ECLI:NL:RBDHA:2022:6481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
AWB 20/9535, 20/1210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op humanitaire gronden en artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2022 uitspraak gedaan over de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden en op basis van artikel 8 van het EVRM. Eiseres, geboren in 1999 en afkomstig uit Ethiopië, is op dertienjarige leeftijd naar Nederland gevlucht. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder niet evenredig is, gezien de kwetsbaarheid van eiseres en de omstandigheden van haar situatie. Eiseres heeft geen familie meer in Ethiopië en is afhankelijk van haar pleegmoeder in Nederland. De rechtbank stelt vast dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van een mogelijke uitzetting naar Ethiopië, met name in het licht van de psychische problemen van eiseres en de vraag of er adequate opvang voor haar beschikbaar is in haar land van herkomst. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag niet goed is gemotiveerd en dat de belangen van eiseres niet voldoende zijn meegewogen. Het beroep van eiseres wordt gegrond verklaard, en verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Daarnaast worden de proceskosten van eiseres vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/9535 (beroep)
AWB 20/1210 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] ,

V-nummer: [v-nummer] ,
eiseres, verzoekster
hierna te noemen eiseres,
(gemachtigde: mr. G. van Reemst),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 14 juni 2019 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier afgewezen.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden tot op het bezwaar is beslist.
Bij besluit van 30 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening in bezwaar wordt, gelet op artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb [1] , gelijkgesteld met een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Op 23 december 2021 heeft de voorzieningenrechter [2] het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2021. Het onderzoek is aangehouden, omdat het in verband met een technisch gebrek niet goed mogelijk was te communiceren met verweerder die via Skype de zitting bijwoonde.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 16 maart 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is wegens ziekte niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1999 en heeft de Ethiopische nationaliteit. Eiseres vraagt een verblijfsvergunning op humanitaire gronden en doet daarbij ook een beroep op bescherming van haar privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [3] Zij is sinds haar dertiende jaar in Nederland, heeft niemand meer in Ethiopië, is kwetsbaar gezien haar psychische problematiek en is voor haar welzijn afhankelijk van haar pleegmoeder.
Waarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen?
2. Volgens verweerder heeft eiseres geen beschermenswaardig familieleven met haar pleegmoeder. Eiseres heeft wel privéleven in Nederland, maar dit is volgens verweerder geen reden om een vergunning te verlenen omdat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in haar nadeel uitvalt. Ook is niet gebleken dat terugkeer naar Ethiopië in het geval van eiseres vanwege haar medische situatie in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM. De afwijzing van de vergunning is volgens verweerder ook niet onredelijk hard.
Oordeel van de rechtbank
3. In de kern komt het in deze zaak aan de op de vraag of het in het licht van alle omstandigheden evenredig is dat verweerder de aanvraag van eiseres heeft afgewezen met als gevolg dat verweerder haar zal moeten uitzetten naar Ethiopië. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo is en legt hierna uit waarom. Daarbij betrekt de rechtbank wat er in deze en in de voorgaande procedures is gebeurd en welke feiten daaruit volgen. Daarvan is een overzicht opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Arrest T.Q. en uitspraak Afdeling over evenredigheid3.1 Uit het arrest T.Q. [4] van het Hof en de daarin aangehaalde jurisprudentie van het Hof kan worden afgeleid dat verweerder in de fase van verwijdering steeds zal moeten nagaan of verwijdering mogelijk zal leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM/artikel 4 van het Handvest. Verweerder mag geen situatie laten ontstaan waarin een verplichting tot verwijdering bestaat, zonder dat verweerder zich ervan heeft overtuigd dat geen schending van de in het Handvest gewaarborgde rechten ontstaat. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat verweerder naar deze mogelijke schending onderzoek heeft verricht.
3.2
In verschillende uitspraken [5] van 2 februari 2022 heeft de Afdeling [6] geoordeeld dat de besluitvorming van verweerder moet getuigen van evenredigheid en dat verweerder daarbij de menselijke maat in het oog moet houden.
Heeft verweerder voldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen van uitzetting?
