ECLI:NL:RBDHA:2022:6761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingplicht en omzetbelasting bij zorgverlening door regionale steunpunten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een regionaal steunpunt voor een landelijke thuiszorgorganisatie, en de inspecteur van de Belastingdienst. De kern van het geschil betreft de vraag of eiseres omzetbelasting verschuldigd is over de door haar ontvangen vergoedingen. De rechtbank oordeelt dat eiseres, in tegenstelling tot haar stelling, niet met het hoofdkantoor en de zelfstandige zorgverleners één belastingplichtige vormt, en dat zij ook geen ondeelbare, vrijgestelde prestatie levert. De rechtbank concludeert dat eiseres voornamelijk bemiddelt tussen zorgvragers en zelfstandige zorgverleners, wat niet kwalificeert als vrijgestelde zorgprestaties. Hierdoor is eiseres verplicht omzetbelasting te betalen over de ontvangen vergoedingen.

Het proces begon met een bezwaar van eiseres tegen de voldoening van omzetbelasting op aangiften voor verschillende kwartalen in 2019 en 2020. De inspecteur heeft de bezwaren afgewezen, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 19 mei 2022 zijn zowel eiseres als verweerder vertegenwoordigd. Eiseres heeft betoogd dat zij samen met de zorgverleners een vrijgestelde zorgprestatie levert, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 21/1396 en SGR 21/1397

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaken tussen

[eiseres 1] B.V., [eiseres 2] B.V., te [vestigingsplaats 1], eiseres

(gemachtigde: PH. Boerman),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening van omzetbelasting op aangiften voor het tweede tot en met vierde kwartaal van 2019 en het eerste tot en met derde kwartaal van 2020.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 8 januari 2021 de bezwaren afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het beroep met zaaknummer SGR 21/1396 ziet op de voldoening voor het tweede tot en met vierde kwartaal van 2019 en het beroep met zaaknummer SGR 21/1397 ziet op de voldoening voor het eerste tot en met derde kwartaal van 2020.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2022.
Namens eiseres is verschenen [A], tot bijstand vergezeld van mr. Ph. Boerman, mr. [B] en [C]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [D], drs. [E] en mr. [F].

