ECLI:NL:RBDHA:2022:6675

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over giftenaftrek en vergrijpboete in belastingrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van 8 juni 2021, die de giftenaftrek voor het jaar 2018 had geweigerd en een vergrijpboete had opgelegd. De eiser had in zijn aangifte IB/PVV voor 2018 een bedrag van € 10.000 aan giften opgegeven, waarvan een deel aan stichtingen die niet als algemeen nut beogende instellingen (ANBI) waren aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de giften aan deze stichtingen niet aftrekbaar zijn, zoals eerder bevestigd door het gerechtshof Den Haag in 2013. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er toezeggingen waren gedaan door de inspecteur die recht op aftrek zouden geven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de vergrijpboete van 50% die was opgelegd wegens opzettelijk indienen van een onjuiste aangifte. De eiser verzocht ook om schadevergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/4124

proces-verbaal van de mondelingen uitspraak van de enkelvoudige kamer van

9 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 8 juni 2021 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2018 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en vergrijpboete en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2022.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. [A] en [B] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft zich bij notariële akten verplicht tot het doen van jaarlijkse schenkingen tot een bedrag van:
- € 50 aan het [organisatie] ;
- € 50 aan de Stichting [stichting 3] ;
- € 50 aan de Stichting [stichting 4] Nederland;
- € 5.000 aan de Stichting [stichting 1] (Stichting [stichting 1] .);
- € 2.500 aan de Stichting [stichting 2] (Stichting [stichting 2] ), en
- € 2.500 aan Stichting [stichting 5] (Stichting
[stichting 5] .).
2. Het [organisatie] , de Stichting [stichting 3] en de Stichting [stichting 4] Nederland zijn aangewezen als algemeen nut beogende instelling (ANBI). De Stichting [stichting 1] ., de Stichting [stichting 2] en de Stichting [stichting 5] . (de Stichtingen) zijn niet aangemerkt als ANBI.
3. Het gerechtshof Den Haag heeft bij uitspraak van 24 juli 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3180, met betrekking tot de door eiser ter zake van de Stichtingen geclaimde giftenaftrek voor het jaar 2008 geoordeeld dat deze giften niet aftrekbaar zijn. Voormelde uitspraak behoort tot de gedingstukken en staat onherroepelijk vast.
4. Op 17 maart 2019 heeft eiser aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 gedaan waarin hij onder meer een bedrag van € 10.000 als giften in aftrek heeft gebracht. Deze aftrek ziet op giften aan de Stichtingen.
5. Aan eiser is op 15 juni 2019 een voorlopige aanslag IB/PVV 2018 opgelegd conform de aangifte. Het belastbare inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 24.094.
6. Op 12 april 2020 heeft eiser een aanvulling op de aangifte IB/PVV 2018 gedaan waarin hij bij de giften een bedrag van € 10.000 heeft vermeld “geen ANBI nog onder rechter vermelding om rechten te behouden zie dossier”.
7. Verweerder heeft aan eiser op 30 juli 2020 een brief gestuurd waarin onder meer is gevraagd aan te geven wat de reden is dat eiser – ondanks de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 24 juli 2013 en het ontbreken van de ANBI-status van de Stichtingen – de giften in zijn aangifte heeft opgegeven. Eiser heeft hierop gereageerd en ondermeer aangegeven dat de inspecteur voor het jaar 2015 aan zijn bezwaar is tegemoetgekomen en de aftrek heeft verleend en dat de jaren 2016 en 2017 onder de rechter zijn gesteld.
8. Verweerder heeft eiser bij brief van 20 oktober 2020 bericht de giftenaftrek te corrigeren en voornemens te zijn om een vergrijpboete op te leggen. Verweerder geeft aan alleen de giften aan het [organisatie] , [stichting 4] en [stichting 3] in aftrek toe te staan.
9. Eiser heeft hierop in een brief van 27 oktober 2020 gereageerd en aangegeven dat het bedrag van € 10.000 ziet op betalingen aan de Stichtingen en niet op de andere giften. Eiser geeft aan dat hij alleen een betalingsbewijs heeft gevonden van de gift aan [stichting 4] en dat moet worden aangenomen dat er geen betalingen hebben plaatsgevonden aan de andere instellingen, zodat resteert een aftrekbaar bedrag van € 50.
