ECLI:NL:RBDHA:2022:6514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
9819527 RL EXPL 22-6303
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en onrechtmatige loonstop in arbeidsconflict met Pro.Kon/Ak B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Pro.Kon/Ak B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, vorderde de opheffing van een loonstop die door de gedaagde was opgelegd. De loonstop was ingesteld omdat de eiser, die sinds eind 2020 ziek was, niet op een uitnodiging voor een gesprek was verschenen. De gedaagde stelde dat de eiser niet voldeed aan zijn re-integratieverplichtingen. De eiser betwistte dit en voerde aan dat de aangeboden werkzaamheden niet passend waren en dat er een arbeidsconflict bestond, waarvoor hij herhaaldelijk om mediation had gevraagd. De kantonrechter oordeelde dat de loonstop onterecht was, omdat de gedaagde niet voldoende had gedaan om de re-integratie van de eiser te bevorderen en de aangeboden werkzaamheden niet passend waren. De rechter oordeelde dat de eiser recht had op zijn loon over de maanden december 2021 tot en met april 2022, inclusief een wettelijke verhoging van 50%. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 7.561,56 bruto aan de eiser, alsook de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Locatie Den Haag
PV/DN/c
Zaak-/rolnr.: 9819527 RL EXPL 22-6303
25 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. N.M. Fakiri,
tegen
de besloten vennootschap Uitzendbureau Pro.Kon/Ak B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H. Mouselli.
Partijen worden hierna [eiser] en Pro.Kon/Ak genoemd.

1.1. Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 3 mei 2022 met producties, genummerd 1 tot en met 38;
- de aanvullende producties, genummerd 39 tot en met 42 van de zijde van [eiser] ;
- de producties, genummerd I tot en met VII van de zijde van Pro.Kon/Ak.
1.2.
Op 12 mei 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is hierbij verschenen, bijgestaan door mr. Fakiri en vergezeld door een tolk. Namens Pro.Kon/Ak is de [naam] verschenen, bijgestaan door mr. Mouselli. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.
1.3.
Pro.Kon/Ak heeft ter zitting bezwaar gemaakt tegen de door [eiser] in het geding gebrachte producties 40, 41 en 42 omdat deze producties volgens haar niet tijdig zijn ingediend. De kantonrechter heeft dit bezwaar gepasseerd. De producties zien deels op stukken die Pro.Kon/Ak reeds bekend zijn en bovendien heeft zij ter zitting voldoende de gelegenheid gehad om op die stukken te reageren, zodat zij niet (noemenswaardig) in haar verdediging wordt geschaad. Van strijd met de eisen van een goede procesorde is geen sprake.
1.4.
Vervolgens is het vonnis is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is op 1 januari 2002 in dienst getreden van (de rechtsvoorgangster van) Pro.Kon/Ak in de functie van [functie] . [eiser] is werkzaam op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 38 uur per week tegen een bruto uurloon van € 12,99 exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de ABU CAO van toepassing.
2.2.
[eiser] heeft zich eind 2020 ziek gemeld.
2.3.
[eiser] is eerst op 25 mei 2021 opgeroepen voor de bedrijfsarts. De bedrijfsarts rapporteert het volgende:
“nu slechts beperkt benutbare mogelijkheden. Kan wel zitten en lichte werkzaamheden doen in het horizontale vlak.”
2.4.
Het volgende gesprek met de bedrijfsarts vindt op 14 juli 2021 plaats. De bedrijfsarts rapporteert dat als volgt:
“Werknemer rapporteert onverminderd last van mobiliteitsbeperking en boven schouderhoogte actief zijn met rechts die plausibel zijn en chronisch van aard.
M.i. is werknemer structureel arbeidsongeschikt voor eigen werk; overwegend zittend werk wordt conform opbouwschema haalbaar geacht: statten met 3x4 u/w, wekelijks met 2 uren uitbreiden.
Lasten boven de 6-7 kg, veelvuldig bukken, hurken en traplopen dient vermeden te worden.
Revisie over 6-8 weken.”
2.5.
En aan Pro.Kon/Ak wordt voorts nog het volgende gerapporteerd:
“Conform het advies van de arts is meneer op dit moment geschikt allen voor licht, zittend werk, voor een bepaalde aantal uur in de week.
Verder zijn er volgens de arts geen mogelijkheden meer in spoor 1 (terugkeer naar eigen functie). Dit betekend dat vervroegde inzet van spoor 2 (…) is aan de orde.”
2.6.
[eiser] bericht Pro.Kon/Ak op 9 september 2021 dat hij met spoed naar Turkije moet. Op 13 september 2021 bericht Pro.Kon/Ak aan [eiser] dat zijn loon wordt stopgezet omdat hij vooraf niet aan de bedrijfsarts en Pro.Kon/Ak om toestemming heeft verzocht. Op 11 oktober 2021 meldt [eiser] aan Pro.Kon/Ak dat hij terug is in Nederland en met zijn re-integratie wil starten.
2.7.
