ECLI:NL:RBDHA:2022:6129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
NL22.2653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.L.M. Stieger, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar asielaanvraag in de verlengde procedure had ingewilligd. De rechtbank heeft het beroep behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan na de zitting. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang had bij haar beroep, omdat haar al een verblijfsvergunning was verleend. De vergunning was onvoorwaardelijk verleend en geldig tot 18 mei 2023. De rechtbank overwoog dat, hoewel er mogelijk een herbeoordeling van de aanspraken op een asielvergunning kan plaatsvinden na afloop van het besluit- en vertrekmoratorium, dit niet betekent dat er sprake is van een inwilliging onder voorbehoud. Eiseres kon derhalve geen procesbelang ontlenen aan haar beroep, aangezien er al een asielvergunning was verleend. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2653
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

ProcesverloopBij besluit van 31 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij het bestreden besluit een verblijfsvergunning toegekend met ingang van 18 mei 2018, geldig tot 18 mei 2023. Na afloop van het besluit- en vertrekmoratorium zal op basis van de dan beschikbare informatie worden bezien of een herbeoordeling van de aanspraken op een asielvergunning in de rede ligt.
2. Ambtshalve moet worden beoordeeld of eiseres procesbelang heeft bij haar beroep, nu verweerder haar al een asielvergunning heeft verleend.
3. Anders dan eiseres in beroep aanvoert, is haar verblijfsvergunning niet onder voorbehoud verleend. Zij ontleent hieraan dan ook geen procesbelang. In het bestreden besluit is immers onvoorwaardelijk beslist dat de vergunning wordt verleend met ingang van 18 mei 2018 en geldig is tot 18 mei 2023. Dat verweerder in de motivering van het bestreden besluit heeft opgenomen dat eventueel een herbeoordeling van de aanspraak op een verblijfsvergunning asiel zal plaatsvinden na afloop van het besluit- en vertrekmoratorium voor Afghanistan, maakt niet dat sprake is van een inwilliging onder voorbehoud. Een dergelijke herbeoordeling kan namelijk ook bij andere (definitieve) besluiten plaatsvinden.
4. In zoverre eiseres in beroep aanvoert dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de – al dan niet geloofwaardig geachte – relevante elementen van haar asielrelaas niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag of de Kwalificatierichtlijn, ontleent zij ook hier geen procesbelang aan. Uit vaste jurisprudentie volgt namelijk dat ervan uit moet worden gegaan dat niet kan worden doorgeprocedeerd voor de a-grond, als er al een asielvergunning is verleend op de b-grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw. Er is aldus geen belang om daarvoor door te procederen. Dit belang kan wel ontstaan als de vergunning op enig moment wordt ingetrokken of niet wordt verlengd. Op dat moment zal ook een oordeel gevraagd kunnen worden aan de rechter over het feit dat verweerder geen vergunning op de a-grond heeft willen verlenen en over de motivering van die beslissing. [2]
5. Nu geen sprake is van procesbelang, is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2022 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en verder openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Bijvoorbeeld: de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1625.