naar een beschikbare premieregeling heeft u cliënt namelijk destijds niet, althans niet behoorlijk, geïnformeerd, waardoor de voor de wijziging van de pensioenovereenkomst vereiste toestemming van cliënt heeft ontbroken.
Namens cliënt stel ik Tappan BV en Tappan Beheer BV hierbij uitdrukkelijk aansprakelijk voor de nadelige gevolgen van voormeld feitencomplex voor cliënt. (…)”
2.3.
In de hiervoor deels geciteerde brief wordt verwezen naar een brief van 14 februari 2001. In deze brief, met als onderwerp
‘nieuwe pensioenregeling’staat onder meer:
“(…)
Waarom een nieuwe pensioenregeling?
Voor de invoering van de nieuwe pensioenregeling zijn er drie belangrijke redenen.
- Het huidige contract loopt 1 juni a.s. af.
- We sluiten aan bij een maatschappelijke tendens tot individualisering en flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden.
- In de huidige pensioenregeling zijn de kosten onzeker en dus onbeheersbaar.
Nieuwe pensioenregeling
De nieuwe regeling is gebaseerd op een ander systeem dan de huidige pensioenregeling. De belangrijkste kenmerken van de nieuwe regeling zijn:
- Beschikbare premieregeling: de premie om je pensioen te betalen is gebaseerd op een percentage van je salaris.
- Dit percentage bestaat uit een vast en variabel deel. Het vaste deel wordt betaald door de werkgever. Het variabele deel wordt betaald door de werknemer. (…) De werknemer kan dus zelf beslissen hoeveel hij wil bijdragen aan zijn pensioenregeling. (…)
De werknemer beslist zelf in welke beleggingsfondsen hij het geld wil beleggen. (…)
Procedure invoering nieuwe regeling
(…) In de week van 12 tot en met 16 maart heeft Adrie Le Noble van Philipse Assuranties een individueel gesprek met alle medewerkers. Deze gesprekken worden bij ons op kantoor gehouden en duren ongeveer drie kwartier. (…)
In elk gesprek komt in ieder geval het volgende aan de orde:
- In welke beleggingsfondsen wil je de premies beleggen? Een halfjaar bericht beleggingsfondsen Nationale Nederlanden is alvast ter informatie bij deze brief gesloten.
- Wat is de hoogte van het werknemersdeel van de premie die je wil bijdragen?
- Bij aanvang van de nieuwe regeling beslist iedereen of de pensioenrechten, die tot dat moment zijn opgebouwd, blijven staan dan wel meegenomen worden naar de nieuwe regeling.
Om je voor te bereiden op je gesprek, kan je individuele informatie over jouw pensioenregeling (eigen cijfers) inzien (…)”

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
hoofdelijke veroordeling van Tappan en Tappan Beheer tot betaling aan [eiser] van een bedrag van primair € 136.340,- en subsidiair een bedrag van € 113.153,- ter zake van pensioenschade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
hoofdelijke veroordeling van Tappan en Tappan Beheer tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.138,40 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
hoofdelijke veroordeling van Tappan en Tappan Beheer tot betaling van een bedrag van € 1.603,25 ter zake de kosten van de schadeberekeningen die zijn gemaakt door het Nederlands Pensioenbureau Legal, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
Tappan en Tappan Beheer te veroordelen in de proceskosten alsmede de nakosten zonder en met betekening van het vonnis.
3.2.
[eiser] legt aan deze vorderingen, naast voormelde feiten, samengevat het volgende ten grondslag.
Allereerst stelt [eiser] dat hij op 1 november 1990 bij een rechtsvoorganger van Tappan in dienst is getreden, althans dat hij in ieder geval op de dag voor zijn uitdiensttreding, 30 juni 2003, bij Tappan in dienst was. Meer subsidiair stelt [eiser] dat hij destijds in dienst is getreden bij een rechtsvoorganger van Tappan Beheer, althans dat hij hier in ieder geval de dag voor zijn uitdiensttreding in dienst was.
Daarnaast stelt hij zich op het standpunt dat Tappan tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de pensioenovereenkomst en dat Tappan niet als goed werkgever is opgetreden, door niet zorgvuldig met de belangen van [eiser] om te gaan. Tappan heeft namelijk de bij indiensttreding overeengekomen pensioenregeling – een eindloonregeling, ondergebracht bij Nationale Nederlanden – per 1 juni 2001 eenzijdig gewijzigd. De eindloonregeling is hierbij vervangen door een beschikbare premieregeling.
Hierdoor lijdt [eiser] schade. Bij een eindloonregeling is de hoogte van de pensioenuitkering namelijk – in tegenstelling tot bij de beschikbare premieregeling – gegarandeerd. Daarnaast leidt de beschikbare premieregeling ertoe dat het rente- en beleggingsrisico en het langlevenrisico bij [eiser] als werknemer ligt, terwijl deze risico’s bij een eindloonregeling bij de werkgever dan wel pensioenverzekeraar liggen. Over deze risico’s is [eiser] niet geïnformeerd en ook is hij hier niet tegen gewaarschuwd.