Omdat een reactie uitblijft en de loonstop voortduurt, heeft [eiser] rechtshulp gezocht. De gemachtigde van [eiser] wendt zich op 2 november 2021 tot Pro.Kon/Ak en schrijft onder meer:
“(…)Nu het onverwijld handelen alsmede de waarschuwing ontbreekt, is de loonstop onrechtmatig.(…)
Client meent dat Pro.Kon/Ak al geruime tijd tracht hem te bewegen zelf ontslag te nemen of een beëindigingsovereenkomst te ondertekenen. (…)
Uit de door U onrechtmatig opgelegd en gehandhaafde loonstop blijkt volgens client te meer dat Pro.Kon/Ak alles in staat stelt om client weg te pesten. Client ervaart als gevolg van het handelen van Pro.Kon/Ak medische klachten en een conflict met Pro.Kon/Ak.
Ik verzoek U om mediation te entameren. Ik stel voor een mediator van Mohamedajoeb mediators. (…)”
2.8.
Op 5 november 2021 bericht Pro.Kon/Ak aan de gemachtigde van [eiser] , voor zover relevant, dat zij alsnog zullen overgaan tot betaling van de ziekuren; betaling van de wettelijke verhoging wordt geweigerd. De gemachtigde van [eiser] herhaalt in zijn hierop volgende berichten steeds zijn verzoek om mediation. [eiser] zelf geeft in een e-mail van 29 november 2021 aan de bedrijfsarts aan:
“K wil graag de arbo arts ( [X] ) op hoogte stellen dat mijn advocaat, al meerdere malen, een verzoek heeft ingediend bij mijn werkgever voor een mediation. Zij hebben tot nu toe dit elk keer genegeerd. Ik ben van mening dat wij in een conflict zitten en de andere partij wilt dit niet oplossen.”
2.9.
Op 1 december 2021 wordt [eiser] voor de derde keer sinds zijn ziekmelding eind 2020 door de bedrijfsarts gezien. In het verslag van het bezoek aan de bedrijfsarts op 1 december 2021 wordt het volgende vermeld:
“Werknemer rapporteert onverminderd last van mobiliteitsbeperking en boven schouderhoogte actief zijn met rechts. Voorts is sprake van wat verminderde stressbestendigheid. M.i. is werknemer structureel arbeidsongeschikt voor eigen werk; overwegend zittend en niet stressvol werk wordt in het kader van de re-integratie conform opbouwschema haalbaar geacht; starten met 4x4 u/w, wekelijks met 4 uren uitbreiden. Lasten boven de 6-7 kg, langdurig staan en lopen, veelvuldig bukken, hurken en traplopen dienen vermeden te worden. beroepsmatig voertuigen besturen is niet mogelijk.
T.b.v. de re-integratie is een FML opgesteld.
Voor het oplossen van problemen rondom de loonstop dienen ze onderling op te lossen; inbreng van mediation zoals (ex-)werknemer het wenst zal geen toegevoegde waarde hebben.”
2.10.
Pro.Kon/Ak laat [eiser] op 10 december 2021 bij WhatsApp-bericht weten passend werk voor [eiser] te hebben gevonden en schrijft:
“U kunt zittend stek steken bij bedrijf Florensis in Dinteloord. Wij verwachten u maandag 13 december 2021 (…)”.
2.11.
[eiser] heeft diezelfde dag laten weten door ziekte niet te kunnen werken.
2.12.
In reactie op de ziekmelding schrijft Pro.Kon/Ak aan [eiser] op 11 december 2021 onder meer:
“Volgens onze gegevens bent u sinds eind 2020 ziek, u hoeft u niet nogmaals ziek te melden.
Wel dient u zich te houden aan uw re-integratieverplichtingen (…).
Zojuist probeerde ik u te bereiken (…) maar u gaf hier geen gehoor aan.
Ik wil u graag uitnodigen voor een gesprek op ons hoofdkantoor (…).
Indien wenselijk kunt u uw raadsheer meenemen naar dit gesprek.
U kunt aanstaande maandag op 13 december 2021 (…) binnenlopen (…).”
2.13.
Op 14 december 2021 bericht [eiser] aan Pro.Kon/Ak dat hij ziek is en “
in beroep ga op de rapport vd arbo.” In aanvulling hierop bericht zijn gemachtigde op diezelfde dag nog het volgende aan Pro.Kon/Ak:
“U heeft mij gisteren gebeld in welk gesprek U tegen mij gezegd heeft dat U wenst dat cliënt voor 4 uur per dag komt werken.
Ik heb tegen U gezegd dat cliënt op dit moment volledig arbeidsongeschikt is en zich daarom (toegenomen) arbeidsongeschikt gemeld heeft.
Bovendien heb ik tegen U gezegd dat het aangeboden werk gezien de reistijd niet passend is.
(…)
Voorts heb ik tegen U gezegd dat cliënt zich niet kan vinden in het advies van de bedrijfsarts en daarom een deskundigenoordeel aan zal vragen.
U deelde mij mede dat U zich niet kan vinden in het feit dat cliënt zich ziek heeft gemeld. U stelde dat de relatie tussen Pro.Konak en cliënt niet goed is. (…)
Ik heb tegen U gezegd dat partijen inderdaad een conflict hebben en dat daarom mediation ingezet moet worden. (…)
Namens cliënt stel ik een mediator van Mohamedajoeb mediators voor. Ik verneem graag van U of mediation ingezet zal worden.
(…)
Cliënt is arbeidsongeschikt (…). Pro.Konak blijft cliënt daarentegen bellen dat hij op werk moet komen. Hierdoor ervaart cliënt veel druk hetgeen weer resulteert in toename van zijn klachten.(…)”
2.14.
