Zijn overeengekomen als volgt
1. Deze overeenkomst is een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek, waarbij de zorgverlener zich verbindt om de hierna vermelde zorgdiensten anders dan op grond van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst te verrichten zulks ter voldoening aan de aanspraak die de zorgvrager heeft op een individuele voorziening in natura zoals bedoeld in artikel 6 Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). In dat verband verklaren partijen dat op zorgvrager geen enkele werkgevers- en/of opdrachtgeversverplichtingen rusten en zorgverlener vrijwaart zorgvrager voor verplichtingen uit dien hoofde en verklaart geen enkele aanspraak uit dien hoofde jegens zorgvrager te maken.
11. De zorgverlener verklaart een afdoende beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben gesloten en door tijdige betaling van verschuldigde premies gesloten te houden.
14. De zorgvrager heeft de (administratieve) afhandeling inzake betalingen van zorg- en inzetdiensten
uitbesteed aan het bureau. De zorgverlener dient de originele facturen in 2-voud in bij [bedrijfsnaam 2].
Deze zal de facturen van de zorgverlener controleren en voor betaling beschikbaar stellen aan [bedrijfsnaam 1]. [bedrijfsnaam 1] zal de facturen voldoen uit het op grond van de indicatie beschikbare budget van de zorgvrager. Op de zorgvrager rust geen enkele verplichting tot het voldoen van enige vergoeding.
8. In de praktijk worden de door de zorgverleners verleende zorguren genoteerd op urenbriefjes. Kopieën van dergelijke urenbriefjes behoren tot de stukken van het geding. Op de urenbriefjes staat “Bemiddeling via: [handelsnaam eenmanszaak]”. Verder zijn hierop de naam en gegevens van de zorgvrager, de naam en gegevens van de zorgverlener, de indicatie, de maand en het jaar, de verleende zorguren en een handtekening van de zorgvrager vermeld.
9. De urenbriefjes worden ingeleverd bij eiseres. Na accordering voert eiseres de verleende zorguren in een computersysteem in, waarna [bedrijfsnaam 1] op basis van deze gegevens zorgdraagt voor de afrekening met de gemeenten, de zorgkantoren en de zorgverzekeraars (de bekostigende instanties).
10. Op de bedragen die [bedrijfsnaam 1] ontvangt van de bekostigende instanties voor de aan de zorgvragers verleende zorguren houdt zij een bedrag in voor de door haarzelf verleende diensten. Daarnaast wordt op de ontvangen bedragen een percentage ingehouden voor de door [bedrijfsnaam 2] verrichte werkzaamheden. Het restant wordt uitbetaald aan de zorgverlener. De bedragen die eiseres aldus van [bedrijfsnaam 1] ontvangt, wordt de inzetvergoeding genoemd. Eiseres heeft over de door haar ontvangen inzetvergoedingen omzetbelasting berekend en op aangiften voldaan.
11. Eiseres heeft eind 2018 verzocht om ambtshalve vermindering van omzetbelasting voor het jaar 2013. In juni 2019 heeft eiseres verzocht om ambtshalve vermindering van omzetbelasting voor het eerste kwartaal van 2014 tot en met het eerste kwartaal van 2019. Verder heeft eiseres tegen de voldoeningen op aangifte voor het tweede kwartaal van 2019 tot en met derde kwartaal van 2020 bezwaar gemaakt, welke bezwaren bij de bestreden uitspraken zijn afgewezen.
12. In geschil is of eiseres over de door haar ontvangen inzetvergoedingen (de inzetvergoedingen) omzetbelasting verschuldigd is.
13. Eiseres stelt primair dat zij, [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners gezamenlijk één prestatie leveren, te weten een vrijgestelde zorgprestatie. Subsidiair stelt eiseres dat, ook als geen sprake is van één gezamenlijke prestatie, zij vrijgestelde prestaties levert. Zij beroept zich daarbij op de vrijstellingen van artikel 11, eerste lid, letters c, f en g van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). Eiseres verzoekt om een teruggaaf van € 97.153.
14. Verweerder stelt dat het bezwaar inzake het tweede kwartaal van 2019 alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Inhoudelijk stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen sprake kan zijn van één ondeelbare vrijgestelde zorgprestatie nu er sprake is van verschillende dienstverrichters die hun diensten verlenen aan verschillende afnemers. Subsidiair stelt verweerder dat, als de rechtbank eiseres volgt in haar primaire stelling, de teruggaaf niet € 97.153 bedraagt, maar € 95.997 vanwege de teruggaaf die is verleend na een suppletieaangifte voor het vierde kwartaal van 2019. Meer subsidiair stelt verweerder dat als eiseres in de onderhavige tijdvakken meerdere te onderscheiden prestaties verricht, zij niet aannemelijk maakt welke van haar prestaties onder een vrijstelling vallen en welk bedrag aan teruggaaf daarmee gemoeid is.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid bezwaar tweede kwartaal 2019
15. Verweerder heeft gesteld dat het bezwaar tegen de voldoening voor het tweede kwartaal van 2019 ten onrechte ontvankelijk is geacht. Eiseres heeft bij brief van 14 juni bezwaar gemaakt tegen het lopende tijdvak en toekomstige tijdvakken. Op die datum was de omzetbelasting voor het lopende tijdvak (het tweede kwartaal van 2019) echter nog niet voldaan, zodat de brief in zoverre een voortijdig ingediend bezwaarschrift is. Bij brief van 16 september 2019, door verweerder ontvangen op 17 september 2019, heeft eiseres nogmaals bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte voor het tweede kwartaal van 2019, maar dat bezwaarschrift is te laat ingediend.
