ECLI:NL:RBDHA:2022:6854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
C/09/628493 KG ZA 22-357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over betaling voorschot op uitstaande declaraties tussen jeugdhulpinstellingen Compassie Jeugdhulp B.V. en Veerkracht Jeugdhulp B.V.

In deze zaak, die op 23 mei 2022 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde Compassie Jeugdhulp B.V. (hierna: Compassie) in kort geding een voorschot van € 349.997,27 op uitstaande declaraties van Veerkracht Jeugdhulp B.V. (hierna: Veerkracht) voor de maanden december 2021 tot en met maart 2022. Compassie stelde dat Veerkracht gehouden was om deze bedragen te betalen op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen beide partijen. Veerkracht voerde verweer en stelde dat zij de betaling had opgeschort omdat Compassie niet de gevraagde documenten had verstrekt die nodig waren voor de controle door haar accountant. De voorzieningenrechter oordeelde dat Veerkracht zich ten onrechte op dit opschortingsrecht beriep en dat Compassie recht had op betaling van het gevorderde voorschot. De rechter wees de vorderingen van Veerkracht in reconventie af, omdat deze onvoldoende aannemelijk waren gemaakt. De voorzieningenrechter veroordeelde Veerkracht tot betaling van het gevorderde bedrag en legde een dwangsom op voor het geval van niet-nakoming. De kosten van het geding werden eveneens aan Veerkracht opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/628493 / KG ZA 22-357
Vonnis in kort geding van 23 mei 2022
in de zaak van
COMPASSIE JEUGDHULP B.V.te Den Haag,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.F. van der Mersch te Amsterdam,
tegen:
VEERKRACHT JEUGDHULP B.V.te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.P. de Man te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Compassie’ en ‘Veerkracht’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eisen in reconventie, met producties;
- de brief van 19 mei 2022 van de zijde van Compassie, met producties;
- de op 20 mei 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door Compassie pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 23 mei 2022 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 7 juni 2022.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Zowel Compassie als Veerkracht zijn jeugdhulpinstellingen die jeugdhulp verlenen op grond van de Jeugdwet.
2.2.
Veerkracht is opgericht in oktober 2020 door haar huidige bestuurders tezamen met mevrouw [A] (hierna: [A]). Veerkracht heeft op 1 januari 2021 een overeenkomst gesloten met de gemeente Den Haag (hierna: de Gemeente) voor het verlenen van jeugdhulp aan inwoners van Den Haag en omringende gemeenten.
2.3.
Nadat er problemen zijn ontstaan in de samenwerking tussen de huidige bestuurders van Veerkracht en [A], zijn zij overeengekomen ieder een onderneming te gaan drijven. Aangezien Veerkracht als enige een overeenkomst had met de Gemeente, zijn partijen overeenkomen dat [A] als onderaannemer van Veerkracht jeugdhulp zou gaan verlenen aan een deel van die jeugdigen. Partijen hebben daartoe op 5 april 2021 een samenwerkingsovereenkomst gesloten (hierna: de samenwerkingsovereenkomst).
2.4.
In de samenwerkingsovereenkomst zijn partijen, voor zover hier relevant, het volgende overeengekomen (waarbij Compassie is aangeduid als Veerkracht Specifiek):
“(…)
1.5. (…)
Veerkracht (…) is de hoofdaannemer binnen de zorgtrajecten en (…) Veerkracht Specifiek is de onderaannemer en hiermee de uitvoerder van de zorgtrajecten.”
(…)
2.1.
De zorg die partijen leveren vindt plaats onder de verantwoordelijkheid en het risico van de eigen organisatie. Partijen leggen verantwoording voor de geleverde zorg af bij de gemeente.
2.2.
Partijen hebben zelf de regie over de behandelplannen en de zorgtrajecten.
(…)
3.2.
De gehanteerde tarieven staan aangegeven op de tarievenlijst van de gemeente. De productcodes zijn vanuit de H10-gemeenten gemeenten gekoppeld aan bedragen.
3.3.
Voor de 3de van elke maand zal er een overzicht van de geleverde zorg worden verstuurd naar zowel de hoofdaannemer als de contactpersoon van Vecozo.
3.4.
De facturen van de geleverde zorg zullen de maand erop voor de 3de worden verstuurd naar [voorzieningenrechter: emailadres van Veerkracht].
3.5.
Betaaltermijn: binnen 5 dagen nadat de hoofdaannemer het bedrag vanuit de gemeente heeft ontvangen, met een maximaal tarief van 30 dagen na het versturen van de facturen.
