Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[Naam], eiser v-nummer: [Nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €379,50
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 21 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 10 maart 2022 een verweerschrift ingediend. Op 8 juni 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat er inmiddels een besluit op de asielaanvraag is genomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser heeft echter ook verzocht om vast te stellen hoeveel bestuurlijke dwangsommen er verbeurd zijn. De partijen zijn verdeeld over de vraag of deze vaststelling mogelijk is. Verweerder stelt dat artikel 8:55c van de Awb, dat de bestuursrechter de mogelijkheid biedt om verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen, door de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND buiten toepassing is verklaard. Eiser wijst erop dat dit gedeelte van de Tijdelijke wet onverbindend is verklaard in een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem.
De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem en oordeelt dat een beroep op het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel niet kan slagen. De rechtbank concludeert dat de Tijdelijke wet niet onverbindend is, waardoor er geen procesbelang is voor het vaststellen van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, maar veroordeelt verweerder wel in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €379,50, omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen door alsnog een besluit te nemen.