ECLI:NL:RBDHA:2022:6407
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Quispel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door drs. I.M. Veringmeier. Eiseres had een Ziektewet-uitkering die per 25 januari 2021 door de Uwv was beëindigd, omdat zij geschikt werd geacht voor haar maatgevende arbeid. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsartsen bestudeerd. Eiseres had eerder een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) geweigerd gekregen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres meldde zich opnieuw ziek in oktober 2020, maar de rechtbank oordeelde dat de Uwv op basis van de beschikbare medische informatie terecht had geconcludeerd dat eiseres per 25 januari 2021 weer geschikt was voor de geduide functies. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe medische feiten waren die de conclusie van de verzekeringsartsen konden weerleggen. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat haar klachten en beperkingen in de periode tussen de beëindiging van de ZW-uitkering en de datum in geding waren toegenomen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de beëindiging van de ZW-uitkering in stand gelaten.