ECLI:NL:RBDHA:2022:6269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
NL22.10925
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Tunesische nationaliteit heeft, heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 22 juni 2022 was eiser aanwezig via een videoverbinding, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S.A.M. Fikken, en een tolk, S. Saaid.

De rechtbank overwoog dat de openbare orde de maatregel vorderde, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank merkte op dat er voldoende gronden waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen, ondanks dat eiser een van de zware gronden had betwist. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ter ondersteuning van haar oordeel. Eiser had ook aangevoerd dat verweerder het terugkeerbesluit van 4 maart 2022 ten onrechte niet in het digitale dossier had opgenomen, maar de rechtbank oordeelde dat deze grond niet leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. N.F. Kreeftmeijer, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.10925

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van een schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022. Eiser is ter zitting verschenen middels een videoverbinding, bijgestaan door mr. S.A.M. Fikken, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Voorts is ter zitting verschenen S. Saaid, tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1991 en de Tunesische nationaliteit te hebben.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a: Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe gedaan;
3b: zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c: eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven.
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4c: geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d: niet beschikt over voldoende middelen van bestaan,
4e: verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Ten aanzien van de zware grond 3c heeft verweerder ter zitting medegedeeld dat deze grond niet langer wordt gehandhaafd.
4. Eiser heeft alleen de zware grond 3c betwist. Dit brengt met zich dat hoe dan ook voldoende gronden aanwezig zijn om de maatregel van bewaring te dragen. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1190.
5. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat verweerder het terugkeerbesluit van 4 maart 2022 ten onrechte niet in digitale dossier heeft gebracht, kan deze grond niet leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel. Verweerder heeft ter zitting het besluit tot buiten behandeling stelling van eisers asielaanvraag van 4 maart 2022 aan het digitale dossier toegevoegd. Hierin is bepaald dat dit besluit heeft te gelden als terugkeerbesluit en van rechtswege tot gevolg heeft dat eiser niet langer rechtmatig in Nederland verblijft en terug dient te keren naar Tunesië. Dit besluit is, nadat eiser op 4 maart 2022 met onbekende bestemming was vertrokken, op 11 mei 2022 aan eiser uitgereikt. Deze grond slaagt niet.

Conclusie

6. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.