3.2
Uit de in de bijlage genoemde procedures en ingebrachte stukken blijkt zonder meer dat eiseres, die op dertienjarige leeftijd naar Nederland is gevlucht, toen al zeer kwetsbaar was en dat nog steeds is. Uit de verschillende verklaringen van psychologen, een psychiater en maatschappelijk begeleiders blijken grote zorgen over de ontwikkeling van eiseres en over haar psychische klachten. Zo blijkt dat eiseres voor lange tijd onder behandeling is geweest voor psychische klachten gerelateerd aan trauma, maar dat deze behandeling is gestopt omdat deze niet is aangeslagen. Ook geven maatschappelijk begeleiders aan dat eiseres niet zelfredzaam is en dat zij qua ontwikkeling ver onder haar leeftijd functioneert. De kwetsbaarheid blijkt ook uit het feit dat Nidos de begeleiding van eiseres tot de maximale duur heeft verlengd en dat het Nidos heeft verklaard dat dit slechts bij hoge uitzondering gebeurt.
3.3
In het licht van deze bijzondere kwetsbaarheid moet verweerder in het geval van eiseres grondig onderzoeken of bij afwijzing van de aanvraag en de daaruit voortvloeiende uitzetting een schending van artikel 3 van het EVRM/4 van het Handvest zal volgen. Uit het bestreden besluit blijkt niet voldoende dat dit is gebeurd. Ook blijkt onvoldoende uit het bestreden besluit dat verweerder dit in het licht van de evenredigheidstoets heeft meegewogen.
3.4
Bij dat onderzoek is tevens van belang of er voor eiseres als kwetsbare jongvolwassene opvang en ondersteuning bestaat in Ethiopië.
Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat reeds in de asielprocedure is vastgesteld dat er voor eiseres adequate opvang in Ethiopië bestaat, volgt de rechtbank verweerder daarin niet. Zoals door eiseres is aangevoerd blijkt uit het dossier op geen enkele wijze dat verweerder daadwerkelijk heeft onderzocht of er voor eiseres adequate opvang aanwezig is in Ethiopië. De afwijzing van de asielvergunning van eiseres heeft verweerder namelijk destijds gebaseerd op de ongeloofwaardige verklaringen van haar broer. Op grond van het destijds geldende beleid werd dan aangenomen dat adequate opvang in het land van herkomst aanwezig was. Verweerder is daar in het geval van eiseres ook van uitgegaan, ondanks het feit dat toen al duidelijk was dat eiseres bijzonder kwetsbaar is en zij toen nog erg jong was. Verder bevat het dossier geen aanwijzingen dat er wel adequate opvang zou zijn. Eiseres verklaart eenduidig dat zij daar niemand meer heeft.
Uit de besluitvorming in deze procedure blijkt niet dat verweerder dit heeft meegewogen.
Is er een risico op schending van artikel 3 van het EVRM?
3.5
Ook ten aanzien van een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM op medische gronden is de rechtbank met eiseres van oordeel dat het besluit niet goed is gemotiveerd en onzorgvuldig is genomen. In dit kader benadrukt de rechtbank nogmaals de kwetsbaarheid van eiseres die zonder meer blijkt uit de veelheid aan medische stukken. Daarbij heeft deze rechtbank en zittingsplaats op 5 december 2018 geoordeeld dat het BMA-advies van 2 juni 2017 niet inzichtelijk was omdat niet is gebleken dat daarin de suïcidale gedachten van eiseres zijn meegenomen. Verweerder baseert zich in deze procedure op het BMA-advies van 12 oktober 2020; eiseres heeft terecht aangevoerd dat in dit advies nog steeds niet is terug te vinden hoe het BMA deze suïcidale gedachten bij het advies heeft betrokken. Daarbij komt dat het BMA kennelijk uit het feit dat eiseres is gestopt met de behandeling gericht op trauma de conclusie trekt dat de psychische klachten van eiseres zijn verminderd en dat zij is uitbehandeld. Uit de brief van [naam] van 15 december 2020 blijkt echter juist dat de behandeling is gestopt omdat deze na zeven jaar niet is aangeslagen. In hoeverre dit door het BMA is meegewogen is onduidelijk. Verweerder heeft daarom niet zonder nader onderzoek naar dit advies kunnen verwijzen.