Overwegingen

Feiten
1. [bedrijfsnaam 1] BV (hierna: “[bedrijfsnaam 1]”) is een erkende thuiszorgorganisatie. Zij is gevestigd in [vestigingsplaats 2]. Aan zogenoemde ‘zorgvragers’ biedt zij met tussenkomst van regionale steunpunten thuiszorg aan. De thuiszorg wordt geleverd door zelfstandige zorgprofessionals (zzp-ers, de zogenoemde ‘zorgverleners’).
2. De eenmanszaak met de handelsnaam [bedrijfsnaam 1] [vestigingsplaats 3] e.o. (de eenmanszaak) was een van de regionale steunpunten. De eenmanszaak is op enig moment vóór de hier in geding zijnde tijdvakken opgegaan in eiseres. Eiseres exploiteerde tot 30 september 2020 dit regionale steunpunt en was aldus ondernemer voor de omzetbelasting. Voor haar activiteiten had eiseres een directeur, een wijkverpleegkundige en zorgcoördinatoren in dienstbetrekking.
3. Tot de stukken van het geding behoort onder meer een samenwerkingsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam 1] en de eenmanszaak (de samenwerkingsovereenkomst) waarin, voor zover hier van belang, het volgende is vermeld:
“1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijfsnaam 1] B.V.(…), hierna te noemen:
“[bedrijfsnaam 1]”
en
2. Mevrouw (…), hierna te noemen:
“[bedrijfsnaam 2]”
(…)
Concept:
Vanuit deze visie heeft [bedrijfsnaam 1] een beleidsmatig concept ontwikkeld dat zich van de traditionele thuiszorg onderscheidt qua werkmethode, organisatieopbouw en taakverdeling.
Waar het om gaat is dat iemand die met een zorgvraag aanklopt hij [bedrijfsnaam 1] zich verzekerd weet van een persoonlijke behandeling. Daarom is de organisatie bewust compact en overzichtelijk gehouden, met korte communicatielijnen en vaste aanspreekpunten. Kortom een organisatie die qua schaalgrootte de menselijke maatvoering niet overschrijdt. De cliënt kan voor vragen op het gebied van de zorg en alles wat daarmee samenhangt terecht op één adres: het regionale [bedrijfsnaam 2]. De daar aanwezige zorgcoördinator informeert de cliënt niet alleen over de mogelijkheden die er op het gebied van de zorg zijn, maar maakt de cliënt ook wegwijs als het gaat om de financiering, de indicatiestelling, de eigen bijdrage enz. enz. Dit heeft het grote voordeel dat de cliënt via een vaste contactpersoon alle relevante informatie krijgt en op deze manier de mogelijkheden die er zijn kan overzien en optimaal kan benutten. Vanuit [bedrijfsnaam 2] vindt de match tussen de cliënt en de zorgverlener(s) plaats. [bedrijfsnaam 1] kent een landelijk netwerk van kleinschalige Steunpunten die allemaal een sterk regionale binding hebben.
Om zo goed mogelijk in te kunnen spelen op de persoonlijke wensen van de cliënten en om de privacy en zelfbeschikking zoveel mogelijk te respecteren, worden er duidelijke afspraken gemaakt over de zorgverlening, zodat de cliënt weet wie er wanneer welke zorg komt verlenen. In feite staat de cliënt een vast team van zorgverleners ter beschikking, dat is samengesteld conform de eisen die aan de te leveren zorg gesteld moeten worden. De zorg wordt geleverd door zelfstandige zorgprofessionals, de zogenaamde zorg-ondernemer (afgekort ZON). Een ZON is iemand die volledig gekwalificeerd is om de nodige zorg geheel zelfstandig te leveren. Omdat een ZON eigen baas is, is deze extra gemotiveerd om goede zorg te leveren. In overleg met de cliënt wordt een zorgplan opgesteld en de zorg wordt geleverd conform de wensen van de cliënt.
De opbouw van de organisatie is compact en overzichtelijk kunnen blijven doordat iedere schakel gevrijwaard is van ballast en zich dus volledig kan concentreren op zijn kernactiviteit. De ZON houdt zich bezig met de zorg, [bedrijfsnaam 2] ondersteunt de cliënt en zorgt voor een goede match met geschikte zorgverleners (ZON). Op het Centrale Kantoor van [bedrijfsnaam 1] richt men zich met name op (kwaliteits)beleidsontwikkeling en op al die zaken waaraan een thuiszorginstelling zich volgens de regelgeving dient te houden. Verder faciliteert het Centrale Kantoor waar nodig elders binnen de organisatie.
(…)
Kwaliteit van zorg betekent kwaliteit op elk onderdeel van de organisatie waarbij elke schakel zich kan richten op zijn kerntaak. Dat wil zeggen deskundige zorgverleners die zich bezighouden met vraaggerichte zorg verlenen, regionale Steunpunten die zich kunnen concentreren op het matchen van vraag en aanbod en een Centraal Kantoor dat kwalitatief verantwoord en financieel doelmatig beleid ontwikkelt en de Steunpunten en de zelfstandige zorgverleners ondersteunt en /faciliteert.
IN AANMERKING NEMENDE:
(…)
-
dat[bedrijfsnaam 1] op grond van haar AWBZ-toelating landelijk mag opereren en ter uitvoering hiervan samenwerking heeft gezocht met personen en/of organisaties teneinde een netwerk tot stand te kunnen brengen van Steunpunten die voor een goede afstemming van zorgvraag en -aanbod overeenkomstig de [bedrijfsnaam 1]-visie zullen zorgdragen;
-
dat[bedrijfsnaam 2] het mogelijk wil maken dat de Zorgvrager de thuiszorg krijgt, die de
Zorgvrager nodig heeft;
(…)
-
dat[bedrijfsnaam 1] als landelijk opererende thuiszorginstelling zorg draagt voor de facilitering van de zorgverlening en in budgettaire zin zorg draagt voor de financiering van de AWBZ-zorg;
-
dat[bedrijfsnaam 1] in het kader van de AWBZ ten aanzien van de zorgverlening rechtens verantwoordelijk is en uit dien hoofde regels dient te stellen om de toelating op basis van de AWBZ zoveel mogelijk te waarborgen;
(…)
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1: Definities:
1.1
De navolgende begrippen hebben in deze overeenkomst de daarbij vermelde betekenis:
(…)

