ECLI:NL:RBDHA:2022:6390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
NL20.16523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Cubaanse transseksuele vrouw en de afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Cubaanse vrouw die om een verblijfsvergunning asiel vroeg. De vrouw, geboren in 1983, heeft in haar asielaanvraag gesteld dat zij vanwege haar transseksualiteit in Cuba ernstige problemen heeft ondervonden, waaronder discriminatie, geweld en medische noodsituaties. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft haar aanvraag echter afgewezen, stellende dat er geen causaal verband is tussen de door de vrouw ervaren problemen en haar transseksualiteit. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 april 2022, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom er geen causaal verband is tussen de gebeurtenissen in Cuba en de transseksualiteit van de vrouw. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag onterecht is en vernietigt het bestreden besluit. De staatssecretaris wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.16523

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Boesjes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Kovacs).

ProcesverloopIn het besluit van 10 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Cavero. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en asielrelaas
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1983 en heeft de Cubaanse nationaliteit. Eiseres heeft op 17 december 2017 asiel aangevraagd.
2. In het besluit van 19 februari 2019 heeft verweerder haar asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft aan eiseres op grond van artikel 64 van de Vw [1] voorlopig uitstel van vertrek verleend. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft het besluit van 19 februari 2019 op 21 augustus 2019 ingetrokken. Eiseres heeft hierop het destijds ingediende beroep ingetrokken.
2.1
In het besluit van 6 mei 2019 heeft verweerder op grond van artikel 64 van de Vw uitstel van vertrek verleend voor de periode 14 maart 2019 tot 14 maart 2020. Eiseres heeft HIV en heeft als gevolg daarvan een ernstige hersenvliesontsteking heeft gehad. Eiseres kan minder kan zien, heeft stemmingsklachten, een verhoogde bloeddruk en een status na trombosebeen. De behandelmogelijkheden in Cuba zijn onvoldoende en bij het uitblijven van een behandeling zal een medische noodsituatie ontstaan. Dit volgt uit het advies van het BMA [2] van 1 mei 2019.
2.2
In het bestreden besluit heeft verweerder op de asielaanvraag van eiseres beslist. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond. In het besluit van 4 november 2021 heeft verweerder wederom uitstel van vertrek verleend voor de periode van 20 oktober 2021 tot 20 oktober 2022.
3. Eiseres heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij vanwege haar transseksualiteit problemen heeft gehad in Cuba. Eiseres verklaart dat de problemen begonnen zijn in 2006. Zij is door haar chef ontslagen omdat zij gekleed ging als vrouw. Haar laatste werkdag was op 9 oktober 2006. Eiseres verklaart dat zij daarna geen werk meer kon krijgen en meerdere keren is afgewezen. Wel is eiseres als straatverkoopster werkzaam geweest. Eiseres zegt dat zij in 2007 thuis is aangehouden door de politie omdat zij werd gezocht in verband met het delict "gevaar". Zij is hierna zeven dagen vastgezet en er heeft een rechtszaak plaatsgevonden waarbij zij geen gevangenisstraf kreeg opgelegd, maar een alternatieve straf. Verder stelt eiseres dat de politie haar in de gaten hield en haar meerdere keren heeft mishandeld en zij willekeurig boetes en waarschuwingsbrieven heeft gekregen. Eiseres verklaart in 2007 op straat te zijn mishandeld door een bende die haar heeft beroofd, geslagen en gestoken. Eiseres is als straatverkoopster ook een keer gearresteerd waarbij haar spullen zijn afgepakt en haar vergunning is ingetrokken. Eiseres is heeft eind 2010 en begin 2011 in de cel gezeten. Daar is zij door medegedetineerden verkracht. Eiseres stelt dat zij hierdoor HIV heeft opgelopen. Eiseres heeft verklaard dat zij hiervoor in Cuba geen medische hulp heeft gekregen. Ook heeft eiseres verklaard eind 2014, begin 2015 door een homofobe criminele bende te zijn beroofd en geslagen.