Is de weigering van de vergunning evenredig?4. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder in gebreke is gebleven te beoordelen of het licht van alle bovengenoemde omstandigheden in samenhang gezien afwijzing van de gevraagde vergunning evenredig is. Verweerder heeft evenmin voldoende kenbaar meegewogen wat de verwijdering voor gevolgen voor eiseres zal hebben gelet op het leven dat zij heeft opgebouwd in Nederland. Inmiddels is eiseres al bijna tien jaar hier. Verweerder heeft dat gedoogd zonder haar een legale status te verlenen, ook niet toen zij minderjarig was. Ondanks de zware psychische problematiek, blijkt uit de stukken dat zij hier een enigszins stabiel leven aan het opbouwen is. Zij heeft na vervelende ervaringen bij eerdere gastgezinnen nu een goede en vertrouwde band met haar pleegmoeder. Hoewel eiseres nu niet meer bij haar woont vanwege het volgen van een opleiding, heeft eiseres, zoals zij ter zitting heeft verklaard, nog elke dag contact met haar en geeft dit haar steun. Verweerder heeft ten onrechte niet meegewogen in hoeverre het evenredig is dit kwetsbare evenwicht, dat eiseres heeft opgebouwd ondanks de - achteraf bezien – deels onzorgvuldige afwijzingen van eerdere aanvragen om het verblijf te legaliseren, door het weigeren van een vergunning te verstoren.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Verzoek om een voorlopige voorziening
7. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
8. Nu in de hoofdzaak is beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de kosten die eiser heeft gemaakt. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Lopar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Overzicht gevoerde procedures en overgelegde stukken
Asielaanvraag 2012
Eiseres is op 13 jarige leeftijd samen met haar broer op 17 december 2012 uit Ethiopië naar Nederland gevlucht. Uit het advies van MediFirst van 22 januari 2013 blijkt dat eiseres wegens medische klachten niet direct kon starten met de asielprocedure. Die is pas op 3 mei 2013 gestart. Op 6 mei 2013 geeft de gemachtigde van eiseres voorafgaand aan het nader gehoor aan dat het niet goed gaat met eiseres, dat zij enorm angstig is en niet goed kan verklaren. Uit het verslag van het gehoor van 7 mei 2013 blijkt dat eiseres op veel van de gestelde vragen geen antwoord heeft gegeven. Wel heeft eiseres verklaard [7] dat zij haar moeder voor het laatst heeft gezien toen ze zes jaar was en dat ze haar vader ook al lange tijd niet heeft gezien, en dat ze niet weet waar haar ouders nu zijn.
Verweerder heeft de aanvraag op [geboortedatum] 2014 afgewezen.
Verweerder heeft de verklaringen van de broer van eiseres over de problemen die hij heeft ondervonden in Ethiopië en het verdwijnen van hun vader niet geloofwaardig geacht. Omdat eiseres zich beroept op de verklaringen van haar broer, is ook haar asielrelaas ongeloofwaardig. Conform het destijds geldende beleid gaat verweerder er daarom van uit dat er voor eiseres en haar broer in Ethiopië adequate opvang aanwezig is. Verweerder onderzoekt dat niet.
Verweerder verleent geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64, van de Vw. [8] Uit het BMA advies van 12 september 2013 volgt weliswaar dat eiseres klachten heeft die passen bij een posttraumatische stressstoornis en dat zij lijdt aan herbelevingen, nachtmerries, slaapproblemen, schrikachtigheid en concentratieproblemen, en een probleem heeft met praten met mensen bij wie zij zich niet vertrouwd voelt. Maar zij is medisch wel in staat om te reizen, zolang zij tijdens de reis wordt begeleid door een vertrouwde volwassen begeleider of psychiatrisch verpleegkundige.
Het hiertegen gerichte beroep en hoger beroep is ongegrond verklaard [9] .