(…)
4.1.
Beide Partijen dragen zelf verantwoordelijkheid voor de geleverde zorg.
4.2.
Indien de onderaannemer zelfstandigen zonder personeel (zzp) inzet voor de werkzaamheden is de onderaannemer verantwoordelijk dat de professionals voldoen aan de gestelde eisen van de gemeente.
(…)
5.1.
De afspraken in deze overeenkomst gaan in per 22 maart 2021.
(…)”
2.5.
Ten tijde van de zitting in dit geding had Compassie de door haar in de periode van maart 2021 tot en met maart 2022 geleverde jeugdhulp aan Veerkracht gefactureerd door aanlevering van de daarvoor benodigde gegevens aan het door Veerkracht ingeschakelde bureau […]. Veerkracht heeft die facturen bij de Gemeente ingediend. Veerkracht heeft slechts een gedeelte van de van de Gemeente daarvoor ontvangen bedragen aan Compassie doorbetaald; deels in 2021 en deels in 2022. Die laatste betaling betrof de door Compassie gefactureerde verblijfskosten van de jeugdigen over de maanden maart tot en met november 2021. Veerkracht heeft nadien geen betalingen meer verricht aan Compassie, noch op de nog openstaande facturen over 2021, noch op de nog openstaande facturen over 2022.
2.6.
Veerkracht heeft in een brief van 13 april 2022 aan Compassie gevraagd om diverse documenten en gegevens aan te leveren ten behoeve van een door haar accountant uit te voeren controle. Zij heeft daarbij verklaard dat zij de door haar van de Gemeente ontvangen en nog te ontvangen bedragen over de maanden na november 2021 aan Compassie zal voldoen nadat Compassie de gevraagde gegevens heeft verstrekt.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Compassie vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. Veerkracht te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 349,997,27 op de uitstaande declaraties over de maanden december 2021 tot en met maart 2022 voor het deel dat ziet op de verblijfskosten van de jeugdigen, althans een door uw voorzieningenrechter te bepalen bedrag, uiterlijk vijf dagen na dagtekening van het vonnis;
2. Veerkracht te bevelen om, zo lang er jeugdigen bij Compassie verblijven op basis van de overeenkomst die de Gemeente met Veerkracht heeft gesloten en tot aan een vonnis van de rechtbank in de door Compassie aanhangig te maken bodemprocedure, door de Gemeente aan Veerkracht uitbetaalde declaraties van Compassie binnen vijf dagen na ontvangst van die betalingen te betalen aan Compassie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag dat Veerkracht in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 500.000,-;
3. Veerkracht te bevelen om, zo lang in een bodemprocedure niet definitief is bepaald dat Veerkracht tegenover Compassie enige vordering heeft die zij mag verrekenen, zich te onthouden van iedere vorm van opschorting, inhouding of verrekening ten aanzien van uitstaande en toekomstige declaraties, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag dat Veerkracht in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 500.000,-;
subsidiair
1. Veerkracht te bevelen om, zo lang er jeugdigen bij Compassie verblijven op basis van de overeenkomst die de Gemeente met Veerkracht heeft gesloten en tot aan een vonnis van de rechtbank in de door Compassie aanhangig te maken bodemprocedure, door de Gemeente aan Veerkracht uitbetaalde declaraties van Compassie, voor het deel dat ziet op de verblijfskosten van de jeugdigen, binnen vijf dagen na ontvangst van die betalingen te betalen aan Compassie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag dat Veerkracht in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 500.000,-;
met veroordeling van Veerkracht in de proceskosten en de nakosten op de wijze zoals in de dagvaarding is vermeld.
3.2.
Daartoe voert Compassie – samengevat – het volgende aan. Veerkracht is op grond van de samenwerkingsovereenkomst gehouden om de openstaande facturen aan Compassie te betalen. Compassie heeft er een spoedeisend belang bij dat Veerkracht in dit kort geding in ieder geval een voorschot betaalt over de maanden december 2021 tot en met maart 2022 voor het deel dat ziet op de verblijfskosten van de jeugdigen en dat zij ook in de toekomst de door de Gemeente aan Veerkracht uitbetaalde declaraties aan Compassie doorbetaald, voor het deel dat ziet op de verblijfskosten van de jeugdigen. Compassie kan de kosten niet langer voorschieten en de continuïteit van de zorgverlening aan de jeugdigen staat ernstig onder druk.
3.3.
