ECLI:NL:RBDHA:2022:6717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
NL22.9676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan nieuwe elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.S. Nizamoeddin, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld, waarbij eiser niet zelf aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. C. Wesenbeek.

De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe elementen of omstandigheden waren die de kans op internationale bescherming vergrootten. De rechtbank wees op de nieuwe vertaling van een vonnis van de Algerijnse Militaire rechtbank, maar concludeerde dat deze vertaling niet substantieel verschilde van eerdere overgelegde documenten. De rechtbank erkende dat er een inhoudelijke wijziging was in de datum van het verkiezingsbesluit, maar dit was niet voldoende om de aanvraag ontvankelijk te verklaren. De rechtbank benadrukte dat de overige ongerijmdheden in het vonnis bleven bestaan en dat de nieuwe vertaling niet overeenkwam met de verklaring van eiser over zijn vervolging.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag door mr. J. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. N.Y. Majoor. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.9676 en NL22.9677
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

ProcesverloopBij besluit van 19 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.9677, op 16 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. De gemachtigde van eiser is wel verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag terecht niet
ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen in de opvolgende asielaanvraag. De in beroep overgelegde (nieuwe) kopie van een beëdigde vertaling van het vonnis van de Algerijnse Militaire rechtbank van 14 augustus 2019 is slechts tekstueel anders dan de eerder overgelegde vertaling en kan niet worden aangemerkt als een nieuw gebleken element of omstandigheid die de kans op internationale bescherming groter maakt. Alleen het punt van de datum van het verkiezingsbesluit is een inhoudelijke wijziging. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat de nieuwe vertaling duidelijk maakt dat het gaat om een besluit over de verkiezingen die worden gehouden op 12 december 2019, zodat geen sprake is van een veroordeling vanwege overtreding van een besluit dat nog niet in werking was getreden. Dit is echter niet voldoende. De overige ongerijmdheden die aan het vonnis zitten en die zijn genoemd in de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 4 mei 2021 blijven staan. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het vreemd is dat het een uitspraak van een militaire rechtbank betreft en dat de genoemde artikelen zien op gedeserteerde soldaten in het buitenland. Ook rijmt de nieuwe vertaling niet met de verklaring van eiser in zijn eerste procedure over de reden van zijn vervolging, namelijk de deelname aan demonstraties. Er is ook geen sprake van strijd met het arrest L.H. van het Hof van Justitie van 21 juni 2021. Verweerder heeft niet alleen gekeken naar of het document origineel was, maar ook heeft ook inhoudelijk naar het document gekeken. Ook de stelling van gemachtigde dat verweerder eiser had moeten vragen naar het originele document slaagt niet.
Conclusie
2. Het beroep is ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2022 door mr. J. Schaaf, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
griffier (voorzieningen)rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.