Nog diezelfde dag reageert Pro.Kon/Ak naar de gemachtigde van [eiser] en schrijft onder meer:
“(…) Ik heb niet gesteld dat ik mij niet kan vinden in het feit dat [eiser] zich ziek heeft gemeld, (…)
Ik heb gesteld dat ik [eiser] op geen enkele manier kan bereiken en dat dit serieus een belemmering vormt voor zijn re-integratie.(…)
De bedrijfsarts en de verzuimconsulent zien geen reden om gebruik te maken van mediation, wij zijn niet van mening dat er een conflict is tussen [eiser] en Pro.Kon/Ak B.V.
Wij zijn van mening dat [eiser] (…) zich niet houdt aan zijn re-integratieverplichtingen.
Zoals ik tijdens het telefoongesprek heb aangegeven heb ik [eiser] uitgenodigd om hem uitleg te geven over de re-integratieverplichtingen die wij gezamenlijk hebben.(…)”.
2.15.
[eiser] is op 22 december 2021 wederom bij de bedrijfsarts geweest. In het advies van de bedrijfsarts staat het volgende:
“Werknemer rapporteert onverminderd mobiliteitsbeperking en boven schouderhoogte actief zijn met rechts en sociaal-emotionele problematiek, samenhangend met werk. Hierdoor is sprake van verminderde stressbestendigheid. Sinds voorgaand consult dd 1-12-21 blijkt er geen wezenlijke verandering opgetreden te zijn. Werknemer voelt zich langdurig onder druk gezet door de werkgever om te re-integreren en stopt telkens zijn loon.
Blijkens vorig consult is de belastbarheid van werknemer niet wezenlijk afgenomen. Hij is nog immer conform FML belastbaar. Voorts uitleg gegeven over rechten en plichten van de partijen ihkv re-integratie spoor ½ en dde medische zaken die besproken zijn, terug te vinden zijn in de medische rapportage die eventueel opgevraagd kan worden door werknemer. De arbeidsdeskundige zou spoor 2 hebben aanbevolen obv mijn FML.
Zijn neef die hem vergezelde benadrukt dat zij oneens zijn met mijn advies en FML die de werknemer kan beamen. Ook uit zijn neef zijn twijfels uit over mijn onafhankelijkheid daar ik betaald wordt door de werkgever. Ik heb benadrukt hier als onafhankelijke adviseur te handelen en geen partij kies voor een van de partijen.
Ivm onenigheid is werknemer gewezen op de mogelijkheid van een deskundigenoordeel/ Second opinion bij een andere bedrijfsarts en hierover contact te leggen met UWV of de arbodienst.”
2.16.
De gemachtigde van Pro.Kon/Ak heeft de gemachtigde van [eiser] bij e-mail van 24 december 2021 onder meer het volgende geschreven:
“(…) Daarnaast stel ik namens cliënte vast dat uw cliënt de op hem rustende (re-integratie) verplichtingen niet nakomt. U hebt waarschijnlijk ook al kennisgenomen van het laatste oordeel van de bedrijfsarts. Ik stel gezien de uitkomst daarvan vast dat uw cliënt nog altijd niet meewerkt. Dit betekent dat ik namens cliënte uw cliënt oproep omop woensdag 29 december a.s. om 9.00 uurzich te melden bij cliënte op kantoor, teneinde het gesprek aan te gaan (in het kader van de nakoming van de re-integratie). Dit betekent ook dat als uw cliënt wederom weigerachtig blijft en/of niet verschijnt, cliënte verdere rechtsmaatregelen zal nemen waaronder maar niet uitsluitend staking van de loonbetaling en desnoods ontslag (op staande voet). (…)”
2.17.
De gemachtigde van [eiser] heeft hierop bij e-mail van 27 december 2021 onder meer als volgt gereageerd:
“(…) Zowel cliënt als ik hebben meerdere keren inmiddels voorgesteld om mediation aan te vangen. De bedrijfsarts van Uw cliënt- daarmee Uw cliënt- negeert simpelweg het conflict tussen partijen en meent dat het een gesprek opgelost is. (…)”
2.18.
De gemachtigde van Pro.Kon/Ak heeft op dezelfde dag per e-mail laten weten dat de inhoud van de eerdere e-mail gehandhaafd blijft.
2.19.
De gemachtigde van [eiser] heeft de gemachtigde van Pro.Kon/Ak bij e-mail van 28 december 2021 onder meer het volgende geschreven:
“(…) Cliënt kan door medische klachten die gisteren en vandaag verergerd zijn niet aan een gesprek bij Uw cliënt op kantoor deelnemen. (…)”
2.20.
De gemachtigde van Pro.Kon/Ak heeft diezelfde dag per e-mail gereageerd door te schrijven:
“(…) Het oordeel van bedrijfsarts is leidend en dit betekent dat uw cliënt morgen wordt verwacht.
Zoals reeds aangegeven, als hij morgen niet verschijnt, (…) zal een loonsanctie worden opgelegd. (…)”
2.21.
[eiser] heeft zich op 29 december 2021 niet bij Pro.Kon/Ak op kantoor gemeld.
2.22.
