ECLI:NL:RBDHA:2022:6944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
NL22.5162
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 25 maart 2022 een aanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 maart 2022 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar zijn gemachtigde heeft op 15 april 2022 laten weten niet ter zitting te verschijnen. De staatssecretaris heeft op 19 april 2022 een verweerschrift ingediend en ook aangegeven niet ter zitting aanwezig te zijn.

Tijdens de zitting op 20 april 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en aangekondigd dat de uitspraak over zes weken zou volgen. Op 30 mei 2022 heeft de staatssecretaris gemeld dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. De rechtbank heeft op 8 juni 2022 de uitspraaktermijn verlengd en de gemachtigde van eiser verzocht om binnen een week te reageren op de MOB-melding. Echter, de gemachtigde heeft niet gereageerd. Op 24 juni 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en partijen de gelegenheid gegeven om aan te geven of zij nog een nadere zitting wensen. Aangezien geen van de partijen hierop heeft gereageerd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling die bescherming heeft gevraagd Nederland verlaat zonder te laten weten waar hij verblijft, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming. Gezien het uitblijven van een reactie van de gemachtigde van eiser, concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.5162
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] , eiser v-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. S. Zwiers), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De gemachtigde van eiser heeft op 15 april 2022 schriftelijk laten weten dat zij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen. Verweerder heeft op 19 april 2022 een verweerschrift ingediend en daarbij aangegeven eveneens niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Op de zitting van 20 april 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en bepaald dat uitspraak zal worden gedaan over zes weken.
Op 30 mei 2022 heeft verweerder bericht dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken.
Op 8 juni 2022 heeft de rechtbank bij brief de uitspraaktermijn verlengd met zes weken. Op dezelfde datum heeft de rechtbank gemachtigde van eiser verzocht binnen een week te reageren op de MOB melding van verweerder. Gemachtigde van eiser heeft desgevraagd niet gereageerd.
De rechtbank heeft naar aanleiding van genoemd bericht van verweerder op 24 juni 2022 het onderzoek heropend. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld binnen een week na verzending van de brief van 24 juni 2022 aan te geven of zij nog een nadere zitting wensen. Nadat geen van de partijen heeft aangegeven op een zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Bij bericht van 30 mei 2022 heeft verweerder laten weten dat eiser MOB is vertrokken. Gemachtigde van eiser heeft, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, niet gereageerd op dit bericht.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State1 volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde.
3. Gelet op het bericht van verweerder en het uitblijven van een reactie van de gemachtigde van eiser, neemt de rechtbank aan dat gemachtigde geen recent contact meer heeft gehad met eiser. De rechtbank neemt dan ook aan dat eiser niet langer prijs meer stelt op asiel in Nederland, zodat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4. Nu het procesbelang is te komen ontvallen, is het beroep niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr.
S.C. Spruijt, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 september 2019 ( ECLI:NL:RVS:2019:579).
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR21247870

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.