Veerkracht voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
Veerkracht vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
Compassie te gebieden om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis ter zake iedere door haar in 2021 en in 2022 onder het contract met Veerkracht bediende zorgcliënt aan Veerkracht af te geven:
1. de beschikking uit 2021 van de Gemeente ter zake de toekenning van jeugdzorg, de verwijzing uit 2021 door de betreffende verwijzer, alle in 2021 en 2022 volgens de geldende vereisten opgemaakte en ondertekende zorgplannen en perspectiefplannen, de volgens de geldende vereisten opgestelde zorgrapportages van alle contactmomenten in 2021 en 2022 vastgelegd in het zorgadministratiesysteem ZilliZ, de volgens de geldende vereisten met de zorgcliënt opgestelde schriftelijke evaluaties in 2021 en 2022 van de in 2021 en 2022 geleverde jeugdhulp;
2. gespecificeerde en inzichtelijke overzichten van de door Compassie in 2021 en 2022 verloonde uren van de in 2021 en 2022 door Compassie ingezette bij volledige naam genoemde zorgwerknemers en van gespecificeerde overzichten van de in 2021 en 2022 door Compassie ingehuurde uren van door Compassie als zorgmedewerkers ingezette bij volledige naam genoemde ZZP-ers en onderaannemers;
3. gespecificeerde overzichten over 2021 en 2022 met daarin de uitgewerkte stelregels van het gemiddeld aantal zorgcliënten voor dagdelen zorg in groepen, van de gemiddelde duur van voormelde dagdelen en van het gemiddeld aantal zorgverleners per groep;
4. overzichten van de klachtenregistratie over 2021 en 2022 mede omvattende de opvolging van deze klachten;
5. een compleet overzicht van alle door Compassie in 2021 en 2022 ingezette bij volledige naam genoemde zorgmedewerkers, waaronder begrepen zowel werknemers, ZZP-ers als onderaannemers, welk overzicht per medewerker is voorzien van een overzicht van de genoemde zorgcliënten die deze in 2021 en 2022 heeft begeleid, van de diploma’s en andere opleidingsbewijzen die deze heeft verworven, van de over de periodes in 2021 en 2022 dat deze werkzaam was geldende Verklaring Omtrent Gedrag en van een bewijs van registratie Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (hierna: SKJ) over 2021 en 2022 in de gevallen de betreffende medewerkers in 2021 en/of 2022 jeugdzorg hebben geleverd waarvoor het bezit van een SKJ-registratie is vereist;
6. een gespecificeerd en inzichtelijk overzicht per zorgcliënt van de in 2021 en 2022 door Compassie geleverde jeugdhulp waarvoor het bezit van een bewijs van een SKJ- registratie is vereist;
7. een omschrijving per cliënt hoe Compassie in 2021 en 2022 de veiligheid en zorg per cliënt waarborgt;
8. een gespecificeerde maandelijkse urenverantwoording voor de ingezette begeleiding voor zowel de productgroep Begeleiding als de productgroep Verblijf over 2021 en 2022, mede omvattend welke bij volledige naam genoemde zorgmedewerker deze begeleiding heeft verzorgd en hoeveel uren deze de begeleiding heeft verzorgd en waarom deze begeleiding voor deze cliënt is ingezet;
subsidiair – in geval van afwijzing van de primaire vorderingen sub 1 tot en met 4 –:
Compassie te gebieden om de hiervoor onder 1 tot en met 4 genoemde stukken binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan accountant Munt Control af te geven;
meer subsidiair – in geval van afwijzing van de subsidiaire vordering –:
Compassie te gebieden om, ter zake iedere door haar in 2021 onder het contract met Veerkracht bediende zorgcliënt, te bewerkstelligen dat een door Compassie aangewezen accountant binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis in het kader van de Financiële Productieverantwoording WMO en Jeugdwet 2021 de specifieke productieverantwoording van Compassie, voorzien van een controleverklaring en voorzien van door accountant Munt Control geschikt bevonden controle-informatie, aan laatstgenoemde accountant overlegt, in overeenstemming met door die accountant vastgestelde instructies en werkwijze;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250.000,- voor overtreding van voormelde geboden en van € 5.000,- voor iedere dag dat die overtreding voortduurt en met veroordeling van Compassie in de proceskosten en de nakosten, op de wijze zoals in de vordering in reconventie is vermeld.
3.5.