Steunpunt: degene(n) die ten behoeve van de Zorgvrager ingevolge de overeenkomst van Zorgbemiddeling Zorg bemiddelt, meer in het bijzonder ondergetekende sub 2 waaronder begrepen de eigena(a)r(en) / bestuurders, leidinggevende(n) of anderszins natuurlijke of rechtspersonen die bevoegd zijn [bedrijfsnaam 2] vertegenwoordigen;
(…)
Artikel 3: De Zorgverlening door partijen:
(…)
3.2
[bedrijfsnaam 2] verbindt zich op haar beurt jegens [bedrijfsnaam 1] om op de best mogelijke wijze en overeenkomstig het Kwaliteitssysteem en [bedrijfsnaam 1]-visie binnen het Zorggebied Zorg te bemiddelen ten behoeve van de Zorgvrager en is als zodanig ook bereid om zich volgens dit systeem te laten certificeren en zich gecertificeerd te houden.
3.3
[bedrijfsnaam 2] sluit daartoe een Overeenkomst van Zorgbemiddeling af met Zorgvrager in het Zorggebied teneinde dezen te voorzien van Zorg overeenkomstig de [bedrijfsnaam 1]-visie en het [bedrijfsnaam 1]-concept. [bedrijfsnaam 2] voorziet er door haar bemiddeling in, dat de Zorgvrager in contact kan treden met één of meerdere Zorgverleners.
3.4
[bedrijfsnaam 2] spant zich naar beste kunnen ervoor in dat, teneinde aan de vraag en behoefte van de Zorgvrager te kunnen voldoen, binnen het Zorggebied voldoende gekwalificeerde Zorgverleners voor handen zijn.
(…)”
4. Ter zitting heeft eiseres onweersproken verklaard dat de samenwerkingsovereenkomst na het opgaan van de eenmanszaak in eiseres door eiseres en [bedrijfsnaam 1] BV als tussen hen geldend werd beschouwd. De rechtbank merkt de samenwerkingsovereenkomst daarom aan als een overeenkomst tussen eiseres en [bedrijfsnaam 1] BV.
5. De thuiszorg (de zogenoemde ‘zorg in natura’) wordt verleend door de zorgverleners. Daartoe worden raamovereenkomsten gesloten met de zorgverleners. Tot de gedingstukken behoort een dergelijke raamovereenkomst tussen [bedrijfsnaam 3] BV en een zorgverlener (de raamovereenkomst). Eiseres heeft ten aanzien daarvan onweersproken verklaard dat sprake is van één organisatie bestaande uit een groep vennootschappen, waarbij voor ieder zorgmiddel een aparte vennootschap optreedt (de [bedrijfsnaam 1] groep). [bedrijfsnaam 3] BV is een van de vennootschappen van de [bedrijfsnaam 1] groep. In de raamovereenkomst wordt, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“In aanmerking nemende:
-
datOpdrachtgever een krachtens de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) toegelaten
thuiszorgorganisatie is die zorg in natura verleent op het gebied van verpleging, verzorging en begeleiding;
(…)
datOpdrachtnemer als zelfstandige werkzaam is op het gebied van thuiszorg;
datOpdrachtgever zorg in natura door Opdrachtnemer wil laten verzorgen door het verlenen aan Opdrachtnemer van daartoe strekkende (individuele) overeenkomsten van opdracht;
datOpdrachtnemer bereid en in staat is deze zorg in natura te verlenen;
datPartijen met deze Raamovereenkomst de voorwaarden willen aangeven waaronder zij met elkander wensen te contracteren;
datpartijen uitdrukkelijk noch beogen om een arbeidsovereenkomst aan te gaan in de zin van artikel 7:610 e.v. BW noch een fictieve dienstbetrekking tot stand wensen te laten komen en uitsluitend met elkaar wensen te contracteren op basis van een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 e.v. BW;
datelke individuele opdracht uit hoofde van de Raamovereenkomst door Opdrachtgever aan Opdrachtnemer verleend als hiervoor bedoeld, schriftelijk zal worden vastgelegd in een daartoe strekkende schriftelijke overeenkomst van opdracht waarvan het model aan deze overeenkomst is gehecht en daarvan een onlosmakelijk onderdeel vormt;
datOpdrachtgever en Cliënt eveneens een overeenkomst van opdracht aangaan ter regeling van de daadwerkelijke verlening van de zorg in natura;