Pro.Kon/Ak heeft bij aangetekende brief van 29 december 2021 [eiser] een schriftelijke waarschuwing gegeven en heeft tevens voor de tweede keer een loonsanctie opgelegd. Zij schrijft onder meer:
“(…) Vandaag was u uitgenodigd voor een gesprek bij ons op kantoor om naar aanleiding van het oordeel van de bedrijfsarts (laatste d.d. 22 december 2021) de vervolgstappen samen te bespreken en uw re-integratie te bespreken alsmede te hervatten. Helaas stellen wij vast dat u wederom weigert om redelijke instructies van ons op te volgen, u weigert in gesprek te gaan met ons en u weigert de op uw rustende wettelijke en contractuele verplichtingen jegens ons na te komen.
U hebt vanaf heden geen recht op loondoorbetaling bij ziekte, indien en zolang u I) weigert mee te werken aan redelijke voorschriften en/of getroffen maatregelen om u passende arbeid te laten verrichten, en II) redelijke instructies van ons op te volgen om überhaupt met u in gesprek te gaan.
(…)
Wij hebben echt alles gedaan om u te laten inzien dat hetgeen u doet dan wel nalaat niet mag en bovenal ook niet in uw belang is. Helaas zonder succes. Dit betekent dat wij niet anders kunnen dan I) u een schriftelijke waarschuwing te geven en II) u dringend verzoeken om opwoensdag 5 januari 2021 om 9.00 uuru te melden bij ons kantooradres teneinde het gesprek met elkaar aan te gaan en uw re-integratie te bespreken en te hervatten.”
2.23.
Omdat [eiser] niet op het aangezegde gesprek verschijnt, volgt bij brief van 5 januari 2022 van Pro.Kon/Ak aan [eiser] een tweede schriftelijke waarschuwing en een herhaalde oproep om in gesprek te gaan. Ook aan deze oproep heeft [eiser] geen gehoor gegeven.
2.24.
Op 14 februari 2022 heeft het UWV op verzoek van [eiser] een deskundigenoordeel afgegeven. De arbeidskundige heeft in zijn verslag het volgende geschreven:
1. Onderzoeksvraag
Is het werk dat ik #wil/moet doen op # passend voor mij?
(…)
4. Beschouwing passendheid van het werk
Ik vind het werk dat werkgever aanbiedt niet passend omdat het werk niet redelijk en/of billijk is. Ik heb mij hier specifiek gericht op de reisafstand alsmede de werktijden. (…)
Zowel door (de gemachtigde van) werknemer, door werkgever als door de bedrijfsarts wordt gewag gemaakt van een arbeidsconflict en de mogelijkheid van mediation. Verwacht wordt dat werkgever en werknemer er alles aan doen om tot herstel van de relatie te komen, waarbij de STECR Werkwijzer Arbeidsconflict als leidraad dient. De in deze werkwijzer genoemde instrumenten moeten worden ingezet. (…)
5. Conclusie
Het werk is niet passend.”
2.25.
In navolging van het deskundigenoordeel verzoekt de gemachtigde van [eiser] op 29 maart 2021 aan Pro.Kon/Ak per direct om opheffing van de loonsanctie en betaling van het achterstallige loon met de wettelijke verhoging.
2.26.
Op of omstreeks 14 april 2022 heeft de inmiddels door Pro.Kon/Ak aangezochte mediator, [naam mediator] (hierna: [naam mediator] ), met zowel Pro.Kon/Ak als [eiser] een intakegesprek gevoerd.
2.27.
[naam mediator] heeft partijen op 16 april 2022 bericht niet met mediation te kunnen starten, zolang tussen partijen een procedure over de loonstop loopt.
2.28.
Pro.Kon/Ak heeft [eiser] op 25 april 2022 een e-mail gestuurd en daarin onder meer geschreven:
“(…) Zoals u inmiddels weet hebben wij een mediator ingeschakeld (…) maar helaas heeft uw advocaat laten weten een kort geding procedure te starten. Alhoewel wij ook via onze advocaat uw advocaat dringend hebben verzocht om u te adviseren deel te nemen aan het mediationtraject, hebben wij helaas wederom niets van hem dan wel van u vernomen. (…)
Graag nodigen wij u uit bij ons op kantoor voor een gesprek. Wij wijzen erop dat de reden dat wij uw loonbetaling hebben gestaakt onder meer ook gelegen is in het feit dat u weigert om met ons in gesprek te gaan. Dat is helaas tot op heden nog steeds het geval. Dit betekent dat de loonsanctie blijft gehandhaafd dan wel staken wij de loonsanctie voor zover vereist nogmaals, zolang u weigert met ons in gesprek te gaan. Juist om dit probleem op te lossen hadden wij hoopt dat het mediationtraject kon plaatsvinden. Nu dat ook is belemmerd, zit er niets anders op dan u maar rechtstreeks te vragen met ons in gesprek te gaan. (…)
Wij verzoeken u vriendelijk omdonderdag 28 april a.s. om 9.00 uuru te melden bij ons op kantoor. (…)”
2.29.
[eiser] is op 28 april 2022 niet op kantoor bij Pro.Kon/Ak verschenen.
2.30.
In de brief van de huisarts van [eiser] van 11 januari 2022 met een overzicht van zijn medische gegevens staat onder meer:
“Patient is bekend met AC artrose (slijtage re schouder, gonartrose re en een cyste in de heup li. (…) Pt is geadviseerd te blijven bewegen op geleide klachten en zware werkzaamheden waarbij de kans bestaat op overbelasting te vermijden!
