ECLI:NL:RBDHA:2022:611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
C/09/600077 / FA RK 20-6792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervangende toestemming tot erkenning en omgangsregeling in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de erkenning van een minderjarige en de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige. De man, die de biologische vader is van de minderjarige, heeft op 25 september 2020 een verzoek ingediend om vervangende toestemming voor erkenning van zijn kind, dat op [geboortedatum] 2013 is geboren. De moeder van de minderjarige heeft verweer gevoerd en verzocht om niet-ontvankelijkheid van de man in zijn verzoek tot erkenning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds 2015 geen contact meer heeft gehad met de minderjarige en dat de moeder, uit angst voor de man, met de minderjarige op een geheim adres verblijft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de erkenning door de nieuwe partner van de moeder, die op [datum erkenning] 2021 heeft plaatsgevonden, omgezet moet worden in een onvoorwaardelijke erkenning. De rechtbank heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot erkenning, omdat de erkenning al had plaatsgevonden en er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid door de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de man om een omgangsregeling met de minderjarige afgewezen, omdat contact met de man op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man niet in staat is om een positieve rol in het leven van de minderjarige te vervullen, gezien zijn verleden van verslavingsproblematiek en de traumatische ervaringen van de moeder en de minderjarige. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-6792
Zaaknummer: C/09/600077
Datum beschikking: 18 januari 2022
Vervangende toestemming erkenning, gezag en omgang

Beschikking op het op 25 september 2020 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Tijken te Oldenzaal.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[X] ,de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te 's-Gravenhage,

[minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,

de minderjarige [voornaam minderjarige] ,
in rechte vertegenwoordigd door [bijzondere curator] ,
advocaat te 's-Gravenhage,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift van de bijzondere curator;
  • de brief van 8 december 2020 van de zijde van de man;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de moeder, ingekomen op
24 november 2021.
Op 30 november 2021 is de zaak ter zitting (middels videoverbinding) van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat en de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en de bijzondere curator. Namens de Raad voor de Kinderbescherming is [medewerker RvdK] verschenen.

Feiten

  • De moeder en de man zijn naar Islamitisch recht vanaf 2006 met elkaar gehuwd geweest. Op [geboortedatum] 2013 is [voornaam minderjarige] geboren.
  • De relatie tussen partijen is in 2015 verbroken.
  • De man is de verwekker van [voornaam minderjarige] .
  • Tijdens de relatie is er veel gebeurd. De man kampte met persoonlijke (verslavings)problematiek (alcohol en drugs) en was verbaal agressief. Na het uiteengaan zijn er incidenten geweest tussen partijen (stalking, bedreiging, smaad), waarvoor de man in 2015 (onherroepelijk) strafrechtelijk is veroordeeld.
  • Het Veilig Verder Team (VVT) is vanwege deze incidenten betrokken geraakt bij het gezin en onder regie van VVT zijn na het uiteengaan afspraken gemaakt over belcontact tussen de man en [voornaam minderjarige] . Die belafspraken zijn niet goed verlopen omdat de man dronken aan de telefoon kwam.
  • Sinds 2015 is er geen contact meer tussen de man en [voornaam minderjarige] . De moeder verblijft met [voornaam minderjarige] uit angst voor de man op een geheim adres en zij heeft alle contact met de man verbroken.
  • De moeder heeft van rechtswege het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] .
  • Sinds vier jaar heeft de moeder een relatie met [partner] , haar nieuwe partner. Zij woont sindsdien met hem en [voornaam minderjarige] en met de kinderen van haar nieuwe partner in gezinsverband samen.
  • Op 25 september 2020 heeft de man het onderhavige verzoek ingediend.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] 2020 is [bijzondere curator] voornoemd
benoemd tot bijzondere curator teneinde [voornaam minderjarige] ingevolge artikel 1:212 BW te vertegenwoordigen.
- Op [datum erkenning] 2021 heeft de nieuwe partner van de moeder [voornaam minderjarige] met toestemming van de moeder erkend.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt ertoe:
hem vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te verlenen, opdat hij [voornaam minderjarige] kan erkennen;
te bepalen dat de ouders voortaan gezamenlijk het gezag over [voornaam minderjarige] uitoefenen;
een omgangsregeling te bepalen, waarbij [voornaam minderjarige] ieder weekend van vrijdag 17.30 uur tot en met zondag 18.30 uur bij de man zal zijn, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen (inclusief de verjaardagen), althans een zodanige regeling vast te stellen als de rechtbank juist en redelijk acht;
de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken onderzoek te doen naar de vraag of gezamenlijk gezag in het belang is van [voornaam minderjarige] en naar de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen de man en [voornaam minderjarige] , zo mogelijk in het bijzonder met betrekking tot de vraag op welke wijze de omgang het beste kan worden vorm gegeven en daaromtrent te rapporteren,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder heeft verweer gevoerd welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Zij verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot erkenning van [voornaam minderjarige] en hem het recht op omgang met [voornaam minderjarige] te ontzeggen. Subsidiair verzoekt zij ten aanzien van de erkenning, het gezag en de omgang een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De bijzondere curator adviseert het verzoek van de man strekkende tot het verlenen van vervangende toestemming voor de erkenning toe te wijzen.