(…)
datOpdrachtgever altijd eindverantwoordelijk zal zijn voor de verleende zorg in natura aan Cliënten vanuit haar rol als contractspartij bij door Opdrachtgever te sluiten overeenkomsten met derden, zoals zorgkantoren en/of zorgverzekeraars en/of Gemeenten en haar rol als WTZi-toegelaten thuiszorgorganisatie alsmede op basis van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz);
datOpdrachtnemer in praktische zin zelfstandig de feitelijke zorg in natura verleent aan de Cliënt en een eigen verantwoordelijkheid heeft op basis van de Wkkgz en vanuit die rol zelf altijd verantwoordelijk is voor- en aanspreekbaar zal zijn op zijn of haar professionele handelen in de praktijk;
datde Opdrachtgever aanwijzingen en/of richtlijnen kan geven aan Opdrachtnemer als
bedoeld in artikel 7:402 8W;
  • dathet Opdrachtnemer uitdrukkelijk vrijstaat om ook voor derden werkzaam te zijn;
  • (…)
Komen overeen als volgt:
Artikel 1: Begrippen
(…)
Zorg in natura: de door Opdrachtnemer ten behoeve van de Cliënt(en) te verrichten
diensten welke kunnen bestaan uit persoonlijke verzorging, huishoudelijke verzorging, verpleging, gespecialiseerde verpleging, ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding, zijnde alle extramurale vormen van zorg in natura die niet door de Cliënt(en) worden vergoed (waaronder Persoons Gebonden Budget);
Artikel 2: Onderwerp van de overeenkomst
2.1
Opdrachtgever kan onder de Overeenkomst een aanbod van opdracht doen aan Opdrachtnemer, welke door Opdrachtnemer kan worden aanvaard, om Zorg in natura te verlenen aan Cliënten van Opdrachtgever. Opdrachtnemer is niet verplicht een aanbod van opdracht te aanvaarden en kan deze dientengevolge weigeren.
2.2
Met inachtneming van de zorgplicht als omschreven in artikel 7:401 8W en de richtlijnen zoals onder meer bepaald in artikel 4.1 van de Overeenkomst verleent Opdrachtnemer de Zorg in natura zelfstandig en is Opdrachtnemer vrij te bepalen op welke wijze de Zorg in natura wordt verleend. Het staat Opdrachtgever vrij ter zake van de Zorg in natura aanwijzingen te geven als bedoeld in artikel 7:402 BW.
(…)
Artikel 8: Aansprakelijkheid
8.1
Opdrachtnemer staat in voor de door hem/haar verleende Zorg in natura. Opdrachtgever is niet aansprakelijk voor schade die Opdrachtnemer lijdt tijdens het verlenen van de Zorg in natura als gevolg van gedragingen of nalaten van de Cliënt of een derde jegens Opdrachtnemer. Opdrachtnemer vrijwaart Opdrachtgever voor aansprakelijkheidsstelling voor schade die de Cliënt of een derde lijdt als gevolg van gedragingen of nalaten van Opdrachtnemer of van door Opdrachtnemer ingeschakelde derden.
8.2
Opdrachtnemer draagt zorg voor een passende aansprakelijkheidsverzekering
(bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering) en beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor de door haar verleende en nog te verlenen Zorg in natura met een minimale dekking van € 1.000.000,- per gebeurtenis en zorgt ervoor, dat ter zake van deze aansprakelijkheidsverzekering(en) afdoende dekking gewaarborgd zal blijven door de premies tijdig te betalen.
(…)”
6. Naast de Raamovereenkomst sluit [bedrijfsnaam 1] per individuele zorgvrager een overeenkomst van opdracht met de zorgverlener. Een kopie van een dergelijke overeenkomst behoort tot de stukken van het geding. [bedrijfsnaam 1] heeft eiseres gemachtigd om de overeenkomsten met de zorgverleners namens haar te ondertekenen.
7. De zorgvragers sluiten zorgovereenkomsten met de zorgverleners. Een kopie van een dergelijke zorgovereenkomst behoort tot de stukken van het geding. In deze overeenkomst wordt, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“In aanmerking nemende dat

