In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van een echtpaar dat asielaanvragen heeft ingediend in Nederland. De aanvragen zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Bulgaarse autoriteiten hen eerder subsidiaire bescherming hebben verleend. De eisers, die de Syrische nationaliteit bezitten, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. Tijdens de zitting is de situatie van de eisers besproken, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de Bulgaarse autoriteiten hen niet onterecht hebben beschermd. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers, die stelden dat zij in Bulgarije niet veilig zijn en geen toekomst kunnen opbouwen, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat hun situatie in Bulgarije zo slecht is dat zij niet kunnen terugkeren. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.