Beoordeling

Erkenning
De man stelt dat hij na het uiteengaan van partijen dakloos is geraakt en dat hij de afgelopen jaren aan zichzelf heeft gewerkt en aan zijn verslaving. Het gaat nu goed met hem en hij heeft zijn leven op orde. Hij wil nu zijn verantwoordelijkheid als vader op zich nemen en zich richten op de toekomst van zijn kind. De man heeft op 25 september 2020 een verzoek om vervangende toestemming tot erkenning ingediend bij de rechtbank. Gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, zo stelt hij, was het voor hem niet haalbaar om eerder een verzoek tot erkenning van [voornaam minderjarige] in te dienen.
Vaststaat dat [voornaam minderjarige] op [datum erkenning] 2021, hangende deze procedure, is erkend door de nieuwe partner van de moeder ( [partner] ). De moeder stelt zich op het standpunt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning, nu [voornaam minderjarige] al is erkend.
De man betoogt dat sprake is van een voorwaardelijke erkenning en dat deze erkenning pas rechtsgeldig is als onherroepelijk afwijzend is beslist op zijn verzoek om vervangende toestemming tot erkenning. Gelet op het moment waarop de erkenning heeft plaatsgevonden – een week na indiening van het verweerschrift – moet worden aangenomen dat de moeder dit heeft gedaan om de erkenning door de man te blokkeren, zodat hier aan voorbijgegaan moet worden en hij kan worden ontvangen in zijn verzoek. De rechtbank begrijpt dat de man een beroep doet op misbruik van bevoegdheid door de moeder.
De bijzondere curator heeft betoogd dat het oorspronkelijke verzoek van de man moet worden toegewezen
.Zij heeft dit betoog ook gehandhaafd nadat [voornaam minderjarige] inmiddels door de nieuwe partner van de moeder was erkend.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie moet worden aangenomen dat in elk geval vanaf het moment waarop een verzoek tot het verlenen van de vervangende toestemming bij de rechtbank is ingediend en totdat daarop definitief is beslist, de moeder aan een ander slechts voorwaardelijke toestemming tot erkenning kan verlenen. Die toestemming heeft in dat geval alleen gevolg indien de door de verwekker gevraagde vervangende toestemming bij een definitief geworden rechterlijke beslissing is geweigerd (zie onder meer Hoge Raad 31 mei 2002, NJ 2002, 3470).
Krachtens artikel 1:205 BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank slechts worden ingediend door het kind zelf, door de erkenner, door de moeder en door het openbaar ministerie. De verwekker heeft geen zelfstandige rechtsingang om een dergelijk verzoek in te dienen. Dat neemt niet weg dat onder omstandigheden de door die nader gedane erkenning door de verwekker aangetast kan worden, gelet op het volgende. In de jurisprudentie zijn daaromtrent twee maatstaven ontwikkeld.
In de eerste plaats de minder strikte maatstaf in de gevallen waarin de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen. Daarbij dient de vraag te worden beantwoord of de moeder in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan een ander heeft kunnen komen, daarbij in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder, telkens in verband met de belangen van het kind.
In de tweede plaats de strikte maatstaf in de gevallen waarin de verwekker om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, maar dit heeft nagelaten. In dat geval kan de verwekker met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van de minderjarige door een ander aantasten, indien deze toestemming is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386).
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak de strikte maatstaf geldt, nu geen feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan waaruit volgt dat de man niet eerder om vervangende toestemming heeft kunnen vragen. De man had vanaf de geboorte van [voornaam minderjarige] in 2013 immers al een verzoek om vervangende toestemming tot de erkenning van [voornaam minderjarige] kunnen indienen, doch hij heeft zulks nagelaten. Dat hij na het uiteengaan van partijen een tijd dakloos is geweest maakt dat niet anders. Pas bijna zeven jaar later, terwijl er geen contact meer was tussen de man en [voornaam minderjarige] , heeft hij de rechtbank verzocht om vervangende toestemming tot erkenning. De erkenning kan in dat geval slechts worden aangetast, indien door de moeder aan [partner] toestemming tot erkenning is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden. Van deze situatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten kan de rechtbank zich voorstellen dat de moeder zich overvallen heeft gevoeld door (de aankondiging van) het verzoek van de man om vervangende toestemming voor erkenning. Het spreekt voor zich dat de moeder naar aanleiding van dit verzoek juridisch advies heeft ingewonnen. De enkele omstandigheid dat de moeder eerst ná de indiening van het verzoekschrift door de man aan haar nieuwe partner toestemming heeft gegeven om [voornaam minderjarige] te erkennen, maakt nog niet dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Immers, de moeder heeft sinds vier jaar een relatie met haar nieuwe partner en woont sindsdien, samen met [voornaam minderjarige] , met hem en zijn kinderen in gezinsverband samen. Zij is ook (naar Islamitisch recht) met hem gehuwd. Deze situatie, waarin [partner] al vier jaar voor hem zorgt, biedt [voornaam minderjarige] rust en stabiliteit. Daartegenover staat dat de moeder de relatie met de man als zeer traumatiserend heeft ervaren en dat de man al zes jaar geen enkele rol meer speelt in het leven van [voornaam minderjarige] . Zij is nog steeds bang voor de man en woont op een geheim adres. Onder deze omstandigheden had de moeder een rechtens te respecteren belang bij het geven van toestemming voor erkenning aan haar nieuwe partner. Van misbruik van bevoegdheid is hierom geen sprake. Hieraan doet niet af dat de moeder ook op een eerder moment aan haar nieuwe partner toestemming voor erkenning had kunnen geven.
Dat brengt mee dat de voorwaardelijke erkenning van [voornaam minderjarige] door [partner] wordt omgezet in een onvoorwaardelijke erkenning en het verzoek van de man moet worden afgewezen.
Gezag
Nu de man niet de juridisch vader wordt van [voornaam minderjarige] , kan hij niet worden ontvangen in zijn verzoek tot het verkrijgen van gezag.
Omgang
De man verzoekt om vaststelling van een omgangsregeling met [voornaam minderjarige] .
Ontvankelijkheid
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Nu de man [voornaam minderjarige] niet zal kunnen erkennen, dient de rechtbank vast te stellen of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en [voornaam minderjarige] .
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De man en de moeder hebben vanaf de geboorte van [voornaam minderjarige] tot 2015 in gezinsverband met elkaar samengeleefd, waarbij aangenomen kan worden dat de man ook voor hem heeft gezorgd en tussen hen nauwe persoonlijke betrekkingen zijn ontstaan. Dat het contact daarna is verbroken, doet daar niet aan af. De man kan worden ontvangen in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling.
Inhoudelijke beoordeling
Het tweede lid van voormeld artikel bepaalt dat de rechter op verzoek van degene die in nauwe persoonlijke betrekkingen staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang ontzegt. Ingevolge artikel 1:377a, derde lid, BW ontzegt de rechter het recht op omgang slechts indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind,
b. of de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang,
c. of het kind dat twaalf jaar of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang zijn ouders of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken;
d. of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De man verzoekt een omgangsregeling vast te stellen. De man realiseert zich dat er al lange tijd geen contact meer is geweest met [voornaam minderjarige] en dat ook het vertrouwen bij de moeder zal moeten worden hersteld. De man is echter van mening dat er nog de mogelijkheid moet zijn om het contact te herstellen en acht het van belang dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld. Het contact kan - wellicht eerst met begeleide omgang - geleidelijk worden opgebouwd tot de door hem verzochte regeling.