Daartoe voert Veerkracht – samengevat – het volgende aan. Veerkracht heeft de gevraagde stukken nodig om aan de financiële productieverantwoording WMO en Jeugdwet 2021 te kunnen voldoen, om de juistheid van de facturen van Compassie en daarmee de juistheid van haar declaraties aan de Gemeente te kunnen beoordelen, om vragen van de Gemeente en van [B] te kunnen beantwoorden en om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de door haar uitbestede jeugdhulp te kunnen controleren. Veerkracht ziet daarvoor aanleiding omdat haar diverse negatieve berichten over Compassie hebben bereikt. Veerkracht heeft hierbij een spoedeisend belang, omdat zij haar verantwoordelijkheden moet kunnen waarmaken.
3.6.
Compassie voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

In reconventie
4.1.
Hierna zullen uit proceseconomische overwegingen eerst de vorderingen in reconventie aan de orde komen. De voorzieningenrechter acht deze niet toewijsbaar, omdat Veerkracht in het licht van het gemotiveerde verweer van Compassie de gehoudenheid van Compassie om aan het gevorderde te voldoen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
4.2.
Veerkracht heeft haar aanspraken met name gebaseerd op (wettelijke en contractuele) vereisten waaraan de verleende jeugdhulp en de instellingen die die hulp verlenen, moeten voldoen. Compassie heeft dat ook niet betwist, maar terecht gesteld dat daaruit nog niet volgt dat zij gehouden is om alle door Veerkracht gevorderde stukken aan Veerkracht of haar accountant te verstrekken op de door Veerkracht gevorderde wijze. Compassie heeft in dit verband gewezen op de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst en de voorzieningenrechter volgt Compassie in haar standpunt dat die overeenkomst in de verhouding tussen partijen tot uitgangspunt dient te worden genomen. Voor zover Veerkracht anderszins heeft betoogd, gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij.
4.3.
In die samenwerkingsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat de zorg die zij leveren plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid en het risico van de eigen organisatie, partijen verantwoording afleggen voor de geleverde zorg bij de Gemeente, partijen zelf de regie hebben over de behandelplannen en de zorgtrajecten, partijen zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de geleverde zorg en indien de onderaannemer zzp-ers inzet voor werkzaamheden, Compassie ervoor verantwoordelijk is dat de professionals voldoen aan de gestelde eisen van de Gemeente. Compassie heeft genoegzaam toegelicht dat en hoe zij haar verantwoordelijkheid ook zelf neemt. Zij heeft onder meer verklaard alle informatie te zullen aanleveren waartoe zij is gehouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet op de daarvoor geëigende wijze, alle medewerking te zullen verlenen aan eventuele materiële controles van de Gemeente en bereid te zijn haar accountant opdracht te geven om dezelfde controle te verrichten die hij ook heeft verricht voor de gemeenten met wie Compassie zelf een overeenkomst heeft, welke verklaring aan de accountant van Veerkracht kan worden verstrekt en die door Veerkracht dan kan worden gebruikt voor het indienen van de productverantwoording.
4.4.
Compassie is ook ingegaan op de diverse verwijten die Veerkracht haar maakt. Zij heeft daarbij onweersproken gesteld dat Veerkracht haar over diverse van de door haar (eerst) in dit geding genoemde onregelmatigheden nooit heeft geïnformeerd en bevraagd. Desondanks heeft Compassie toegelicht dat en waarom die verwijten volgens haar niet terecht zijn. Daarbij heeft zij ook gewezen op een onlangs door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd uitgevoerd diepgaand onderzoek, waarbij is vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de kwaliteit van de jeugdhulp die Compassie heeft verleend. Veerkracht heeft die uitkomst van dat onderzoek niet weersproken. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van Compassie kan in dit geding niet voorshands worden uitgegaan van de juistheid van het betoog van Veerkracht over deze onregelmatigheden.
4.5.
Veerkracht heeft, in het licht van het gemotiveerde verweer van Compassie en binnen het beperkte kader van deze procedure, waarin geen plaats is voor nader onderzoek, niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er gegronde redenen zijn om af te wijken van de tussen partijen gemaakte afspraken, in die zin dat moet worden aangenomen dat Compassie gehouden is om, anders dan in de samenwerkingsovereenkomst opgenomen, verantwoording af te leggen aan Veerkracht en dan ook nog op de zeer uitgebreide wijze zoals Veerkracht dat wenst. Dat het nodig is om Compassie in een procedure te veroordelen tot waartoe zij zich al bereid heeft getoond is ook niet gebleken. De vorderingen in reconventie zullen daarom integraal worden afgewezen.
4.6.
Veerkracht zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding als na te melden. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).
In conventie
4.7.