Verder verklaart eiseres dat zij tijdens een ceremonie waarbij zij een heilige vereerde op [datum 1] 2016 is opgepakt door de politie en de volgende dag is vrijgelaten.
Vlak voor het vertrek van eiseres uit Cuba is op [datum 2] 2017 een sectorhoofd genaamd [naam 1] naar haar huis toegekomen om mede te delen dat eiseres zich de volgende dag moest melden. Eiseres is de volgende dag ( [datum 3] 2017) gevlucht naar Moskou, om na ongeveer een maand naar Nederland te vliegen.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar asielrelaas boetes, betaalbewijzen van boetes, een verklaring van de nationale politie, een overzicht van de antecedenten, en bevelen en oproepen van de Cubaanse politie en de rechtbank ingebracht.
3.1
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit en nationaliteit;
2. transseksualiteit en geaardheid;
3. bezoek sectorhoofd kort voor vertrek uit haar land met melding dat zij zich moest melden;
4. aanhouding in 2007 alsmede verschijnen voor een rechtbank;
5. incident op [datum 1] 2016;
6. boetes/vasthouden vanwege geaardheid;
7. overige problemen die betrokkene heeft ondervonden vanwege haar transseksualiteit van de zijde van medeburgers en de politie, zie daartoe de door haar overgelegde lijst, evenals de discriminatie die zij heeft ondervonden; en
8. onthouden medische ondersteuning.
Het bestreden besluit
4. Verweerder vindt element 1 en 2 geloofwaardig.
Verweerder gelooft element 3 niet omdat eiseres hierover wisselend heeft verklaard. Eiseres verklaart enerzijds dat de politie twee dagen voor vertrek bij haar huis kwam en anderzijds dat het sectorhoofd één dag voor vertrek kwam. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat het sectorhoofd genoegen heeft genomen met een weigering van eiseres om te ondertekenen en haar de ruimte heeft gegeven om zich later te komen melden.
Element 4 vindt verweerder ongeloofwaardig omdat eiseres hierover ook wisselend heeft verklaard. Enerzijds verklaart zij dat zij niet precies weet wanneer zij is aangehouden, anderzijds geeft zij een concrete datum; 4 oktober 2007. Deze aanhouding van zeven dagen staat bovendien niet op de antecedentenlijst. Ook heeft zij in het eerste gehoor ontkennend geantwoord op de vraag of zij ooit voor een rechtbank heeft moeten verschijnen of door een rechtbank is veroordeeld, terwijl zij in het nader gehoor verklaart van wel.
Element 5 heeft verweerder ongeloofwaardig geacht omdat deze recente gebeurtenis ook niet op de antecedentenlijst staat.
Element 6 gelooft verweerder gedeeltelijk. Geloofwaardig wordt geacht dat eiseres in de periode van 2001 tot en met november 2017 meerdere boetes heeft gekregen voor het schenden van de openbare orde. Verweerder vindt het echter niet geloofwaardig dat er een causaal verband is tussen de boetes en de transseksualiteit van eiseres. Ook gelooft verweerder niet dat eiseres soms een aantal dagen door de politie is vastgehouden.
Element 7 gelooft verweerder gedeeltelijk. Verweerder gelooft de door eiseres gestelde problemen, maar niet dat zij heeft geweigerd waarschuwingsbrieven te onderteken en dat zij daarom is vastgehouden. Van de problemen die verweerder wel gelooft, gelooft verweerder niet dat er een causaal verband is tussen de problemen en de transseksualiteit van eiseres.
Element 8 heeft verweerder ongeloofwaardig geacht omdat uit de gehoren blijkt dat eiseres met medicijnen naar Nederland is gekomen. Medicijnen zijn in Cuba gratis en niet gesteld en onderbouwd is dat zij deze uit Rusland heeft.
Verweerder concludeert dat de geloofwaardig geachte elementen niet leiden tot de verlenging van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. Verweerder heeft hierbij betrokken dat de situatie voor LHBTIQ+ 'ers in Cuba de afgelopen jaren is verbeterd. Dit blijkt onder andere uit het feit dat de Cubaanse overheid transseksuele operaties mogelijk maakt, de overheid CENESEX in het leven heeft geroepen om schending van rechten van de LHBTIQ+-gemeenschap te bestrijden.
