ECLI:NL:RBDHA:2022:6983
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en gewone verblijfplaats van minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige, ingediend door de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2021, zijn gewone verblijfplaats in Nederland had op het moment dat de moeder hem op 30 november 2021 meenam naar Nederland. De vader had de intentie om met de minderjarige naar België te gaan, maar de rechtbank oordeelde dat de moeder niet had ingestemd met een wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van ongeoorloofde overbrenging, aangezien de minderjarige vanaf 12 november 2021 in Nederland woonde, waar zijn sociale en familiale omgeving zich bevond. De rechtbank wees het verzoek van de vader tot teruggeleiding van de minderjarige naar België af en beëindigde de voorlopige voogdij. De rechtbank benadrukte het belang van regelmatig contact tussen de minderjarige en zijn vader en moedigde partijen aan om via crossborder mediation tot een oplossing te komen.