Uitspraak
Beschikking op een verzoek tot machtiging
[verzoekster] ,
Procedure
Feiten
“niet valt in te zien hoe betrokkene enige kans van slagen heeft in een beroepsprocedure.”
Rechtbank Den Haag
In deze zaak verzoekt betrokkene de kantonrechter om machtiging om hoger beroep aan te tekenen tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter van 17 mei 2022. Betrokkene, die onder bewind staat vanwege haar geestelijke toestand, heeft voldoende financiële middelen om een advocaat in te schakelen, maar haar bewindvoerder weigert hiervoor toestemming te geven. De kantonrechter heeft op 28 juni 2022 de machtiging afgewezen, omdat de procedure naar zijn oordeel geen kans van slagen heeft.
De achtergrond van de zaak betreft een klacht die betrokkene had ingediend tegen Stichting GGZ Delfland over de uitvoering van haar verhuizing in 2018. De Geschillencommissie heeft deze klacht niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet binnen de gestelde termijn van twaalf maanden was ingediend. Betrokkene heeft geprobeerd om haar klacht en een schadevergoeding van € 25.000,-- te vorderen, maar de kans dat een rechter deze beslissing zou vernietigen, werd als minimaal ingeschat.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat betrokkene niet zelf over haar spaargeld kan beschikken, aangezien dit onder bewind staat. De bewindvoerder is verantwoordelijk voor het beheer van de onder bewind staande goederen en kan alleen met toestemming van de kantonrechter een advocaat inschakelen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om machtiging tot het inschakelen van een advocaat voor hoger beroep moet worden afgewezen, omdat de kans van slagen van de procedure zeer gering is.
De beslissing van de kantonrechter is genomen na een zitting op 22 juni 2022, waar betrokkene en haar begeleidster aanwezig waren. De kantonrechter heeft de beschikking op 28 juni 2022 uitgesproken, waarbij hij de mogelijkheid voor hoger beroep heeft aangegeven.