Verklaringen van eiseres
5. Eiseres voert allereerst aan dat er niet van haar verklaringen die zij heeft afgelegd in het eerste en het nader gehoor uitgegaan kan worden vanwege haar medische toestand. Voor eiseres was het lastig om duidelijk en consistent te verklaren. Eiseres verwijst hierbij naar het advies van het BMA van 1 mei 2019 en het FMMU-advies [3] van april 2018. Om diezelfde medische omstandigheden heeft de gemachtigde van eiseres het gehoor en het voornemen ook niet met haar kunnen bespreken.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Uit het FMMU-advies van april 2018 blijkt dat eiseres gehoord kan worden, mits er rekening wordt gehouden met emotionele reacties, voldoende pauzes worden gehouden en haar korte duidelijke vragen worden gesteld die zonodig herhaald worden. Het nader gehoor is opgesplitst in drie dagen. Eiseres is elke keer voorafgaand aan het gehoor gevraagd hoe zij zich voelde en of zij in staat was om het gehoor te laten plaatsvinden. Eiseres heeft telkens aangegeven dat zij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelde het gehoor te laten plaatsvinden. Zowel tijdens het eerste als het nader gehoor zijn pauzes gehouden en tijdens het nader gehoor is eiseres meermaals gevraagd of zij nog verder kon [4] . Eiseres heeft daar vaak bevestigend op geantwoord. Zodra op de tweede dag duidelijk werd dat eiseres niet meer verder kon, heeft de gehoormedewerker het gehoor gestopt. De rechtbank ziet in de gehoren geen aanwijzingen voor het oordeel dat verweerder heeft gehoord zonder het FMMU-advies in acht te nemen.
Eiseres heeft verder niet met (medische) stukken onderbouwd dat het vanwege haar klachten niet mogelijk was om coherent en consistent te verklaren. Dit geldt ook voor de stelling dat eiseres niet in staat was om die gehoren en het voornemen met haar gemachtigde te bespreken. Dat eiseres en haar gemachtigde niet konden opkomen tegen de door verweerder tegengeworpen wisselende of tegenstrijdige verklaringen, volgt de rechtbank daarom niet. De verwijzing naar het BMA-advies vindt de rechtbank daartoe onvoldoende, nu dit advies geen informatie geeft over de vraag of eiseres in staat is om te worden gehoord. De rechtbank concludeert dat verweerder daarom heeft kunnen uitgaan van de door eiseres afgelegde verklaringen. De beroepsgrond slaagt niet.
5.2
Omdat eiseres verder geen gronden heeft gericht tegen de door verweerder tegengeworpen wisselende en/of tegenstrijdige verklaringen, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres wisselend dan wel tegenstrijdig heeft verklaard ten aanzien van de relevante elementen 3 en 4.
Het causale verband met haar transseksualiteit (elementen 6 en 7)
6. Eiseres voert verder (met name) aan dat verweerder ten onrechte geen causaal verband heeft aangenomen tussen de transseksualiteit van eiseres en de boetes en de vervolgingen. Uit de bevelen en oproepen blijkt wel degelijk dat deze verband houden met haar transseksualiteit. Verweerder gaat er ten onrechte vanuit dat de Cubaanse overheid transseksuelen accepteert en niet vervolgt. Verweerder stelt dat de organisatie CENESEX beleid ontwikkelt om de schending van rechten van LHBTI-ers te bestrijden, maar dat strookt niet met de jarenlange ervaring van eiseres. In de praktijk worden transseksuelen met grote regelmaat beboet en opgesloten. Verder voert eiseres in dit kader aan dat de Cubaanse overheid op haar de 'wet potentieel gevaar' toepast, waardoor zij heeft te vrezen voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [5] . Eiseres verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 21 mei 2019 [6] .