Aanvraag uitstel van vertrek 2017
Op 24 mei 2017 verzoekt eiseres uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Zij legt een brief van 18 april 2017 van [naam] , psycholoog en A. Shazad, psychiater bij I-Psy Zaandam over, waaruit blijkt dat er bij eiseres sprake is van selectief mutisme en complexe PTSS. Het door verweerder ingeschakelde BMA komt op 2 juni 2017 tot de conclusie dat er bij terugkeer naar Ethiopië geen medische noodsituatie is te verwachten en verweerder wijst daarom op 6 juni 2017 deze aanvraag af.
Eiseres heeft in de procedure daartegen de volgende stukken overgelegd:
- een e-mailbericht van haar behandelend psychiater van 7 juni 2018, A. Shazad met daarin diens reactie op het BMA-advies waarin zij benadrukt dat volgens haar het risico op suïcide bij uitzetting reëel blijft, aangezien zij al suïcide gedachten heeft en deze bij uitzetting zullen toenemen;
- een psychodiagnostische rapportage van dr. Kouratovsky van Expatspy, psycholoog, van 1 februari 2018, waarin zij onder meer stelt dat bij gedwongen uitzetting een reëel risico bestaat op algehele verslechtering, zowel psychisch en lichamelijk als sociaal in de vormen van misbruik en slavernij.
In beroep legt verweerder een aanvullende BMA-nota van 12 april 2018 over, waarin is opgenomen dat de psychodiagnostische rapportage geen reden geeft het eerdere BMA-advies te wijzigen.
Deze rechtbank en zittingsplaat verklaart op 5 december 2018 [10] het beroep gegrond. De rechtbank overweegt dat het BMA-advies onzorgvuldig tot stand is gekomen dan wel niet inzichtelijk is:
“De rechtbank volgt dit betoog voor zover hierbij is gewezen op de informatie daarin dat eiseres last heeft van suïcide gedachtes. Deze informatie dateert van ná het uitbrengen van het BMA-advies en in de eerdere informatie van de behandelaars van 18 april 2017 staat niet genoemd dat sprake is (geweest) van suïcide gedachtes. In het BMA-advies en de BMA-nota blijkt derhalve niet dat is meegewogen dat eiseres last heeft van suïcide gedachtes.”
Verweerder trekt naar aanleiding van deze uitspraak de beschikking van 6 juni 2017 in en beslist op 8 januari 2019 opnieuw. Verweerder stelt zich daarin op het standpunt dat er geen nieuwe informatie is binnengekomen waaruit blijkt dat de situatie is veranderd of verslechterd en besluit geen nieuw BMA-advies op te vragen. Volgens verweerder is er nog steeds geen sprake is van een situatie waarbij het staken van de medische behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie.
Na het instellen van beroep laat verweerder een nieuw BMA-advies opstellen. Op 29 juli 2019 concludeert het BMA dat bij het uitblijven van een behandeling geen medische noodsituatie op korte termijn valt te verwachten. Wel kan volgens de adviseur worden verwacht: een toename van angst- en stemmingsklachten, dat eiseres waarschijnlijk slechter gaat slapen, meer gaat piekeren, zich sociaal mogelijk nog meer gaat isoleren en op de lange termijn wordt een beeld van emotionele uitputting verwacht.
Eiseres dient op 14 juni 2019 onderhavige aanvraag in. Omdat eiseres als gevolg daarvan rechtmatig verblijf heeft, heeft zij het beroep tegen de afwijzing van uitstel van vertrek ingetrokken.
Onderhavige aanvraag
Op 20 juli 2020 heeft eiseres in een hoorzitting onder meer verklaard dat zij zo’n vijf jaar geen contact meer heeft met haar broer, dat zij in verschillende pleeggezinnen heeft gewoond in Nederland, en dat zij met haar psychische behandeling is gestopt omdat deze niet is aangeslagen.
