ECLI:NL:RBDHA:2022:6553
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijk ongegrondheid en inreisverbod opgelegd aan eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Colombiaanse man geboren in 1969, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiser heeft deze aanvraag ingediend op 17 mei 2022, omdat hij beweerde te zijn gevlucht voor een Colombiaanse bende die hem doodsbedreigingen had gedaan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de rechtbank van mening was dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser oppervlakkig, tegenstrijdig en ongeloofwaardig waren, en dat hij niet het voordeel van de twijfel had gekregen. Eiser had geen objectief verifieerbare stukken overgelegd die zijn stellingen ondersteunden, en de aangifte van zijn echtgenote werd als niet geloofwaardig beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en dat het opgelegde inreisverbod ook gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier.