ECLI:NL:RBDHA:2019:6492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
NL18.18239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van transgender en homoseksuele Cubaanse eiseres in verband met de wet potentieel gevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Cubaanse eiseres die transgender en homoseksueel is. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vanwege haar seksuele geaardheid en genderidentiteit in Cuba is vervolgd en dat zij vreest voor een gevangenisstraf bij terugkeer, op basis van de Cubaanse Ley de peligrosidad predelictivo, die zogenaamd anti-sociaal gedrag bestraft. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de overgelegde mutatielijst van de politie niet correct heeft beoordeeld en dat deze lijst wel degelijk relevant is voor de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres. De rechtbank stelt vast dat de verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiseres moet aantonen dat zij vanwege haar seksuele geaardheid of genderidentiteit wordt vervolgd. De rechtbank benadrukt dat het niet gaat om de aanleiding voor de mutaties en waarschuwingen, maar dat eiseres vreest voor toepassing van de wet potentieel gevaar, die kan leiden tot vier jaar vrijheidsontneming. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de staatssecretaris en draagt hem op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de mutatielijst van eiseres moet worden betrokken. Tevens veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.18239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 2 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gronden van beroep, respectievelijk de reactie op het verweerschrift, zijn ingediend op 2 november 2018 en 1 en 7 maart 2019.
Verweerder heeft op 4 en 11 maart 2019 verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. [eiseres] is in haar paspoort geregistreerd als man, maar heeft verzocht als vrouw te worden behandeld. De rechtbank duidt haar daarom als eiseres aan. Eiseres heeft de Cubaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] .
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij Cuba heeft verlaten vanwege discriminatie door de politie en de bevolking. Eiseres is transgender en homoseksueel en verklaart in verband daarmee verschillende malen op straat te zijn lastiggevallen, waarbij naar haar werd geschreeuwd en zij is bekogeld met stenen, flessen, eieren en water. Voorts heeft zij verklaard minimaal tien keer te zijn opgepakt door de politie, waarbij zij is meegenomen naar het politiebureau. Eiseres heeft verklaard dat zij een week voor vertrek is opgepakt en zes dagen is vastgehouden in een politiecel omdat zij zich kleedde als vrouw. Ook eerder in januari 2017 is zij om dezelfde reden vijf dagen vastgehouden. Daarnaast is zij een aantal keren door de politie teruggestuurd naar de provincie waar zij oorspronkelijk vandaan komt. Eiseres heeft verklaard vier waarschuwingsbrieven te hebben ontvangen, omdat de politie ervan uit zou gaan dat zij in de prostitutie zit en omdat zij zich kleedt als vrouw. Ook verklaart eiseres in haar sociale kring met afwijzingen te maken te hebben gekregen en is zij bekritiseerd en afgekeurd. Haar vader heeft haar afgewezen en zij heeft alleen contact met haar stiefzus. Voorts heeft eiseres verklaard dat het haar vanwege haar geaardheid onmogelijk is gemaakt om te werken. Haar koopwaar is afgepakt en zij heeft geldboetes gekregen vanwege haar werkzaamheden. Eiseres heeft verklaard dat zij bij terugkeer vreest voor een gevangenisstraf vanwege de waarschuwingsbrieven die zij van de politie heeft ontvangen. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar asielaanvraag een mutatielijst van de politie overgelegd.
3. Verweerder acht ongeloofwaardig dat de geaardheid van eiseres heeft geleid tot waarschuwingsbrieven, detentie, overplaatsingen en boetes. Ook wordt de vrees om bij terugkeer vastgezet te worden ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eiseres voert aan dat uit de door haar overgelegde mutatielijst van de politie blijkt dat zij vier officiële waarschuwingen heeft ontvangen. Dit brengt haar binnen het bereik van de Cubaanse Ley de peligrosidad predelictivo (verder: ‘wet potentieel gevaar’). Deze wet bestraft zogenaamd anti-sociaal gedrag. Het gaat om ‘veiligheidsmaatregelen’ die kunnen worden genomen om een eventuele daadwerkelijke strafbare daad te voorkomen. Deze veiligheidsmaatregelen kunnen een gevangenisstraf van vier jaar inhouden (zie Civil Rights Defenders, 8 december 2016; Human Rights in Developing Countries: Yearbook 1997, Hugo Stokke, Astri Suhrke, Are Tostensen; en een brief van Vluchtelingenwerk van 6 december 2018).
Eiseres voert aan dat de toepassing van de ‘wet potentieel gevaar’ op zichzelf in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit omdat gedrag al wordt bestraft als van een misdrijf geen sprake is, ter voorkoming van een misdrijf. Dat betekent dat iedere Cubaanse burger zonder het plegen van een strafbaar feit in de gevangenis terecht kan komen. Zo is prostitutie niet strafbaar, maar kunnen prostituees beschuldigd worden van ‘pre-criminal dangerousness’ of anti-sociaal gedrag dat bestraft kan worden met vier jaar vrijheidsontneming en de omstandigheden in Cubaanse gevangenissen zijn berucht. Dat eiseres binnen het bereik van de ‘wet potentieel gevaar’ is gebracht heeft zij aangetoond door de mutatielijst van de politie te overleggen. In deze mutatielijst staan tientallen ‘overtredingen’, die ter herleiden zijn tot de ‘wet potentieel gevaar’ en tot eiseres. Ter zitting heeft eiseres bijvoorbeeld gewezen op de mutatie van 17 mei 2016, waarin haar (vrouwelijke) naam wordt genoemd. Het identiteitsnummer bovenaan de lijst komt voorts overeen met haar paspoort. Dit een belangrijke aanwijzing dat de (uitgebreide) mutatielijst op eiseres van toepassing is, en dus ook de waarschuwingen die bovenaan de mutatielijst vermeld staan. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat dit de officiële waarschuwingen betreffen, nu deze duidelijk bovenaan de lijst zijn geplaatst. De waarschuwingen en andere mutaties zoals die in de lijst staan omschreven komen voorts overeen met het asielrelaas van eiseres. De aanleiding voor de mutaties en waarschuwingen is, anders dan verweerder zegt, niet van belang. Het gaat er om dat eiseres binnen het bereik van de ‘wet potentieel gevaar’ valt en dat die wet op zichzelf in strijd is met artikel 3 EVRM.
Het is voorts volgens eiseres opmerkelijk dat op 15 januari 2018, na haar vertrek uit Cuba, nog een mutatie is toegevoegd aan de lijst. Uit deze waarschuwing volgt dat indien de politie eiseres weer aantreft, zij zich dan moet presenteren en waarschijnlijk de gevangenis in zal gaan. Dat eiseres na ontvangst van de laatste officiële waarschuwing in vrijheid is gesteld doen daar niet aan af. Detentie op basis van potentieel gevaar is in strijd met artikel 3 EVRM.
Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat verweerder in strijd met zijn Werkinstructie 2014/10 heeft gehandeld. Verweerder kan niet enkel op basis van het onderzoeksresultaat van Bureau Documenten stellen dat de lijst niet kan worden meegenomen omdat er niets over de authenticiteit kan worden gezegd. Hij moet alle overgelegde bewijsstukken meenemen in de beoordeling van de aanvraag en dat heeft verweerder ten onrechte nagelaten.
4.1
Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat uit het onderzoek van Bureau Documenten is gebleken dat de authenticiteit van de mutatielijst en waarschuwingsbrieven niet kan worden vastgesteld, nu er onvoldoende referentiemateriaal beschikbaar is. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij vanwege haar geaardheid en uiterlijk beboet, aangehouden, gewaarschuwd en gedetineerd is. Ten aanzien van de mutatielijsten, merkt verweerder op dat het opmerkelijk is dat de persoonsgegevens van eiseres niet (volledig) zijn weergegeven op deze lijst. Onverminderd het vorenstaande blijkt uit de ingebrachte mutatielijst dat de boetes, aanhoudingen, waarschuwingen en detenties zien op onder anderen: illegaal verblijf in de stad, drugsbezit, zwendelpraktijken en verblijf en uitoefenen van (mannelijke) prostitutie in een ‘misdrijfgevaarlijke’ zone. Derhalve onderbouwt de informatie uit deze lijst evenmin het standpunt van eiseres dat zij vanwege haar geaardheid en uiterlijk beboet, aangehouden, gewaarschuwd en gedetineerd is. Met betrekking tot de (officiële) waarschuwingen die eiseres heeft gekregen, merkt verweerder nog op dat uit de mutatielijst blijkt dat zij 21 keer is gewaarschuwd, hetgeen niet overeenkomt met haar verklaring dat zij vier keer (officieel) is gewaarschuwd. De opmerking in de aanvullende gronden dat bovenaan de mutatielijst de vier officiële waarschuwingen staan, kan verweerder niet volgen. Immers, uit de lijst is niet op te maken dat en waarom deze vier waarschuwingen, in tegenstelling tot de overige genoemde waarschuwingen ‘officieel’ zijn. Hetgeen eiseres aanvoert ten aanzien van de ‘wet potentieel