- zorgvrager een zorginzetovereenkomst heeft gesloten met [bedrijfsnaam 4] BV, gevestigd te [vestigingsplaats 2] hierna te noemen ‘[bedrijfsnaam 1]’ en [bedrijfsnaam 5] (…), gevestigd te (…), hierna te noemen ‘steunpunt’, beiden gezamenlijk hierna ook te noemen ‘het bureau’
- zorgvrager de beschikking heeft over een geldige indicatie voor zorg in natura, verder genoemd ‘indicatie’.
- zorgvrager en het bureau in overleg de zorgbehoefte hebben vastgelegd in het zorgleefplan, welke is gebaseerd op de geldige indicatie en is opgenomen in het zorgdossier

Zijn overeengekomen als volgt

1. Deze overeenkomst is een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek, waarbij de zorgverlener zich verbindt om de hierna vermelde zorgdiensten anders dan op grond van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst te verrichten zulks ter voldoening aan de aanspraak die de zorgvrager heeft op een individuele voorziening in natura zoals bedoeld in artikel 6 Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). In dat verband verklaren partijen dat op zorgvrager geen enkele werkgevers- en/of opdrachtgeversverplichtingen rusten en zorgverlener vrijwaart zorgvrager voor verplichtingen uit dien hoofde en verklaart geen enkele aanspraak uit dien hoofde jegens zorgvrager te maken.
(…)
11. De zorgverlener verklaart een afdoende beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben gesloten en door tijdige betaling van verschuldigde premies gesloten te houden.
(…)
14. De zorgvrager heeft de (administratieve) afhandeling inzake betalingen van zorg- en inzetdiensten
uitbesteed aan het bureau. De zorgverlener dient de originele facturen in 2-voud in bij [bedrijfsnaam 2].
Deze zal de facturen van de zorgverlener controleren en voor betaling beschikbaar stellen aan [bedrijfsnaam 1]. [bedrijfsnaam 1] zal de facturen voldoen uit het op grond van de indicatie beschikbare budget van de zorgvrager. Op de zorgvrager rust geen enkele verplichting tot het voldoen van enige vergoeding.
(…)”
8. In de praktijk worden de door de zorgverleners verleende zorguren genoteerd op urenbriefjes. Kopieën van dergelijke urenbriefjes behoren tot de stukken van het geding. Op de urenbriefjes staat “Bemiddeling via: [handelsnaam eenmanszaak]”. Verder zijn hierop de naam en gegevens van de zorgvrager, de naam en gegevens van de zorgverlener, de indicatie, de maand en het jaar, de verleende zorguren en een handtekening van de zorgvrager vermeld.
9. De urenbriefjes worden ingeleverd bij eiseres. Na accordering voert eiseres de verleende zorguren in een computersysteem in, waarna [bedrijfsnaam 1] op basis van deze gegevens zorgdraagt voor de afrekening met de gemeenten, de zorgkantoren en de zorgverzekeraars (de bekostigende instanties).
10. Op de bedragen die [bedrijfsnaam 1] ontvangt van de bekostigende instanties voor de aan de zorgvragers verleende zorguren houdt zij een bedrag in voor de door haarzelf verleende diensten. Daarnaast wordt op de ontvangen bedragen een percentage ingehouden voor de door [bedrijfsnaam 2] verrichte werkzaamheden. Het restant wordt uitbetaald aan de zorgverlener. De bedragen die eiseres aldus van [bedrijfsnaam 1] ontvangt, wordt de inzetvergoeding genoemd. Eiseres heeft over de door haar ontvangen inzetvergoedingen omzetbelasting berekend en op aangiften voldaan.
11. Eiseres heeft eind 2018 verzocht om ambtshalve vermindering van omzetbelasting voor het jaar 2013. In juni 2019 heeft eiseres verzocht om ambtshalve vermindering van omzetbelasting voor het eerste kwartaal van 2014 tot en met het eerste kwartaal van 2019. Verder heeft eiseres tegen de voldoeningen op aangifte voor het tweede kwartaal van 2019 tot en met derde kwartaal van 2020 bezwaar gemaakt, welke bezwaren bij de bestreden uitspraken zijn afgewezen.