[eiser] heeft zijn pensioenschade (waarbij de waarde van zijn pensioen op basis van de beschikbare premieregeling is afgezet tegen het ouderdomspensioen dat zou zijn opgebouwd bij het voortzetten van de eindloonregeling) laten berekenen door het Nederlands Pensioenbureau Legal. Uit deze berekening volgt dat zijn pensioenschade € 136.340,- bedraagt per 1 juni 2021.
3.3.
Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat hij schade heeft geleden, doordat ter gelegenheid van de wijziging van de pensioenregeling een waardeoverdracht heeft plaatsgevonden van het onder de eindloonregeling opgebouwde kapitaal, waarbij geldt dat dit kapitaal onder de beschikbare premieregeling minder rendeert. De ten gevolge van deze waardeoverdracht geleden schade is door het Nederlands Pensioenbureau Legal berekend op € 113.153,- per 1 juni 2021. Ook hiervoor geldt dat [eiser] niet is gewaarschuwd tegen de risico’s en nadelige gevolgen van deze waardeoverdracht. Bovendien heeft hij hier niet mee ingestemd, althans is hij niet geïnformeerd over de nadelige gevolgen daarvan.
3.4.
Tappan en Tappan Beheer hebben verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Tussen partijen is kort gezegd in geschil, of [eiser] pensioenschade heeft geleden door de wijziging van zijn pensioenregeling per 1 juni 2001.
Tappan en Tappan Beheer hebben als meest verstrekkende verweren aangevoerd dat [eiser] de verkeerde procespartij heeft gedagvaard, dat de kantonrechter niet bevoegd is en dat de vorderingen van [eiser] zijn verjaard.
Bevoegdheid
4.2.
Onder verwijzing naar artikel 216 Pensioenwet hebben Tappan en Tappan Beheer betwist dat de kantonrechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen, voor zover [eiser] in dit verband een beroep doet op een pensioenovereenkomst. Er was namelijk helemaal geen sprake van een pensioenovereenkomst tussen partijen. Dit betekent dat ook geen schade kan worden gevorderd wegens niet nakoming van de pensioenovereenkomst, aldus Tappan en Tappan Beheer.
4.3.
Op grond van artikel 216 Pensioenwet worden zaken betreffende vorderingen uit hoofde van een pensioenovereenkomst, een uitvoeringsovereenkomst, een uitvoeringsreglement of een pensioenreglement door de kantonrechter behandeld en beslist. Uit de Memorie van Toelichting, behorende bij artikel 216 Pensioenwet, volgt dat het artikel is bedoeld als geactualiseerde vervanging van artikel 33 Pensioen- en spaarfondsenwet (waarin ook de kantonrechter als bevoegde rechter is aangewezen) en dat deze is gebaseerd op de wens om aansluiting te vinden bij artikel 93 Rv. In dit artikel is bepaald dat zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, door de kantonrechter worden behandeld en beslist. De wetgever heeft gewild dat pensioengeschillen net als geschillen over een arbeidsovereenkomst, op een zo eenvoudig mogelijke wijze en met zo gering mogelijke kosten moeten kunnen worden uitgevoerd.
Verder volgt uit de Memorie van Toelichting dat de wetgever heeft beoogd de pensioengeschillen in de driehoeksverhouding tussen werkgever, werknemer en uitvoerder (waarbij niet van belang is of dit een pensioenfonds of andere uitvoerder is), onder de bevoegdheid van de kantonrechter te brengen.
Hoewel aan Tappan en Tappan Beheer kan worden toegegeven dat artikel 216 Pensioenwet pas per 1 januari 2007 in werking is getreden en het regime van de pensioenovereenkomst toen pas is ingevoerd, kan het criterium ‘uit hoofde van’ ruim worden uitgelegd. In dit geval is niet in geschil dat [eiser] vanaf het moment van indiensttreding via zijn werkgever pensioen heeft opgebouwd, dat dit pensioen bij aanvang was ondergebracht bij Nationale Nederlanden en dat de bestaande pensioenregeling vervolgens per 1 juni 2001 is gewijzigd. Onder deze feiten en omstandigheden acht de kantonrechter zich dan ook bevoegd hierover te oordelen.
Verjaring en verkeerde partij
4.4.
Tappan en Tappan Beheer hebben verder aangevoerd dat zij niet als werkgever door [eiser] kunnen worden aangesproken, omdat hij in dienst was bij RCC Tappan B.V./Tappan Utrecht B.V. Bovendien zijn de vorderingen van [eiser] al verjaard. Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst verjaart op grond van artikel 3:307 BW namelijk door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Aangezien het [eiser] op 1 juni 2001 duidelijk was dat de pensioenregeling was gewijzigd, had hij op dat moment onmiddellijk nakoming kunnen en moeten vorderen van zijn oude pensioenregeling. Deze vordering is vanaf 1 juni 2006 dus verjaard.
