ECLI:NL:RBDHA:2022:6607
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft het voornemen geuit om uitspraak te doen zonder een zitting te houden, waarop eiser instemmend heeft gereageerd. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Op 20 juni 2022 heeft verweerder echter alsnog eisers asielaanvraag ingewilligd. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank overweegt verder dat er mogelijk nog procesbelang zou kunnen zijn in de beslissing van verweerder om geen bestuurlijke dwangsommen toe te kennen. Verweerder heeft zich beroepen op de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, waarin is bepaald dat de bestuursrechter op verzoek de verbeurde bestuurlijke dwangsommen niet kan vaststellen. Eiser heeft gewezen op een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, maar deze leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De rechtbank heeft echter wel aanleiding gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Dit is mogelijk, zelfs als het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, wanneer het bestuursorgaan aan de indiener van het beroep is tegemoetgekomen. De proceskosten worden vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.