ECLI:NL:RBDHA:2022:6651
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid beroep wegens onbekende verblijfplaats eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 16 februari 2022. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De zitting vond plaats op 12 mei 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E.R. Weegenaar, en een tolk, J.B. Kabasubabu. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. I. Vugs. Tijdens de procedure heeft de rechtbank op 23 juni 2022 het onderzoek heropend om de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen, nadat bleek dat eiser op 22 juni 2022 de opvang zelfstandig had verlaten en met onbekende bestemming was vertrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen contact meer is tussen de gemachtigde van eiser en eiser zelf, en dat de gemachtigde niet heeft gereageerd op verzoeken om informatie over de verblijfplaats van eiser. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat eiser nog recht had op internationale bescherming. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij de beoordeling van het beroep. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.