gevaar’, kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Nog daargelaten dat uit de door eiseres genoemde bronnen niet blijkt dat men in Cuba na vier of vijf waarschuwingen gedetineerd wordt, is voornoemde wetgeving op elke Cubaan van toepassing en blijkt uit de bronnen niet dat deze gebruikt wordt om LHBT aan te pakken en hen te bestraffen om de enkele reden dat zij een andere seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit hebben. Vorenstaand standpunt is tevens bevestigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 juli 2018. Daarbij acht verweerder in het geval van eiseres van belang dat zij vrijwel na iedere waarschuwing meteen, dan wel na een kortdurende detentie, haar weg mocht vervolgen. Tevens is zij legaal en zonder problemen uitgereisd. Eiseres loopt geen reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
4.2.1
Eiseres bestrijdt niet de uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2168, overweging 2.5) waarin is overwogen dat de ‘wet potentieel gevaar’ of andere strafwetgeving niet door de Cubaanse autoriteiten wordt ingezet om LHBT aan te pakken en hen te bestraffen om de enkele reden dat zij een andere seksuele gerichtheid, dan wel genderidentiteit hebben. Deze wetgeving is op elke Cubaan van toepassing en uit de stukken blijkt niet dat de autoriteiten deze op een discriminerende manier op LHBT toepassen. De Afdeling oordeelt ook dat voor LHBT in het algemeen bescherming mogelijk is bij problemen met de politie, al dan niet daarbij gesteund door CENESEX. De Afdeling oordeelt verder dat in Cuba LHBT niet systematisch worden vervolgd en ook niet als groep het risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
4.2.2
De rechtbank begrijpt dat eiseres aanvoert dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij (bij terugkeer naar Cuba) heeft te vrezen voor een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM vanwege de toepasselijkheid van de ‘wet potentieel gevaar’ op eiseres. Eiseres voert aan dat toepassing van deze wet op zichzelf in strijd is met artikel 3 EVRM. Zoals eiseres in haar gronden heeft verduidelijkt en ter zitting uitdrukkelijk heeft benadrukt, heeft zij expliciet aangevoerd dat het niet gaat om de vraag of Cuba de ‘wet potentieel gevaar’ toepast op LHBT of transgenders (en daar zien de door eiseres genoemde bronnen dan ook niet op), maar om de vraag of toepassing van deze wet op zichzelf in strijd is met artikel 3 EVRM. Verweerder gaat steeds in op de toepassing van de wet op LHBT, maar daarmee niet op haar beroepsgrond. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt deze beroepsgrond. Verweerders standpunt dat eiseres moet aantonen dat zij vanwege haar seksuele geaardheid dan wel genderidentiteit wordt vervolgd, gaat voorbij aan de inhoud van de beroepsgrond. Gelet op de beroepsgrond is niet van belang wat de aanleiding is geweest voor de mutaties en waarschuwingen maar dàt sprake is van mutaties en waarschuwingen op grond waarvan eiseres stelt bij terugkeer te vrezen te hebben voor toepassing van de ‘wet potentieel gevaar’, omdat deze ‘pre-criminal’ gedrag bestraft met vier jaar vrijheidsontneming.
4.2.2.
De rechtbank is voorts met eiseres van oordeel dat verweerder overeenkomstig de Werkinstructie 2014/10 de mutatielijst bij de beoordeling van de geloofwaardigheid dient te betrekken en dat de omstandigheid dat de authenticiteit ervan niet kan worden beoordeeld daaraan niet in de weg staat. Ook deze beroepsgrond slaagt.
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit nu het is genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen. Verweerder dient de (vertaalde) mutatielijst bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas te betrekken en te beoordelen of eiseres daarmee aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft voor een behandeling in strijd met artikel 3 ERVM, omdat zij op grond van de ‘wet potentieel gevaar’ (zonder dat sprake is van een misdrijf, maar ter voorkoming daarvan), zal worden gearresteerd en gedetineerd. De rechtbank zal een termijn stellen van zes weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de
door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het
indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per
punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier, op 21 mei 2019.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.