Verder vordert [eiser] schadevergoeding op grond van slecht werkgeverschap. Deze vordering dient op grond van artikel 3:310 BW te worden beoordeeld en maakt dat het aanvangstijdstip van de verjaring het moment was waarop [eiser] een pensioen op basis van een beschikbare premieregeling werd toegekend – 1 juni 2001 – en wat de waardeoverdracht betreft vangt de termijn uiterlijk 1 oktober 2001 aan. Ook deze vorderingen zijn dus in 2006 verjaard.
[eiser] heeft vervolgens ter zitting betwist dat hij nakoming van een pensioenovereenkomst vordert en expliciet een beroep gedaan op artikel 3:310 BW, nu het in de kern gaat om een vordering tot schadevergoeding. Volgens [eiser] is de in dit artikel genoemde absolute verjaringstermijn van twintig jaren van toepassing.
4.5.
Op grond van artikel 3:310 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet de eis dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon aldus worden opgevat dat het hier gaat om een daadwerkelijke bekendheid, zodat het enkele vermoeden van het bestaan van schade dan wel het enkele vermoeden welke persoon voor de schade aansprakelijk is, niet voldoende is (ECLI:NL:HR:2022:627). Dit betekent dat de verjaringstermijn van artikel 3:310 BW pas begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Op welk tijdstip de verjaringstermijn is gaan lopen, is afhankelijk van de relevante omstandigheden van het geval.
4.6.
[eiser] heeft in dit verband naar voren gebracht dat hij in het voorjaar van 2021 via de website ‘Claim uw pensioenverlies.nl’ bekend is geworden met het feit dat hij mogelijk schade heeft geleden vanwege de wijziging van zijn bestaande pensioenregeling naar een beschikbare premieregeling per 1 juni 2001. Ook als ervan wordt uitgegaan dat de verjaringstermijn is aangevangen op 1 juni 2001, is de verjaring tijdig – namelijk in mei 2021 – gestuit, aldus [eiser] .
Tappan en Tappan Beheer hebben vervolgens aangevoerd, dat [eiser] in het kader van de beschikbare premieregeling jaarlijks een overzicht van de pensioenuitvoerder ontvangt, waarin met duidelijke voorbeelden wordt aangegeven wat het percentage aan pensioen is dat bij pensionering zal worden ontvangen. Hoewel [eiser] ter zitting heeft gesteld dat dergelijke overzichten door hem niet jaarlijks zijn ontvangen, volgt het tegendeel al uit de door hemzelf als productie 13 overgelegde jaaropgave uit 2003, waarin staat dat (op dat moment) het percentage aan te ontvangen ouderdomspensioen is gelegen tussen 49,62% en 60,50%. Ook is op dit jaarlijkse overzicht vermeld, hoe het staat met de koers en waarde van de door [eiser] in het kader van de beschikbare premieregeling gekozen beleggingsfondsen (zie ook 2.3.). Daarnaast staat vast dat [eiser] in ieder geval vanaf de verplichtingstelling per 2008 jaarlijks UPO’s (Uniforme Pensioenoverzichten) heeft ontvangen. Tot slot hebben Tappan en Tappan Beheer onweersproken aangevoerd dat de kredietcrisis in 2008 grote invloed heeft gehad op de pensioenopbouw (die immers deels via beleggingen ging) en dat dit ook duidelijk zichtbaar is (geweest) in de jaarlijkse overzichten.
De kantonrechter is gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en het geschetste beoordelingskader van artikel 3:310 lid 1 BW van oordeel dat [eiser] in ieder geval medio 2010 voldoende zekerheid heeft verkregen over de thans door hem gestelde geleden schade en de volgens hem hiervoor aansprakelijke persoon (de werkgever). Dat [eiser] de UPO’s niet of niet voldoende heeft bestudeerd, omdat zijn pensioen nog ver weg was, kan hem in deze niet baten. Het doel van de verstrekking van het UPO is immers deelnemers tijdig meer informatie te verschaffen over de hoogte van het al dan niet opgebouwde en op te bouwen pensioen en de deelnemer daarmee daadwerkelijke bekendheid te bieden van de (negatieve) resultaten, teneinde eventueel actie te ondernemen. Het jarenlang (on)bewust negeren van de van overheidswege verplichte overzichten kan niet meebrengen dat de verjaringstermijn daarom niet gaat lopen. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] medio 2015 zijn verjaard, nu gesteld noch gebleken is dat deze eerder zijn gestuit dan in 2021. Conclusie is dan ook dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen en dat de overige stellingen en weren van partijen geen bespreking meer behoeven.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Tappan en Tappan Beheer vastgesteld op € 1.744,- als het aan de gemachtigde van Tappan en Tappan Beheer toekomende salaris.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. N.F.H. van Eijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2022.