ECLI:NL:RBDHA:2022:6345
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze zaak. Eiser had op 21 maart 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting die op 23 juni 2022 plaatsvond in Breda. De gemachtigde van eiser heeft voorafgaand aan de zitting laten weten dat zij geen actueel contact meer heeft met eiser en niet weet of hij nog in Nederland verblijft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 15 maart 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. Gezien het feit dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland, concludeert de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan op 23 juni 2022 door rechter mr. K. Verschueren, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.J. Sterks. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.