10. Verweerder heeft eiser bij brief van 18 december 2020 bericht dat hij een deel van de voorgenomen afwijking zal herzien en heeft besloten alleen de gift aan [stichting 4] in aftrek toe te staan en zijn voornemen om een vergrijpboete op te leggen te handhaven.
11. De giftenaftrek van € 10.000 is bij de aanslagregeling niet verleend. Aan eiser is een giftenaftrek van € 50 inzake een gift aan [stichting 4] verleend en bij beschikking is een vergrijpboete opgelegd van € 1.248 en bij beschikking is een bedrag van € 144 belastingrente in rekening gebracht. Het belastbare inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 34.044.
12. In geschil is (1) of de giftenaftrek ter zake van de Stichtingen terecht is geweigerd,
(2) of het vertrouwensbeginsel is geschonden, (3) of de vergrijpboete terecht is opgelegd en (4) of eiser recht heeft op een schadevergoeding.
13. De onderhavige procedure betreft een geschil over de giftenaftrek aan de Stichtingen. Een identiek geschil betreffende het jaar 2017, met over en weer dezelfde stellingen van partijen, heeft geleid tot een uitspraak van deze rechtbank van 2 april 2021 [1] . Het beroep is toen voorzover gericht tegen de giftenaftrek en het beroep op het vertrouwensbeginsel ongegrond verklaard. De rechtbank ziet aanleiding daarnaar te verwijzen en de overwegingen als hier herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank overweegt daarnaast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem ten aanzien van de giftenaftrek aan de Stichtingen voor de aanslag 2015 toezeggingen zijn gedaan, of door de inspecteur anderszins het standpunt is ingenomen dat recht op aftrek zou bestaan. De brief waarnaar eiser op dit punt verwijst en die hij ter zitting heeft laten zien, behelst niet zo’n toezegging of bewuste standpuntbepaling ten aanzien van de giftenaftrek. Verweerder heeft de giften daarom terecht niet in aftrek toegelaten en het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel faalt.
14. Het beroep wordt mede geacht betrekking te hebben op de beschikking belastingrente. Eiser heeft hiertegen geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat de belastingrente onjuist is berekend.
15. Verweerder heeft een vergrijpboete van 50% opgelegd. Hij betoogt dat eiser opzettelijk een onjuiste aangifte heeft ingediend. Verweerder wijst erop dat eiser sinds 2008 op de hoogte is dat de giften aan de Stichtingen niet fiscaal aftrekbaar zijn wegens het ontbreken van een ANBI-status.
16. Indien het aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aangifte niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag, een bestuurlijke boete kan opleggen. De boete bedraagt ten hoogste 100 percent van het bedrag van de aanslag. Bij opzet in deze zin gaat het om willens en wetens handelen. De weigering van de giftenaftrek 2008 is bevestigd door de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 24 juli 2013 [2] en de in 13 genoemde uitspraak van deze rechtbank. Ook over de aanslag IB/PVV over 2016 heeft eiser geprocedeerd over dit punt en is de aftrek geweigerd. [3] In de onderhavige procedure heeft eiser bovendien geen andere relevante feiten of juridische stellingen naar voren gebracht. Eiser moet dus geweten hebben dat de giften aan de Stichtingen niet voor aftrek in aanmerking komen. Hoewel eiser betoogt dat hij geen ‘vergrijper’ is en een boete daarom niet past, concludeert de rechtbank hieruit wel dat eiser willens en wetens een onjuiste aangifte gedaan. De vergrijpboete is derhalve terecht opgelegd. In de financiële omstandigheden van eiser ziet de rechtbank geen aanleiding de boete te matigen. De opgelegde boete acht de rechtbank (uit oogpunt van norminscherping en normhandhaving) passend en geboden.
17. Eiser verzoekt verweerder te veroordelen tot een schadevergoeding van € 5.000. De rechtbank wijst dit verzoek af. Aan de beoordeling daarvan wordt alleen toegekomen indien het beroep gegrond wordt verklaard.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. van Riel, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. van der Plas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2022.
De griffier is verhinderd
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.