ECLI:NL:RBDHA:2022:6656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
NL22.8264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweigerde verblijfsvergunning asiel op grond van Dublin-overeenkomst met Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, mede namens haar minderjarige kinderen, een beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit weigerde de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, met als argument dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst. De rechtbank heeft de zaak op 17 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres en haar kinderen. De Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat zij het verzoek in behandeling zullen nemen, en de rechtbank oordeelt dat er geen beletselen zijn voor de overdracht van eiseres en haar kinderen aan Italië. De rechtbank heeft ook overwogen dat de individuele omstandigheden van eiseres en haar kinderen, waaronder medische zorg en familiebanden in Nederland, niet voldoende zijn om de overdracht aan Italië als onevenredig te beschouwen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geweigerd de aanvraag in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8264
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], V-nummer: [V-nummer], eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam minderjarig kind 1]
[naam minderjarig kind 2]
hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 9 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.8265, op 17 juni 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Ahmad. Verder zijn verschenen [naam broer], broer van verzoekster, en [naam begeleider], begeleider van verzoekster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De beroepen zien op eiseres en haar beide minderjarige kinderen. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek van eisers verzoek om internationale bescherming. Verweerder heeft in het bestreden besluit verder gemotiveerd dat er geen beletselen zijn om eisers aan Italië over te dragen.
2. De Italiaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord toegezegd dat zij het asielverzoek van eisers in behandeling zullen nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Verweerder mocht hier ook in dit geval van uitgaan. Dat er eerder een uitzetbevel is gegeven, betekent niet dat verweerder gehouden was om nader onderzoek te doen hoe de Italiaanse autoriteiten hiermee om zullen gaan. Voor zover eisers stellen dat Italië in strijd handelt met deze richtlijnen, kunnen zij daarover klagen bij de Italiaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat voor eisers die mogelijkheid niet bestaat dan wel dat de Italiaanse autoriteiten hun niet zouden kunnen of willen helpen.
3. Tot op heden wordt in het geval van Italië onverkort uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ook wanneer het bijzonder kwetsbare vreemdelingen betreft. Dat betekent dat kan worden aangenomen dat eisers in Italië toereikende opvang zullen krijgen. Gegeven het claimakkoord en het interstatelijk vertrouwensbeginsel is er voorts geen grond voor de veronderstelling dat eisers meteen na overdracht zullen worden uitgezet of in strijd met de Opvangrichtlijn en de Terugkeerrichtlijn zullen worden gedetineerd. De als bijlage 1 bij de gronden van beroep gevoegde informatie van VluchtelingenWerk Nederland [1] over de situatie van Dublinclaimanten die aan Italië worden overgedragen, dateert van ruim voor de laatste uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin de vraag naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel is beantwoord [2] en leidt dan ook niet tot een ander oordeel. In het aanvullend beroepschrift van 14 juni 2022 verwijzen eisers naar het AIDA-rapport [3] , waarin wordt gesteld dat de situatie van Dublinterugkeerders onzeker blijft. Ook dit rapport schetst hiermee echter geen wezenlijk ander beeld dan wat in eerdere rechtspraak is betrokken en geeft dus ook geen aanleiding voor een ander oordeel over het interstatelijk vertrouwwensbeginsel.
4. Voorts maken de door eisers aangevoerde individuele omstandigheden niet dat de overdracht van eisers aan Italië van onevenredige hardheid getuigd. De informatie van dermatoloog [naam dermatoloog] waaruit blijkt dat het jongste kind van eiseres medische behandeling krijgt in verband met een huidaandoening, doet niet af aan het gegeven dat hij in Italië als onderdeel van de opvangvoorzieningen eveneens medisch noodzakelijke zorg kan krijgen. Eisers hebben niet met stukken onderbouwd dat er concrete aanleiding is hieraan te twijfelen.
5. Het beroep van eisers op het belang van het kind slaagt evenmin. Gegeven het feit dat de minderjarige kinderen van eiseres met haar naar Nederland zijn gereisd, ligt het in beginsel voor de hand dat zij eiseres ook volgen naar Italië.
6. Voor zover eisers stellen dat zij in Italië gedwongen in detentie hebben gezeten en gedwongen vingerafdrukken moesten afgeven, geldt dat de lidstaten verplicht zijn om illegale vreemdelingen die het grondgebied van de lidstaten binnenkomen te registreren.
Dat eisers in Italië geen asielaanvraag wilden doen is niet relevant voor de bepaling van de verantwoordelijke lidstaat. Voor zover eisers stellen dat zij tijdens zijn eerder verblijf in Italië slecht zijn behandeld door de Italiaanse autoriteiten, geldt dat verweerder er in het voornemen en bestreden besluit terecht op heeft gewezen dat eisers geen ervaring hebben met de asielprocedure en -opvang in Italië, omdat zij daar geen asielaanvraag hebben ingediend. Ook hier geldt dat indien eisers van mening zijn dat de Italiaanse autoriteiten bij het uitoefenen van hun bevoegdheden disproportioneel of anderszins onrechtmatig hebben gehandeld, kunnen zij zich daarover beklagen bij de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten.
7. De enkele stelling in de zienswijze dat sprake is van familiebanden met de in Nederland verblijvende grootouders en dat eiseres emotioneel afhankelijk is van haar familieleden, hoefde verweerder niet tot een andere conclusie te leiden. De rechtbank stelt vast dat de familie in Nederland geen gezinsleden zijn in de zin van de Dublinverordening. Eiseres heeft verder tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat geen sprake is van afhankelijkheid van haar in Nederland verblijvende familie en dat zij niet bij haar familie wilt wonen. Met de in beroep overgelegde schriftelijke verklaring van de gestelde grootouders, dat sprake is van hechte familiebanden omdat zij in Syrië en Turkije met eisers hebben samengewoond en eisers door de vlucht naar Europa getraumatiseerd zijn, is niet objectief aannemelijk gemaakt dat het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarige kinderen van eiseres ook daadwerkelijk in geding is indien zij met eiseres naar Italië moeten vertrekken.
8. De in beroep overgelegde verklaring van het [naam school] dat het jongste kind sinds december 2021 op school zit en het daar goed doet, laat het uitgangspunt onverlet dat Italië de verantwoordelijke lidstaat is en zal zorgen voor de opvang van eisers.
9. In wat eisers hebben aangevoerd hoeft verweerder dan ook geen aanleiding te zien om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.‘Veelgestelde vragen Dublin/Italië – Gevolgen wetswijzigingen voor opvang (van Dublin-terugkeerders) in Italië’, VluchtelingenWerk Nederland, Vluchtweb, augustus 2021.
2.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1324
3.AIDA Country Report Italy Update 2022.