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen causaal verband is tussen de (geloofwaardig geachte) gebeurtenissen en haar transseksualiteit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
6.2
Uit de door eiseres overgelegde vertaalde bevelen van de nationale politie en oproepen van de rechtbank blijkt het volgende:
Uit het bevel van de politie van [datum 6] 2017:
“Hierbij wordt de burger [eiseres] opgeroepen om zo snel als mogelijk is te verschijnen bij de eenheid van de Revolutionaire Nationale Politie gevestigd aan de [adres 1] tussen de eerste en de tweede, [datum 4] , Havana, teneinde opheldering te geven over de feiten omtrent deelname aan transseksuele groepen tegen het Nationale Systeem, waardoor de Cubaanse veiligheid en Soevereiniteit wordt geschonden.”
Uit de oproep van de rechtbank van [datum 7] 2017:
“Middels onderhavig document wordt de burger [eiseres] , wonende te [adres 2] , opgeroepen om zo snel mogelijk te verschijnen voor de gemeentelijke rechtbank van genoemde woonplaats. Gezien het feit dat hij geen gehoor heeft gegeven aan meerdere dagvaardingen en bovendien diverse opgelegde boetes verzuimd heeft te betalen, heeft de rechtbank besloten de zaak tegen hem aan te nemen, verband houdend met de volgende feiten.
Ten eerste. Het diep in de nacht niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs.
Ten tweede. Zich in een gehuurde ruimte bevinden alwaar verboden religieuze activiteiten zijn uitgevoerd.
Ten derde. Het verstoren van de openbare orde door zijn transseksuele gedrag.
Ten vierde. Het genieten van buitenlands vertier met het openlijk getuigenis afleggen van geloof en religieuze handelingen.
Wij concluderen derhalve dat in het geval hij niet verschijnt, hij zich schuldig maakt aan een ernstige misdaad, hetgeen zal leiden tot het opleggen van hoge boetes of tot een aanklacht conform hetgeen is bepaald in het Wetboek van Strafvordering.”
Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder uitgaat van de authenticiteit van de bevelen en de oproepen [7] . Nu verweerder wel uitgaat van de authenticiteit van die documenten, kan verweerder niet worden gevolgd in zijn standpunt dat niet valt in te zien dat eiseres zich vanwege haar transseksualiteit voor de rechtbank moet verantwoorden. Verweerders standpunt ter zitting dat dat bevel en die oproep geen betrekking hebben op de transseksualiteit van eiseres maar alleen op het verstoren van de openbare orde, volgt de rechtbank niet. Immers, uit het bovengenoemde bevel en de oproep blijkt duidelijk dat de Cubaanse nationale politie en rechtbank een verband leggen met de transseksualiteit van eiseres, namelijk haar deelname aan transseksuele groepen en het verstoren van de openbare orde vanwege haar transseksuele gedrag. Dat het alleen zou gaan om het verstoren van de openbare orde, zoals verweerder stelt, volgt niet uit die stukken. Het bestreden besluit bevat op dat punt, dat naar voren komt in de elementen 6 en 7, een motiveringsgebrek.
De beoordeling van element 5: het incident op [datum 1] 2016
7. Eiseres voert voorts aan dat zij het Yoruba geloof aanhangt en alleen al om die reden in Cuba een risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 EVRM. Dit geloof kan je niet uiten in Cuba.
7.1
Verweerder heeft ongeloofwaardig geacht dat eiseres door haar Yoruba geloof problemen heeft ondervonden op [datum 1] 2016. Verweerder gelooft niet dat toen zij die avond bezig was met een ceremonie, is aangehouden door de politie en een nacht is vastgehouden op het bureau. Verweerder werpt eiseres tegen dat deze recente gebeurtenis niet op de antecedentenlijst staat. Dat het Yoruba geloof in Cuba niet is toegestaan blijkt niet uit de openbare bronnen en de verklaringen van landgenoten die ook hier in Nederland asiel hebben aangevraagd en dit geloof aanhangen, aldus verweerder. Ter zitting heeft verweerder zich voor het eerst op het standpunt gesteld dat eiseres niet is aangehouden vanwege haar Yoruba geloof, maar vanwege het feit dat bij de ceremonie buitenlandse gasten aanwezig waren terwijl eiseres niet bevoegd was om deze gasten te ontvangen. Eiseres heeft zich niet aan de regels gehouden en daarom is zij aangehouden, aldus verweerder.
