Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser heeft een zelfstandig schadeverzoekschrift ingediend, nadat zijn verzoek om schadevergoeding eerder was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, geboren op een onbekende datum en met de Togolese nationaliteit, in 2002 naar Nederland is gekomen op basis van een machtiging tot voorlopig verblijf. Echter, na aankomst bleek dat deze machtiging op een misverstand berustte, waardoor eiser zonder verblijfstitel in Nederland verbleef tot zijn terugkeer naar Togo in 2008. Eiser heeft in 2021 een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar verweerder heeft dit verzoek afgewezen op grond van verjaring, aangezien de schade al in 2003 bekend was en het verzoek pas in 2021 werd ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van eiser niet kan worden aangemerkt als een beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan, maar als een zelfstandig schadeverzoekschrift. De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, maar heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn van vijf jaar, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, is verstreken. Eiser had zijn verzoek tot schadevergoeding voor 21 maart 2008 moeten indienen, maar deed dit pas op 25 februari 2021. Hierdoor is het verzoek te laat ingediend en heeft de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan binnen zes weken na bekendmaking.