In maart 2021 consulteert patient mij echter ivm surmenage/burnout klachten door de situatie op het werk. Zijn ziekmelding wordt niet serieus genomen en in eerste instantie wil men ook geen arbo-arts inschakelen. (…) In november wordt het loon echter gestopt door de werkgever. Dit leidt tot meer stress en patient ervaart steeds meer psychische klachten. Zelfs in deze mate dat hij slaapproblemen krijgt eb dat de somatische klachten verergeren (pijnklachten schouder/heup en knie) verergeren. (…) In december wordt zelfs gedreigd met ontslag door de werkgever en patient wordt meerdere malen per dag gebeld door werkgever om te komen werken, wat toename geeft van stress en leidt tot paniekaanvallen bij patient. (…) Ik heb de psychiater gevraagd de afspraak te vervroegen omdat de situatie erg zorgelijk is. (…)
Relevante regels uit het journaal:
(…)
28-12-21 (…) Gisteren bericht gehad van werkgever met dreiging
ontslag. Niet suicidaal. Wel last van stress.
Wordt getreiterd door werkgever, wordt gedwongen
te werken.
georienteerd in trias, oogt vermoeid, praat niet
somber gestemd, emotioneel(…)”
17-12-21 (…) stress (…)
14-12-21 (…) dochter belt, geeft aan dat pte slecht slaapt
door de stress (…)
(…) verwezen naar Psychiatrie GGZ (…)

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair[toevoeging kantonrechter]
1. Pro.Kon/Ak veroordeelt om binnen drie werkdagen na het vonnis de loonstop vanaf 29 december 2021 op te heffen en aan [eiser] onder overlegging van gedegen bewijs van kwijting zijn loon over de maanden december 202[1], januari, februari, maart en april 2022 begroot op € 8.552,56 bruto aan hem te voldoen;
2. Pro.Kon/Ak veroordeelt om binnen drie werkdagen na het vonnis aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging over het bedrag onder 1 ad. 50%;
Subsidiair
3. Pro.Kon/Ak veroordeelt om binnen drie werkdagen na het vonnis de loonstop vanaf 15 februari 2022 op te heffen en aan [eiser] onder overlegging van gedegen bewijs van kwijting zijn loon over de maanden februari, maart en april 2022 begroot op € 4.435,13 bruto te voldoen;
4. Pro.Kon/Ak veroordeelt om binnen drie werkdagen na het vonnis aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging over het bedrag onder 3 ad. 50%;
5. Althans een voorziening treft die de kantonrechter in goede justitie voorkomt.
Alles met veroordeling van Pro.Kon/Ak in de proceskosten te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
[eiser] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat Pro.Kon/Ak zonder grond per 29 december 2021 is gestopt met het betalen van loon. Hij voert daartoe aan dat de door Pro.Kon/Ak aangeboden werkzaamheden niet passend waren en dus geen sprake is van werkweigering. Ook het (herhaalde) verzoek van Pro.Kon/Ak om zich voor een gesprek op kantoor te melden terwijl tussen partijen een conflict speelt en door [eiser] bij herhaling om mediation is gevraagd, heeft [eiser] mogen weigeren omdat geen sprake is van een redelijk re-integratievoorschrift.
3.3.
Pro.Kon/Ak heeft verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

4.Beoordeling

Ontvankelijkheid van het verzoek
4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter het geval. De vordering betreft een loonvordering die naar haar aard als spoedeisend kan worden aangemerkt en [eiser] heeft bovendien onweersproken gesteld dat hij door de loonopschorting ernstige financiële problemen heeft. Dat de loonstop al sinds 29 december 2021 is opgelegd en [eiser] eerst nu doorbetaling van het loon vordert, betekent – anders dan Pro.Kon/Ak heeft aangevoerd – niet dat het spoedeisend belang ontbreekt. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat zijn neef hem enige tijd financieel heeft bijgestaan, maar dit nu niet meer het geval is en hij daarom nu de onderhavige procedure is gestart.
4.2.
Pro.Kon/Ak heeft daarnaast aangevoerd dat, gelet op artikel 7:629a lid 1 BW, het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard (de kantonrechter begrijpt ‘moet worden afgewezen’) omdat de overgelegde deskundigenverklaring geen betrekking heeft op de (mate van) arbeidsongeschiktheid van [eiser] . Dit verweer faalt reeds omdat de eis dat de werknemer bij een loonvordering een deskundigenverklaring moet overleggen niet geldt in kort geding (HR 14 september 2018 ECLI:NL:HR:2018:1673).
4.3.
Verder overweegt de kantonrechter dat voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist is dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. De vordering kan in kort geding worden toegewezen indien met grote mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure de loonvordering zal worden toegewezen.
Beoordeling van de loonvordering ex artikel 7:629 BW
4.4.
Aan de kantonrechter ligt de vraag voor of Pro.Kon/Ak gerechtigd was, na haar schriftelijke waarschuwing van 24 december 2021, haar verplichting tot loonbetaling aan [eiser] per 29 december 2021 te staken (en gestaakt te houden) omdat [eiser] niet meewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen. Uit de inhoud van de brief van 29 december 2021 en de correspondentie tussen de gemachtigden van partijen, volgt dat de feitelijke reden van de loonstop per 29 december 2021 erin is gelegen dat [eiser] i) geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om op 23 december 2021 passende arbeid te verrichten en ii) weigert met Pro.Kon/Ak in gesprek te gaan over zijn re-integratie. Het voortduren van de loonstop is er volgens Pro.Kon/Ak in gelegen dat [eiser] óók na 29 december 2021 is blijven weigeren om met haar in gesprek te gaan. Tussen partijen staat vast dat [eiser] ziek is en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt is.