Geschil
12. In geschil is of eiseres over de door haar ontvangen inzetvergoedingen (de inzetvergoedingen) omzetbelasting verschuldigd is.
13. Eiseres stelt primair dat zij, [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners gezamenlijk één prestatie leveren, te weten een vrijgestelde zorgprestatie. Subsidiair stelt eiseres dat, ook als geen sprake is van één gezamenlijke prestatie, zij vrijgestelde prestaties levert. Zij beroept zich daarbij op de vrijstellingen van artikel 11, eerste lid, letters c, f en g van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). Eiseres verzoekt om een teruggaaf van € 97.153.
14. Verweerder stelt dat het bezwaar inzake het tweede kwartaal van 2019 alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Inhoudelijk stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen sprake kan zijn van één ondeelbare vrijgestelde zorgprestatie nu er sprake is van verschillende dienstverrichters die hun diensten verlenen aan verschillende afnemers. Subsidiair stelt verweerder dat, als de rechtbank eiseres volgt in haar primaire stelling, de teruggaaf niet € 97.153 bedraagt, maar € 95.997 vanwege de teruggaaf die is verleend na een suppletieaangifte voor het vierde kwartaal van 2019. Meer subsidiair stelt verweerder dat als eiseres in de onderhavige tijdvakken meerdere te onderscheiden prestaties verricht, zij niet aannemelijk maakt welke van haar prestaties onder een vrijstelling vallen en welk bedrag aan teruggaaf daarmee gemoeid is.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid bezwaar tweede kwartaal 2019
15. Verweerder heeft gesteld dat het bezwaar tegen de voldoening voor het tweede kwartaal van 2019 ten onrechte ontvankelijk is geacht. Eiseres heeft bij brief van 14 juni bezwaar gemaakt tegen het lopende tijdvak en toekomstige tijdvakken. Op die datum was de omzetbelasting voor het lopende tijdvak (het tweede kwartaal van 2019) echter nog niet voldaan, zodat de brief in zoverre een voortijdig ingediend bezwaarschrift is. Bij brief van 16 september 2019, door verweerder ontvangen op 17 september 2019, heeft eiseres nogmaals bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte voor het tweede kwartaal van 2019, maar dat bezwaarschrift is te laat ingediend.
16. De rechtbank merkt op dat er inmiddels jurisprudentie is van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad, waaruit volgt dat de rechter niet meer ambtshalve toetst of een bezwaar ontvankelijk is (zie onder meer Hoge Raad van 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1153). In het jaaroverzicht 2021 van de Commissie rechtseenheid bestuursrecht is hierover onder meer het volgende opgenomen:
“(…) In beroep wordt niet meer ambtshalve of op initiatief van het bestuursorgaan beoordeeld of het bezwaarschrift tijdig was ingediend. Dat betekent dat als het bestuursorgaan een inhoudelijk besluit heeft genomen en de belanghebbende tot wie de beslissing op bezwaar is gericht daarna beroep instelt tegen dat besluit, die belanghebbende niet door de bestuursrechter, ambtshalve of op initiatief van het bestuursorgaan, wordt tegengeworpen dat het bezwaar niet tijdig was. (…)” [1]
17. Dit betekent dat de rechtbank het bezwaar niet alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren.

Verrichten eiseres, [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners als één belastingplichtige voor de omzetbelasting een vrijgestelde dienst?

