ECLI:NL:RBDHA:2022:6940

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
NL22.12271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en onjuiste functiebenaming in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiseres de maatregel van bewaring was opgelegd. Eiseres, die de Indiase nationaliteit heeft, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 27 juni 2022 in bewaring is gesteld op grond van de Vreemdelingenwet, omdat er een risico bestond dat zij zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiseres betwistte de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel te rechtvaardigen.

De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat er een gebrek was in het voortraject van de bewaring, namelijk de onjuiste functiebenaming van de ambtenaren die eiseres staande hielden. De rechtbank oordeelde dat dit gebrek niet leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel, omdat de belangen van eiseres niet geschaad waren en er voldoende andere gronden waren voor de bewaring. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Wel werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 759.

De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12271

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiseres heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 4 juli 2022 heeft eiseres de beroepsgronden ingediend. Op 6 juli 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 7 juli 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Indiase nationaliteit te bezitten.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiseres:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;- 3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiseres:
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiseres betwist de zware gronden 3a en 3b. Eiseres is Nederland met een geldig visum ingereisd. Zij heeft zich gemeld bij de autoriteiten en heeft zich nooit onttrokken aan het toezicht.
4. Onbetwist is dat eiseres Nederland is ingereisd op een geldig toeristenvisum. Verweerder heeft in de maatregel voldoende gemotiveerd waarom wordt aangenomen dat eiseres het visum voor een geheel ander doel heeft gebruikt om zo haar toegang te verschaffen tot Nederland om hier langdurig te verblijven. De zware grond 3a is feitelijk juist. De stelling dat eiseres zich nooit aan het toezicht heeft onttrokken wordt niet gevolgd. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom de zware grond 3b aan eiseres wordt tegengeworpen. De zware grond 3b is tevens feitelijk juist.
5. Eiseres stelt dat zij staande is gehouden door een medior transportgeleider en een senior transportgeleider van DV&O. Deze functiebenamingen komen echter niet voor in artikel 2 van het BboDVO 2019. [4] De vermelding van de onjuiste functiebenamingen vormt een gebrek in het voortraject dat dient te leiden tot de onrechtmatigheid van de maatregel.
6. De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding van 27 juni 2022 blijkt dat eiseres is staande gehouden door twee verbalisanten, werkzaam voor de Dienst Vervoer & Ondersteuning waarbij als functie is vermeld medior transportgeleider. De functiebeschrijving ‘transportgeleider’ komt voor in artikel 2 van het BboDVO 2014 [5] maar dit is met de invoering van het BboDVO 2019 vervangen door de functie van beveiliger. Uit de uitspraak van de Afdeling [6] van 25 april 2022 [7] blijkt dat de functie van transportgeleider binnen het functiegebouw Rijk wordt aangemerkt als (inrichtings)beveiliger als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, van het BboDVO 2019. De betrokken ambtenaren bekleden de functie van beveiliger en zijn daarmee aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaren zodat aan hen de bevoegdheden uit artikel 50a van de Vw toekomen.
7. De rechtbank is, met verwijzing naar de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling, van oordeel dat met de onjuiste functiebenaming sprake is van een gebrek in het voortraject. Een dergelijk gebrek maakt de bewaring echter pas onrechtmatig als de daarmee gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. Niet is gesteld of gebleken dat de belangen van eiseres zijn geschonden door de onjuiste functieaanduiding. Verder is het gebrek van formele aard en liggen er aan de maatregel van bewaring voldoende gronden ten grondslag. De maatregel is niet onrechtmatig.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Als gevolg van het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 759,00 (zevenhonderdnegenenvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer & Ondersteuning 2019.
5.Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer & Ondersteuning 2014.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.