Ter onderbouwing van haar psychische problematiek heeft eiseres de volgende stukken overgelegd:
- een brief van haar behandelaars bij I-Psy van 6 februari 2019, waarin door de behandelaars wordt aangegeven dat bij aankomst in Nederland al sprake was van selectief mutisme en depressieve klachten. Verder dat eiseres last heeft van herbelevingen, nachtmerries, slaapproblemen en aandacht- en concentratieproblemen, dat eiseres vaker denkt over doodgaan, dat er sprake is van forse problematiek op het gebied van sociaal functioneren en sociaal redzaamheid, dat eiseres moeite heeft om sociale contacten aan te gaan en dat zij op sociaal emotioneel gebied op een laag niveau functioneert;
- een verslag van klinisch psycholoog dr. Victor Kouratovsky van ExpatPSY van 1 februari 2018, waarin hij beschrijft dat er bij eiseres sprake is van chronische en complexe PTSS met daarbij optredende dissociatie en (deels gemaskeerde) depressie, een somatisch symptoomstoornis met het vermoeden dat dit psychotraumatische oorsprong heeft, een ernstig gestagneerde persoonlijkheidsontwikkeling en een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Ook volgt hieruit dat eiseres volgens de psycholoog niet kan functioneren zonder een beschermd gezins- of steunsysteem;
- een verklaring van Berihun Fesseha en Tsehai Aarten, jeugdbeschermer en jurist bij Stichting Nidos (hierna Nidos), van 15 maart 2019. In deze brief wordt door de jeugdbeschermer de kwetsbaarheid van eiseres beschreven, ook schrijft hij dat eiseres is geworteld in Nederland omdat zij hier haar pubertijd heeft doorgebracht en dat er bij de huidige pleegmoeder sprake is van veilige hechting;
- een besluit van de Gemeente van 23 mei 2019 waaruit blijkt dat een maatwerkvoorziening aan eiseres is toegekend op grond van de Wmo t/m 23 januari 2020 was toegekend.
Eiseres heeft in bezwaar en beroep dit nog aangevuld met de volgende stukken:
- een reactie van 16 september 2019 van de behandelaars van eiseres op het BMA-advies van 29 juli 2019 waarin zij aangeven dat stoppen met de behandeling in het kader van gedwongen terugkeer gepaard zal gaan met een forse depressie en PTSS-klachten;
- een bevestiging van behandelaar [naam] van 15 december 2020 dat de behandeling is afgesloten omdat eiseres zeven jaar onder behandeling is geweest en er de laatste tijd geen verbetering te merken was en dat de klachten in stand blijven door onzekerheid over haar verblijfsstatus;
- brieven van [naam] en A. Yalcin van het I-Psy van 9 juni 2020 en 29 januari 2019, waaruit blijkt dat eisers op 29 januari 2019 is gestart met een EMDR behandeling ter verwerking van seksueel misbruik op 7-jarige leeftijd, dat eiseres zeer somber en angstig is, veel gewicht heel verloren en dat zij vaker denkt aan doodgaan;
- een uitdraai van haar medisch dossier van de huisarts t/m 7 december 2021;
- rapportages van de POH-GGZ t/m 27 november 2020, waarin staat vermeld dat eiseres nog steeds (passieve) doodsgedachten, angstklachten en depressieve klachten heeft;
- een brief van haar maatschappelijk begeleider Jannis de Vrij van 6 december 2021 waarin zij haar zorgen uit en de kwetsbaarheid van eiseres benadrukt.
Uit het dossier blijkt verder dat eiseres vanaf haar aankomst in Nederland onder voogdij heeft gestaan van Stichting Nidos tot aan de overdracht aan de Gemeente op 23 april 2019. Eiseres heeft daarbij sinds haar aankomst in Nederland verbleven in verschillende gastgezinnen.

Voetnoten

1.Voluit: Algemene wet bestuursrecht.
3.Voluit: Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, 14 januari 2021, C441/19, ECLI:EU:C:2021:9.
6.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Eerste gehoor p. 4.
8.Voluit: Vreemdelingenwet 2000.
9.Uitspraak van 18 juli 2014 van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond (zaaknummer AWB 14/4277 en AWB 14/4281) en uitspraak van 31 december 2014 (zaaknummer 201406732/1/V2 en 201406732/2/V2) van de Afdeling.
10.Zaaknummer AWB 17/13798 en AWB 17/11555.