18. Eiseres stelt dat zij tezamen met [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners één vrijgestelde dienst levert aan de zorgvragers. Het is aan eiseres om dat aannemelijk te maken.
19. Daarin is eiseres niet geslaagd. Zij vormt noch met één of meer tot de [bedrijfsnaam 1] groep behorende vennootschappen en/of met de zorgverleners één belastingplichtige, noch verricht zij samen met één of meer van deze partijen één ondeelbare prestatie aan de zorgvragers.
20. Eiseres stelt weliswaar dat zij met [bedrijfsnaam 1] optreedt onder gemeenschappelijke naam en voor gemeenschappelijke rekening, maar die stelling wordt niet ondersteund door de stukken. Het enkele feit dat zowel in de overeenkomsten, voor zover deze zijn overgelegd, als in de handelsnaam van eiseres de naam [bedrijfsnaam 1] voorkomt, is daarvoor onvoldoende. Uit de overgelegde overeenkomsten noch anderszins blijkt verder dat sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid en het gezamenlijk dragen van de economische risico’s. Aldus is niet aannemelijk geworden dat eiseres, [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners hebben afgesproken dat zij zowel in de onderlinge verhoudingen als naar buiten toe als één ondernemer een dienst verrichten.
21. Uit de tot de gedingstukken behorende overeenkomsten blijkt dat slechts de zorgverleners een rechtsbetrekking onderhouden met de zorgvragers. Eiseres heeft met wat zij heeft aangevoerd en overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat zij met de zorgverleners en/of de zorgvragers rechtsbetrekkingen onderhoudt. Dat betekent dat eiseres géén diensten onder bezwarende titel aan de zorgvragers verricht, laat staan dat zij zulks in samenwerking met [bedrijfsnaam 1] en de zorgverleners doet.
Verricht eiseres vrijgestelde prestaties?
22. Eiseres stelt subsidiair dat zij zelf een vrijgestelde dienst verricht. Ook hiervoor rust de bewijslast op eiseres. Eiseres voert daartoe aan dat de handelingen die zij verricht ook als zorg kwalificeren. Weliswaar zijn de zorgverleners de spreekwoordelijke handen aan het bed, maar zorg omvat meer dan alleen die handen aan het bed. Zij stelt dat zorg ook het coördineren van de zorg en het signaleren van mogelijke problemen omvat en dat haar activiteiten op die manier te duiden zijn.
23. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld, blijkt dat eiseres informatie verstrekt aan zorgvragers, dat zij de intakegesprekken voert, dat zij de indicatiestelling voor de zorgverzekeringswet doet en dat zij zo nodig ondersteuning biedt bij het verkrijgen van een indicatiestelling op grond van andere wetten, dat zij een zorgplan opstelt en dat zij de juiste zorgverleners aan de zorgvragers koppelt. Ook maakt zij de zorgdossiers op en houdt deze bij. Eiseres is daarnaast 24 uur per dag bereikbaar voor noodgevallen waarin direct een zorgverlener nodig is.
24. Uit de hiervoor aangehaalde tekst van de samenwerkingsovereenkomst blijkt dat eiseres zich jegens [bedrijfsnaam 1] heeft verplicht om te bemiddelen tussen zorgvraag en zorgaanbod, oftewel tussen zorgvragers en zorgverleners. Zij is zelf geen partij bij overeenkomsten tussen [bedrijfsnaam 1], zorgverleners en/of zorgvragers. Het onder punt 23 beschreven takenpakket brengt niet met zich dat het dienstbetoon van eiseres jegens [bedrijfsnaam 1] als een vrijgestelde dienst kan worden aangemerkt. Het zijn veeleer handelingen die worden verricht in het kader van de bemiddeling tussen zorgvrager en zorgverlener.
25. Daaraan doet niet af dat eiseres kennelijk ook namens [bedrijfsnaam 1] overeenkomsten met zorgverleners ondertekent. Dat maakt niet dat eiseres zélf partij is bij die overeenkomsten en op die grond geacht moet worden zelf zorg te verlenen aan de zorgvragers.
26. Dat, naar eiseres ter zitting nog heeft gesteld, in geval van nood ook de wijkverpleegkundige die bij eiseres in dienstbetrekking is, zorghandelingen kan verrichten als er geen zorgverlener beschikbaar is en dat dat ook wel eens is gebeurd, noopt evenmin tot de conclusie dat het wezenlijke karakter van de prestaties van eiseres geen bemiddeling is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het kennelijk gaat om incidenten. Gesteld noch gebleken is dat eiseres feitelijk met enige regelmaat taken overneemt van de zorgverleners.
27. De door verweerder weersproken stelling van eiseres dat niet kan worden uitgegaan van de overeenkomsten omdat de werkelijkheid anders is, heeft zij niet aannemelijk gemaakt.
28. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
29. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, voorzitter, en mr. P.J.J. Vonk en mr. A.J. van Doesum, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.

Voetnoten

1.