De moeder verzoekt de man het recht op omgang met [voornaam minderjarige] te ontzeggen, omdat dit ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . De man kampte tijdens de relatie met agressieproblematiek als gevolg van overmatig alcohol- en drugsgebruik en is veroordeeld voor de incidenten die hebben plaatsgevonden. Niet is gebleken, zo stelt de moeder, dat de man zich voor zijn problemen heeft laten behandelen. De moeder is zeer angstig voor de man en zij vreest dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] in het contact met de man onvoldoende is gewaarborgd, zolang de man zich niet heeft laten behandelen voor zijn problemen. [voornaam minderjarige] is getuige geweest van het huiselijk geweld tussen partijen en is hierdoor mogelijk getraumatiseerd. Hij heeft de moeder onlangs verteld dat hij weet wie zijn vader is en dat hij zich herinnert dat de man haar bij de keel heeft gegrepen; hij heeft daarop aangegeven dat hij de man niet wil zien. Er is nu rust en stabiliteit in het leven van [voornaam minderjarige] en hij lijkt de traumatische gebeurtenissen enigszins verwerkt te hebben. Het hervatten van het contact met de man zal – los van het feit dat er al sinds 2015 geen contact meer tussen hen is geweest – zorgen voor onrust en onveiligheid, wat niet in zijn belang kan worden geacht. De moeder ervaart nog zoveel angst en spanningen jegens de man, waardoor zij onvoldoende in staat is om [voornaam minderjarige] te ondersteunen in het contact met de man. De moeder is van mening dat onder deze omstandigheden het hervatten van contact met de man op dit moment ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en verzoekt de man het recht op contact te ontzeggen. Subsidiair verzoekt de moeder een raadsonderzoek te gelasten.
De raadsvertegenwoordiger heeft ter zitting geadviseerd om nu nog geen omgangsregeling vast te stellen en is van mening dat het ook te vroeg is om een raadsonderzoek te gelasten. Er is veel gebeurd tussen partijen en vervolgens is er zes jaar geen contact tussen hen geweest. De moeder heeft de afgelopen jaren relatieve rust ervaren en zit op dit moment nog vol in de verwerking van de gebeurtenissen. Zij is erg geschrokken van het verzoek van de man, waardoor het voor haar op dit moment niet mogelijk is [voornaam minderjarige] emotioneel te ondersteunen in het contact met de man. De moeder zal daar met de hulpverlening aan moeten werken. Dat maakt dat het op dit moment te vroeg is voor een omgangsregeling en ook te vroeg voor een raadsonderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat contact met de man op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [voornaam minderjarige] . Naast het feit dat de man strafrechtelijk is veroordeeld voor zijn gedragingen jegens de moeder, acht de rechtbank van groot belang dat uit het verslag van de bijzondere curator naar voren komt dat [voornaam minderjarige] zich herinnert dat de man de moeder bij de keel heeft gegrepen. De man heeft hierover ter zitting niets gezegd en niemand heeft dit feit in twijfel getrokken. [voornaam minderjarige] heeft vanwege deze nare herinnering weerstand geuit tegen contact met de man. De rechtbank is van oordeel dat aan deze weerstand van [voornaam minderjarige] niet zonder meer voorbijgegaan kan worden en dat dit de angsten van de moeder voor de man reëel maken. Daarbij in aanmerking genomen dat er al zes jaar geen enkel contact meer heeft plaatsgevonden met de man en [voornaam minderjarige] al geruime tijd wordt opgevoed door de partner van de moeder en ook niet is komen vast te staan dat de man gewerkt heeft aan zijn verslaving, is de rechtbank van oordeel dat het hebben van contact met de man op dit moment dermate ontwrichtend zal zijn voor (het gezin van) de moeder en [voornaam minderjarige] , dat dit een ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid van [voornaam minderjarige] . De rechtbank sluit zich daarmee aan bij het oordeel van de Raad dat de moeder op dit moment nog volop bezig is met het verwerken van haar traumatische ervaringen met de man en dat zij door de indiening van het verzoekschrift door de man dermate uit balans is geraakt dat het voor haar op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is om [voornaam minderjarige] te ondersteunen in het contact met de man. Mede gelet op de jonge leeftijd van [voornaam minderjarige] , acht de rechtbank onder deze omstandigheden contact met de man in strijd met zijn zwaarwegende belangen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en ziet, met de raadsmedewerker, geen aanleiding voor een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De identiteitsontwikkeling van [voornaam minderjarige] wordt door deze beslissing niet geschaad, nu hij weet wie zijn biologische vader is. Hieruit volgt dat de rechtbank de man het recht op contact met [voornaam minderjarige] zal ontzeggen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
ontzegt de man het recht op omgang met de minderjarige:
- [minderjarige]geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. K. Willems als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 januari 2022.