4.5.
Bij de beantwoording van deze vraag wordt vooropgesteld dat artikel 7:629 lid 1 BW bepaalt dat een werknemer in geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte recht houdt op loon. In lid 3 van die bepaling staat dat de werknemer dat recht niet heeft indien de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten (sub d).
4.6.
In de wet is niet nader uitgewerkt wat verstaan moet worden onder een redelijk voorschrift. Gelet op de strekking van de bepaling moet er in zijn algemeenheid van worden uitgegaan dat daarvan sprake is indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
i. gegeven de aard van de arbeidsongeschiktheid en de stand van zaken in de re-integratie is het voorschrift gepast,
ii. aannemelijk is dat (het resultaat van) het voorschrift de re-integratie zal bevorderen en
iii. van de werknemer kan in redelijkheid worden gevergd dat hij het voorschrift opvolgt.
Bij een en ander komt gewicht toe aan wat de bedrijfsarts en/of arbeidsdeskundige of een andere in dat verband ingeschakelde deskundige heeft geadviseerd.
Geen passende arbeid aangeboden
4.7.
De kantonrechter zal eerst beoordelen of het door Pro.Kon/Ak op 13 december 2021 aangeboden werk passend was. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn stelling, dat het aangeboden werk niet passend was, verwezen naar het deskundigenoordeel van het UWV van 14 februari 2022. De arbeidsdeskundige komt tot het oordeel dat de aangeboden functie gelet op de reisafstand alsmede de voorgestelde werktijden niet passend is. Pro.Kon/Ak heeft de conclusie van het UWV en de motivering daarvan niet weerlegd. Bij gebreke van een betwisting is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat Pro.Kon/Ak op 13 december 2021 geen passend werk aan [eiser] heeft aangeboden.
Geen redelijk voorschrift
4.8.
De onderhavige loonvordering ziet daarnaast op de stelling van [eiser] dat het verzoek van Pro.Kon/Ak om zich voor een gesprek op 29 december 2021 op kantoor te melden terwijl tussen partijen een arbeidsconflict speelt en door [eiser] bij herhaling om mediation is gevraagd niet als redelijk voorschrift kan worden aangemerkt. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.9.
Hoewel partijen van mening verschillen over het doel van het bewuste gesprek (volgens Pro.Kon/Ak het bespreken van re-integratiemogelijkheden; volgens [eiser] hem onder druk zetten om tot beëindiging van de arbeidsrelatie te komen), rechtvaardigt de weigering van [eiser] om met Pro.Kon/Ak op 29 december 2021 in gesprek te gaan, onder de gegeven omstandigheden en in het licht van de in overweging 4.6. onder i tot en met iii genoemde voorwaarden, naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter géén oplegging van een loonsanctie. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.10.
Uit de stukken volgt dat in de periode voorafgaand aan de opgelegde loonstop van 29 december 2021 (de gemachtigde van) [eiser] naar aanleiding van de eerste loonstop reeds op 2, 5 en 7 november 2021 melding maakt van een gerezen arbeidsconflict. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden of dit conflict onder meer het gevolg is van de eerdere weigering van [eiser] om in te stemmen met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, zoals [eiser] stelt. Wel is duidelijk geworden dat Pro.Kon/Ak na de ziekmelding van [eiser] eind 2020 lange tijd heeft ‘stilgezeten’. Eerst na meerdere maanden van ziekte is [eiser] opgeroepen bij de bedrijfsarts. Ondanks dat de bedrijfsarts direct melding maakte van beperkte inzetbaarheid heeft Pro.Kon/Ak [eiser] niet opgeroepen voor passend werk. Ook niet na het advies van de bedrijfsarts van 14 juli 2021 waarin wordt aangegeven dat er geen mogelijkheden zijn om terug te keren in de eigen functie. Eerst nadat [eiser] melding maakt van een (spoed)verblijf in Turkije, lijkt Pro.Kon/Ak ‘wakker te worden’ en reageert zij door direct en zonder voorafgaande waarschuwing het loon stop te zetten, waardoor de verhoudingen op scherp komen te staan. Het is vervolgens (de gemachtigde van) [eiser] die herhaaldelijk aandringt op mediation, waartoe Pro.Kon/Ak keer op keer niet bereid is. De reden die Pro.Kon/Ak daarvoor aanvoert, dat geen sprake is van een arbeidsconflict en [eiser] gewoon weigert zijn re-integratieverplichtingen na te komen, kan de kantonrechter gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet plaatsen. Ook een eenzijdig ervaren conflict is immers een conflict. Tot het bericht van 10 december 2021 waarin [eiser] wordt verzocht om zich te melden voor het uitvoeren van passende werkzaamheden, heeft Pro.Kon/Ak helemaal niets ondernomen om [eiser] te begeleiden bij zijn re-integratie. Terwijl [eiser] van zijn kant wél steeds heeft laten weten nog ziek te zijn en zelfs op 11 oktober 2021 aangeeft met zijn re-integratieactiviteiten te willen starten.
4.11.