7.2
De rechtbank stelt vast dat uit de door eiseres vertaalde verklaring van [datum 5] 2017 het volgende blijkt:
“Op 5 augustus 2017 hebben ambtenaren van de kantoren van de gemeentewoningen tezamen met de Revolutionaire Nationale Politie een bezoek gebracht aan de woning gelegen aan de [adres 3] oost, tussen [locatie 1] en [locatie 2] . De reden voor genoemd bezoek is de volgende. De burger [eiseres] is aangetroffen terwijl hij een verboden religieuze activiteit uitvoerde die bekend is als de cult Yahoo of toque de Santería. Bij de genoemde religieuze activiteit waren buitenlandse mensen aanwezig, terwijl de burger niet bevoegd was om buitenlandse mensen te ontvangen tijdens dergelijke activiteiten. De kompaan [eiseres]
stelt dat hij zich in het huis van zijn opa bevond tijdens het afleggen van een familiebezoek in de stad. Hij besloot een toque bembé uit te voeren samen met zijn medegelovigen en genodigden. De toeschouwers geven aan dat geen van hen werd gedwongen aanwezig te zijn bij genoemde activiteit. De eerdergenoemde ambtenaren van genoemde instellingen gingen naar de woning naar aanleiding van een telefoontje waarin werd verzocht een einde te maken aan de betreffende religieuze festiviteit. De aanwezigen is de toegang tot genoemde woning ontzegd, de hoofdorganisatoren van de activiteit wordt een boete opgelegd, waarbij tegelijkertijd aan de andere aanwezigen een waarschuwingsbevel wordt afgegeven voor het verstoren van de rust van de burgers en het verstoren van de orde van de gemeenschap. Gemeentelijke woningen tezamen met de Revolutionaire Nationale Politie leggen getuigenis af van het gebeurde door een stempel af te
geven aan onderhavig document dat is opgesteld te [plaats] op [datum 5] 2017. Gemeentelijke Volksmacht van [plaats] ”.
Gezien de voorgaande verklaring, in samenhang bezien met de inhoud van de oproep van de rechtbank van [datum 7] 2017 waarin staat dat de oproep te maken heeft met de feiten z
ich in een gehuurde ruimte bevinden alwaar verboden religieuze activiteiten zijn uitgevoerden
het genieten van buitenlands vertier met het openlijk getuigenis afleggen van geloof en religieuze handelingen,heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het ongeloofwaardig is dat eiseres vanwege (de uitoefening van) haar Yoruba geloof problemen heeft ondervonden. Daarbij is van belang dat verweerder ook van de authenticiteit van deze documenten uitgaat.
Uit de door eiseres overgelegde en hiervoor aangehaalde verklaring en oproep volgt naar het oordeel van de rechtbank immers een duidelijk verband tussen de oproep en de met (verboden) religieuze activiteiten. Het standpunt van verweerder dat uit openbare bronnen en verklaringen van landgenoten niet blijkt dat het Yoruba geloof in Cuba niet is toegestaan, is allereerst niet door verweerder onderbouwd en maakt het voorgaande niet anders. Het gegeven dat dit incident niet op de antecedentenlijst staat, vindt de rechtbank onvoldoende voor de conclusie dat het daarom niet geloofwaardig is.
Ook op dit punt bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek.
Conclusie
8. De aanvraag is ten onrechte afgewezen als ongegrond. Gelet op de rechtsoverwegingen 6.1 en 7.2 is er sprake van een motiveringsgebrek en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Het beroep is om die redenen al gegrond. De beroepsgrond die ziet op element 8 behoeft daarom geen bespreking meer. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8.1
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Voluit: Vreemdelingenwet 2000.
2.Bureau Medische Advisering
3.Forensisch Medische Maatschappij Utrecht.
4.Zie verslag Nader gehoor, pagina 3, 8, 10, 13, 21, 25, 26, 30, 34 en 37.
5.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Zie pagina 3 van het bestreden besluit.