Partijen zijn in artikel 3.5 van de samenwerkingsovereenkomst met elkaar overeengekomen dat Veerkracht aan Compassie de door haar gefactureerde bedragen zal betalen binnen vijf dagen nadat Veerkracht die bedragen vanuit de Gemeente heeft ontvangen. Compassie vordert als eerste dat Veerkracht wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 349.997,27 op de uitstaande declaraties over de maanden december 2021 tot en met maart 2022 voor het deel dat ziet op de verblijfskosten van de jeugdigen. Ter zitting heeft Veerkracht onweersproken gesteld dat de Gemeente de facturen betreffende de maanden december 2021 tot en met februari 2022 inmiddels aan haar heeft uitbetaald, maar de facturen betreffende de maand maart 2022 nog niet.
4.8.
Veerkracht heeft, naar de voorzieningenrechter begrijpt, de betaling van deze facturen opgeschort, omdat Compassie de op haar rustende plicht om jegens Veerkracht verantwoording af te leggen, door de diverse door Veerkracht gevraagde documenten en gegevens aan Veerkracht te verstrekken, niet nakomt. Uit hetgeen hiervoor is overwogen over de vorderingen in reconventie blijkt echter dat Veerkracht zich ten onrechte op dit opschortingsrecht beroept. Verder is gesteld noch gebleken dat door de Gemeente reeds aan Veerkracht betaalde bedragen zijn teruggevorderd. Dat dit naar alle waarschijnlijkheid in de nabije toekomst zal gaan gebeuren, heeft Veerkracht ook niet voldoende aannemelijk gemaakt.
4.9.
Nu Veerkracht overigens niet dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat zij het sub 1 gevorderde bedrag – minus de factuur over de maand maart 2022, die volgens de onvoldoende gemotiveerd weersproken stelling van Veerkracht € 85.040,- bedraagt – aan Compassie verschuldigd is, is Veerkracht gehouden om dit bedrag met spoed aan Compassie te betalen, mede in het licht van de onweersproken stellingen van Compassie over het spoedeisend belang dat zij daarbij heeft. De eerste vordering zal dan ook worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld. Ook de tweede vordering is gelet op het vorenstaande toewijsbaar als na te melden. Daaronder valt dan ook de factuur over de maand maart 2022 indien deze na de zitting wel tot uitkering is gekomen. De voorzieningenrechter acht oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, hierbij aangewezen.
4.10.
In dit geding kan niet worden beoordeeld of een eventueel toekomstig beroep van Veerkracht op een opschortings- of verrekeningsrecht al dan niet gegrond zal zijn. Daarbij dient Veerkracht uiteraard wel acht te slaan op hetgeen in dit geding is geoordeeld over het opschortingsrecht waarop zij zich de afgelopen periode heeft beroepen, naar voorshands oordeel zonder goede reden. Zonder relevante wijziging van omstandigheden kan Veerkracht zich daar dan ook in de toekomst niet opnieuw op beroepen als rechtvaardiging om niet te betalen waartoe zij op grond van de samenwerkingsovereenkomst is gehouden. Het sub 3 gevorderde bevel acht de voorzieningenrechter op dit moment echter te verstrekkend en deze vordering zal daarom worden afgewezen.
4.11.
Veerkracht zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding als na te melden. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt Veerkracht om binnen vijf dagen na de datum van dit vonnis aan Compassie te betalen een bedrag van € 264.957,27 (het in de vordering genoemde bedrag van € 349.997,27 betreffende de maanden december 2021 tot en met maart 2022 minus het ter zitting genoemde bedrag van € 85.040,- betreffende de maand maart 2022), zijnde de door de Gemeente aan Veerkracht betaalde declaraties van Compassie over de maanden december 2021 tot en met februari 2022 voor het deel dat ziet op de verblijfskosten van de jeugdigen;
5.2.
veroordeelt Veerkracht om, totdat in een bodemprocedure anders is beslist en zo lang er jeugdigen bij Compassie verblijven op basis van de overeenkomst die de gemeente Den Haag met Veerkracht heeft gesloten, de door de Gemeente Den Haag aan Veerkracht op of na 20 mei 2022 uitbetaalde declaraties (voor verblijfs- en behandelkosten) van Compassie binnen vijf dagen na ontvangst van die betalingen te betalen aan Compassie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag dat Veerkracht in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen met een maximum van € 500.000,-;
5.3.
veroordeelt Veerkracht in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Compassie begroot op € 6.861,41,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 5.737,-- aan griffierecht, € 103,33 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw, en € 5,08 aan verschotten;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
5.6.
wijst het gevorderde af;
5.7.
veroordeelt Veerkracht in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Compassie begroot op € 508,- aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2022.
ts