ECLI:NL:RBDHA:2022:6544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
20/2435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een bestreden besluit inzake arbeidsongeschiktheid met behoud van rechtsgevolgen

Op 29 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door B.M. de Wolff. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Dit volgde op een tussenuitspraak van 17 december 2021, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid had gegeven om een zorgvuldigheidsgebrek in het besluit van 27 februari 2020 te herstellen.

In de tussenuitspraak werd vastgesteld dat de psychische klachten van eiser tijdens de wachttijd bekend waren, maar dat de verzekeringsarts niet adequaat had gekeken naar de beperkingen die voortvloeiden uit deze klachten. Na de tussenuitspraak heeft de verzekeringsarts een aanvullend rapport opgesteld, waarin werd geconcludeerd dat er geen permanente psychische stoornis was vastgesteld. Eiser voerde aan dat verweerder een verkeerd toetsingskader hanteerde en dat de psychische klachten bij het einde van de wachttijd aanwezig moesten zijn.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts op basis van de beschikbare medische informatie had kunnen concluderen dat de ziekmelding voortkwam uit een andere ziekteoorzaak. Eiser had niet met nieuwe medische informatie onderbouwd dat de beoordeling onjuist was. De rechtbank wees het verzoek om benoeming van een deskundige af en concludeerde dat het zorgvuldigheidsgebrek was hersteld. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2435

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: B.M. de Wolff).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 17 december 2021 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het besluit van 27 februari 2020 (het bestreden besluit) te herstellen.
Verweerder heeft bij brief van 28 januari 2022 gereageerd op de tussenuitspraak.
Eiser heeft hierop een schriftelijke zienswijze gegeven.
Nadat geen van partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten
.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. Voor de relevante feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de tussenuitspraak volstaat de rechtbank op deze plaats met een verwijzing naar die tussenuitspraak.
3.1.
In de tussenuitspraak is de rechtbank – kort samengevat – tot het oordeel gekomen dat het bestreden besluit een zorgvuldigheidsgebrek bevat. Verweerder heeft ter zitting erkend dat de psychische klachten van eiser tijdens de wachttijd bekend waren alsook dat er niet alleen naar de eindewachttijdbeoordeling gekeken moet worden, maar ook naar de wachttijd zelf. Zowel de primaire arts als de verzekeringsarts b&b hebben niet gekeken naar de beperkingen die mogelijk voortvloeien uit de melding van toegenomen psychische klachten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om het gebrek in het besluit te herstellen.
3.2.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de verzekeringsarts b&b op 27 januari 2022 een aanvullend rapport opgesteld. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft de bedrijfsarts gedurende de wachttijd op 13 december 2017 een verminderde psychische belastbaarheid vastgesteld. Dit is een momentopname geweest. De nieuwe bedrijfsarts stelt, eveneens gedurende de wachttijd, dat er zeker vanaf 13 april 2018 geen sprake meer is van een verminderde psychische belastbaarheid. Eiser is dan al niet meer onder behandeling van een psycholoog. De primaire arts stelt in een onderbouwd oordeel bij de eindewachttijdbeoordeling een normale psychische belastbaarheid vast. Volgens de verzekeringsarts b&b is voor einde wachttijd geen omschreven psychische stoornis vastgesteld met een permanent karakter die achteraf beschouwd ook nog wel aan het einde van de wachttijd bestaan moet hebben. De in het kader van de letselschadezaak ingeschakelde externe verzekeringsarts heeft, anders dan de 2e bedrijfsarts en de UWV-artsen eiser niet zelf gezien en onderzocht. In haar rapportages bevinden zich geen stukken waaruit volgt dat voor einde wachttijd een meer permanente psychische ziekte is geobjectiveerd. Haar visie werpt in het kader van de WIA/amberzaak geen ander licht op de zaak. De ziekmelding per 1 april 2019 blijft het gevolg van een zogenaamde andere ziekteoorzaak.
3.3.
Eiser heeft in reactie daarop aangevoerd dat verweerder een verkeerd toetsingskader hanteert. Volgens eiser dient niet getoetst te worden of de klachten voortvloeien uit een ziekteoorzaak noch of deze bij einde wachttijd nog aanwezig zijn, maar moet verweerder toetsen of er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid en of deze toegenomen arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit dezelfde oorzaak. Dit is breder dan ziekteoorzaak. Eiser benadrukt daarnaast dat hij was gestopt bij de psycholoog omdat hij zich op de lichamelijke klachten wilde richten en dat uit de brief van Ortius blijkt dat er psychisch onderzoek is geweest door middel van observatie. Daarnaast stelt eiser dat de psychische klachten bij einde wachttijd aanwezig moeten zijn geweest. Nu Ortius haar activiteiten heeft gestaakt, stelt eiser in bewijsnood te komen omdat hij de opgevraagde medische gegevens niet meer kan ontvangen en verzoekt hij om benoeming van een externe deskundige.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b op basis van de aanwezige medische informatie heeft kunnen concluderen dat er sprake is van een ziekmelding uit een andere ziekteoorzaak. In tegenstelling tot wat eiser aanvoert, dient het hierbij wel te gaan om dezelfde ziekteoorzaak. Dit blijkt zowel uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; zie bijvoorbeeld de uitspraak 13 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2049) als uit de Memorie van Toelichting bij de WIA (Kamerstukken II, 2004 – 2005, 30 034, nr. 3, blz. 26):
“Is de ziekte vastgesteld, dan moet de verzekeringsarts de beperkingen in beeld brengen. Een ziekte die niet leidt tot beperkingen voor het verrichten van arbeid is voor het uitkeringsrecht niet relevant. Het is hierbij ook niet relevant of een ziekte ernstig genoemd wordt, maar of de beperkingen die door de ziekte worden veroorzaakt, zodanig zijn dat ze de mogelijkheid om te werken beïnvloeden. Het moet gaan om aantoonbare beperkingen die rechtstreeks voortvloeien uit de ziekte”.
Eiser heeft niet met nieuwe medische informatie onderbouwd dat de medische beoordeling onjuist is. Voor zover eiser stelt in bewijsnood te zijn en om een deskundige vraagt, overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft onderbouwd welke medische gegevens hij van Ortius had willen overleggen die de medische beoordeling kunnen weerspreken, nu de brieven van Ortius reeds zijn meegenomen in de medische beoordeling van de verzekeringsarts b&b. Het stond eiser vrij om een andere medische instantie in te schakelen, hetgeen mogelijk moest zijn gelet op het feit dat eiser eerder stukken heeft overgelegd van Ortius. De rechtbank wijst het verzoek om benoeming van een deskundige daarom af. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek heeft hersteld.
3.5.
Het beroep is gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek gegrond. Het bestreden besluit dient daarom te worden vernietigd. Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak alsnog een toereikende onderbouwing gegeven voor het bestreden besluit en daarmee het zorgvuldigheidsgebrek hersteld. Daarom laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
4. Nu het beroep tegen het bestreden besluit gegrond wordt verklaard, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten voor het beroep tegen het bestreden besluit. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1).
5. Omdat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaart, bepaalt zij tevens dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.