Verder is van belang dat uit de stukken volgt dat [eiser] op 29 november 2021 zelf aan de bedrijfsarts per e-mail kenbaar heeft gemaakt dat hij met zijn werkgever een arbeidsconflict heeft en om mediation heeft verzocht maar zijn werkgever dat weigert. Dat de bedrijfsarts in zijn verslag van 1 december 2021 vervolgens niks vermeld over het bestaan van een arbeidsconflict en mediation niet van toegevoegde waarde vindt, ontslaat Pro.Kon/Ak als werkgever niet van zijn verplichting om zelfstandig te beoordelen of mediation in de gegeven omstandigheden is aangewezen. In het kader van de re-integratie is de werkgever immers zelf verantwoordelijk voor het re-integratietraject van een zieke werknemer en kan hij zich daarbij niet ‘verschuilen’ achter het advies van een bedrijfsarts. Daarbij is ook het deskundigenoordeel van het UWV van 14 februari 2022 van belang, waarin de arbeidsdeskundige ten aanzien van het arbeidsconflict nog het volgende opgemerkt:
“(…) Zowel door (de gemachtigde van) werknemer, door werkgever als door de bedrijfsarts wordt gewag gemaakt van een arbeidsconflict en de mogelijkheid van mediation. Verwacht wordt dat werkgever en werknemer er alles aan doen om tot herstel van de relatie te komen, waarbij de STECR Werkwijzer Arbeidsconflict als leidraad dient. De in deze werkwijzer genoemde instrumenten moeten worden ingezet. Voorbeelden zijn interventieperiode van maximaal 2 weken en gespreksinterventies onder begeleiding van een professional (bijvoorbeeld een mediator) als men er samen niet uitkomt. (…)”
4.12.
De bedrijfsarts heeft, anders dan het UWV in het deskundigenoordeel, niet dan wel onvoldoende geadviseerd over het oplossen van dit conflict, al dan niet met behulp van een derde. Van de adviezen van de bedrijfsarts van 1 december 2021 en 22 december 2021 kan dan ook niet gezegd worden dat zij volledig zijn, terwijl deze adviezen voor Pro.Kon/Ak, zoals zij zelf aangeeft, nu juist aanleiding zijn geweest om [eiser] in staat te achten om op kantoor met Pro.Kon/Ak een gesprek te voeren over zijn re-integratie.
4.13.
Bovendien neemt de kantonrechter in aanmerking dat [eiser] naar aanleiding van het verzoek van Pro.Kon/Ak om te verschijnen op zowel 10, 13 als 29 december 2021 heeft aangegeven ziek te zijn. De gemachtigde van [eiser] heeft naar aanleiding van de ziekmelding van [eiser] steeds aangeven dat sprake was van
toegenomenarbeidsongeschiktheid. Ook maakt hij melding van het toenemen van de klachten als gevolg van de druk die [eiser] ervaart om naar het werk te komen. Alhoewel de bedrijfsarts in zijn advies van 22 december 2021 aangeeft dat geen sprake is van wezenlijke veranderingen, maakt hij wél melding van verminderde stressbestendigheid en dat de werknemer zich langdurig door de werkgever onder druk gezet voelt om te re-integreren. Daarbij komt dat uit het door [eiser] overgelegde journaal van zijn huisarts onmiskenbaar volgt dat zijn klachten vanaf 14 december 2021 zijn toegenomen als gevolg van het conflict dat [eiser] met zijn werkgever ervaart. Van Pro.Kon/Ak had mogen worden verwacht dat zij de bedrijfsarts steeds informeert over de door [eiser] gestelde toename van de klachten en [eiser] vervroegd oproept voor een gesprek met de bedrijfsarts, zodat de bedrijfsarts de mate van arbeidsongeschiktheid steeds aan de actuele medische situatie kan toetsen.
4.14.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt aldus dat de kantonrechter genoegzaam is gebleken dat Pro.Kon/Ak zich tot op heden op geen enkele wijze heeft ingespannen om [eiser] bij zijn re-integratie te begeleiden en dat sprake was van een oplopend arbeidsconflict. Voor Pro.Kon/Ak was dan ook vooraf duidelijk dat [eiser] als gevolg van het arbeidsconflict en zijn toenemende klachten niet in staat was om aan deze oproep gehoor te geven. Door onder deze omstandigheden dan toch te blijven aandringen op een gesprek op 29 december 2021 op kantoor onder dreiging van een loonsanctie en eventueel ontslag op staande voet, kan niet als een bevorderend voorschrift voor de re-integratie worden aangemerkt. Dit geldt ook overigens voor de hierop volgende uitnodigingen voor een gesprek op 5 en 12 januari 2022, waaraan [eiser] eveneens geen gehoor heeft gegeven, nu Pro.Kon/Ak in de tussentijd niets heeft ondernomen om tot een oplossing van het conflict te komen. Dit betekent dat [eiser] , door aan die uitnodiging geen gehoor te geven, zijn re-integratieverplichting niet heeft geschonden.
4.15.
Voor zover Pro.Kon/Ak nog heeft aangevoerd dat sinds 25 april respectievelijk 29 april 2022 wederom een loonsanctie is opgelegd vanwege de (hernieuwde) weigering van [eiser] om met Pro.Kon/Ak in gesprek te gaan, overweegt de kantonrechter als volgt.
4.16.