16. De rechtbank merkt op dat er inmiddels jurisprudentie is van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad, waaruit volgt dat de rechter niet meer ambtshalve toetst of een bezwaar ontvankelijk is (zie onder meer Hoge Raad van 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1153). In het jaaroverzicht 2021 van de Commissie rechtseenheid bestuursrecht is hierover onder meer het volgende opgenomen: “(…) In beroep wordt niet meer ambtshalve of op initiatief van het bestuursorgaan beoordeeld of het bezwaarschrift tijdig was ingediend. Dat betekent dat als het bestuursorgaan een inhoudelijk besluit heeft genomen en de belanghebbende tot wie de beslissing op bezwaar is gericht daarna beroep instelt tegen dat besluit, die belanghebbende niet door de bestuursrechter, ambtshalve of op initiatief van het bestuursorgaan, wordt tegengeworpen dat het bezwaar niet tijdig was. (…)”
17. Dit betekent dat de rechtbank het bezwaar niet alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren.
Verrichten eiseres, [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners als één belastingplichtige voor de omzetbelasting een vrijgestelde dienst?
18. Eiseres stelt dat zij tezamen met [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners één vrijgestelde dienst levert aan de zorgvragers. Het is aan eiseres om dat aannemelijk te maken.
19. Daarin is eiseres niet geslaagd. Zij vormt noch met één of meer tot de [bedrijfsnaam 1] groep behorende vennootschappen en/of met de zorgverleners één belastingplichtige, noch verricht zij samen met één of meer van deze partijen één ondeelbare prestatie aan de zorgvragers.
20. Eiseres stelt weliswaar dat zij met [bedrijfsnaam 1] optreedt onder gemeenschappelijke naam en voor gemeenschappelijke rekening, maar die stelling wordt niet ondersteund door de stukken. Het enkele feit dat zowel in de overeenkomsten, voor zover deze zijn overgelegd, als in de handelsnaam van eiseres de naam [bedrijfsnaam 1] voorkomt, is daarvoor onvoldoende. Uit de overgelegde overeenkomsten noch anderszins blijkt verder dat sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid en het gezamenlijk dragen van de economische risico’s. Aldus is niet aannemelijk geworden dat eiseres, [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners hebben afgesproken dat zij zowel in de onderlinge verhoudingen als naar buiten toe als één ondernemer een dienst verrichten.
21. Uit de tot de gedingstukken behorende overeenkomsten blijkt dat slechts de zorgverleners een rechtsbetrekking onderhouden met de zorgvragers. Eiseres heeft met wat zij heeft aangevoerd en overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat zij met de zorgverleners en/of de zorgvragers rechtsbetrekkingen onderhoudt. Dat betekent dat eiseres géén diensten onder bezwarende titel aan de zorgvragers verricht, laat staan dat zij zulks in samenwerking met [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners doet.
Verricht eiseres vrijgestelde prestaties?
22. Eiseres stelt subsidiair dat zij zelf een vrijgestelde dienst verricht. Ook hiervoor rust de bewijslast op eiseres. Eiseres voert daartoe aan dat de handelingen die zij verricht ook als zorg kwalificeren. Weliswaar zijn de zorgverleners de spreekwoordelijke handen aan het bed, maar zorg omvat meer dan alleen die handen aan het bed. Zij stelt dat zorg ook het coördineren van de zorg en het signaleren van mogelijke problemen omvat en dat haar activiteiten op die manier te duiden zijn.
23. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld, blijkt dat eiseres informatie verstrekt aan zorgvragers, dat zij de intakegesprekken voert, dat zij de indicatiestelling voor de zorgverzekeringswet doet en dat zij zo nodig ondersteuning biedt bij het verkrijgen van een indicatiestelling op grond van andere wetten, dat zij een zorgplan opstelt en dat zij de juiste zorgverleners aan de zorgvragers koppelt. Ook maakt zij de zorgdossiers op en houdt deze bij. Eiseres is daarnaast 24 uur per dag bereikbaar voor noodgevallen waarin direct een zorgverlener nodig is.
24. Uit de hiervoor aangehaalde tekst van de samenwerkingsovereenkomst blijkt dat eiseres zich jegens [bedrijfsnaam 1] heeft verplicht om te bemiddelen tussen zorgvraag en zorgaanbod, oftewel tussen zorgvragers en zorgverleners. Zij is zelf geen partij bij overeenkomsten tussen [bedrijfsnaam 1], zorgverleners en/of zorgvragers. Het onder punt 23 beschreven takenpakket brengt niet met zich dat het dienstbetoon van eiseres jegens [bedrijfsnaam 1] als een vrijgestelde dienst kan worden aangemerkt. Het zijn veeleer handelingen die worden verricht in het kader van de bemiddeling tussen zorgvrager en zorgverlener.
25. Daaraan doet niet af dat eiseres kennelijk ook namens [bedrijfsnaam 1] overeenkomsten met zorgverleners ondertekent. Dat maakt niet dat eiseres zélf partij is bij die overeenkomsten en op die grond geacht moet worden zelf zorg te verlenen aan de zorgvragers.
26. Dat, naar eiseres ter zitting nog heeft gesteld, in geval van nood ook de wijkverpleegkundige die bij eiseres in dienstbetrekking is, zorghandelingen kan verrichten als er geen zorgverlener beschikbaar is en dat dat ook wel eens is gebeurd, noopt evenmin tot de conclusie dat het wezenlijke karakter van de prestaties van eiseres geen bemiddeling is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het kennelijk gaat om incidenten. Gesteld noch gebleken is dat eiseres feitelijk met enige regelmaat taken overneemt van de zorgverleners.
27. De door verweerder weersproken stelling van eiseres dat niet kan worden uitgegaan van de overeenkomsten omdat de werkelijkheid anders is, heeft zij niet aannemelijk gemaakt.
28. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
29. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.