Pro.Kon/Ak heeft dat gesprek willen inplannen nadat het mediationtraject was gestaakt in verband met onderhavige procedure. Welk doel Pro.Kon/Ak met een gesprek met [eiser] voor ogen heeft gehad, laat zich niet (goed) afleiden uit de e-mail van 25 april 2022. Het lijkt erop dat Pro.Kon/Ak vanwege het staken van de mediation rechtstreeks met [eiser] in gesprek heeft willen treden, terwijl dit nu juist niet bevorderlijk voor de arbeidsrelatie en het herstel van [eiser] moet worden geacht, zodat ook dit niet als een bevorderend voorschrift voor de re-integratie kan worden aangemerkt. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat geen betekenis toekomt aan de inmiddels door Pro.Kon/Ak gebleken bereidheid om door middel van mediation de problematiek te bespreken en de reactie daarop van [eiser] dat hij eerst duidelijkheid nodig heeft over de loonstop alvorens hij bereid is tot mediation. De weigering van [eiser] om aan te vangen met mediation kan niet als een schending van zijn re-integratieverplichting worden beschouwd. [eiser] gaat immers mediation niet uit de weg. Onder de gegeven omstandigheden is het op zijn minst genomen voorstelbaar dat om de communicatie te herstellen de discussie over de loonsanctie moet zijn opgelost.
Conclusie
4.17.
Tegen deze achtergrond is het aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat geen sprake is van een redelijk voorschrift en dat de opgelegde loonstop van 29 december 2021 en 25 april 2022 onterecht is. Dit maakt dat de primaire vordering van [eiser] voor toewijzing gereed ligt. Daarbij zij opgemerkt dat de kantonrechter in kort geding geen bestaande rechtstoestand mag opheffen, zodat de kantonrechter hooguit een verbod kan uitvaardigen om het loon niet langer op deze grondslag niet uit te betalen. Dat is niet gevorderd. Wel is betaling van het loon over de maanden december 2021, januari, februari, maart en april 2022 gevorderd. Pro.Kon/Ak heeft met uitzondering van de maand december de uitgangspunten die [eiser] aan de berekening van de maandelijkse loonbedragen ten grondslag heeft gelegd niet betwist, zodat wordt uitgegaan van de juistheid van die bedragen. Dit betekent dat toewijsbaar is het loon over de maanden januari tot en met april 2022, waarvan de som € 6.570,56 bruto bedraagt.
4.18.
Met betrekking tot het loon over de maand december 2021 heeft Pro.Kon/Ak gemotiveerd aangevoerd dat het loon van [eiser] in 2021 tot en met week 50 (de week van 13 tot en met 19 december 2021) is uitbetaald. [eiser] heeft dit op zijn beurt niet betwist, zodat aangenomen wordt dat het loon tot en met week 50 van 2021 is voldaan. Onduidelijk is waarom het loon over de laatste twee weken niet is betaald (het overgrote deel van die periode is nog gelegen vóór de loonstop). Dit zal Pro.Kon/Ak alsnog moeten betalen. Dit betekent dat in ieder geval toewijsbaar is het loon over week 51 en 52 van december 2021, waarvan de som € 991,00 bruto bedraagt.
4.19.
In totaal is dus een bedrag van € 7.561,56 bruto toewijsbaar. De kantonrechter zal Pro.Kon/Ak veroordelen om dat bedrag te voldoen, onder overlegging van gedegen bewijs van kwijting (bijvoorbeeld in de vorm van een loonstrook).
Wettelijke verhoging en matiging
4.20.
Pro.Kon/Ak heeft verzocht om matiging van de wettelijke verhoging tot nihil. Zij voert daartoe, kort gezegd, aan dat de loonsanctie gerechtvaardigd is omdat door de houding van [eiser] een patstelling is ontstaan. [eiser] heeft niet alleen geen medewerking aan zijn re-integratie verleend maar heeft überhaupt geweigerd met Pro.Kon/Ak in gesprek te gaan en heeft gewacht tot het deskundigenoordeel was gegeven om enig contact met Pro.Kon/Ak te leggen.
4.21.
De kantonrechter is van oordeel dat voor hetgeen Pro.Kon/Ak ter onderbouwing van zijn verzoek om matiging aanvoert geen enkele steun is te vinden in de feiten. Bovendien ziet de kantonrechter in hetgeen hiervoor is overwogen over het handelen van Pro.Kon/Ak, dat, samengevat, neerkomt op het feitelijk tot drie keer toe ongegrond opleggen van een loonsanctie om [eiser] tot uitvoering van een onredelijk voorschrift te bewegen, aanleiding om de door [eiser] gevorderde wettelijke verhoging van 50% toe te wijzen, zij het over het lagere toe te wijzen bedrag van € 7.561,56.
4.22.
Pro.Kon/Ak zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, op na te melden wijze.

5.Beslissing

De kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening,
5.1.
veroordeelt Pro.Kon/Ak om binnen drie werkdagen na heden aan [eiser] onder overlegging van gedegen bewijs van kwijting zijn loon over week 51 en week 52 van december 2021, januari 2022, februari 2022, maart 2022 en april 2022, begroot op € 7.561,56 bruto, te voldoen;
5.2.
veroordeelt Pro.Kon/Ak om binnen drie werkdagen na heden aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging van 50% over een bedrag van € 7.561,56 bruto;
5.3.
veroordeelt Pro.Kon/Ak in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 1.122,18, waarvan € 747,00 als het aan de gemachtigde van [eiser] toekomende salaris;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D. Nobel en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2022.