3.7.Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2.3.10, eerste lid, aanhef en onder e, Wmo 2015. Dit betekent dat bestreden besluit II onzorgvuldig is voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank zal bestreden besluit II vernietigen omdat dit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, Awb.
4. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, als bedoeld in artikel 8:72, derde lid onder b, Awb. De rechtbank herroept het primaire besluit zoals gewijzigd met het ondersteuningsplan van 11 mei 2020 omdat daaraan hetzelfde gebrek kleeft als aan bestreden besluit II en omdat de rechtbank het gelet op de resterende looptijd van de indicatie en de te verwachten duur van het nog te verrichten onderzoek niet doelmatig acht om verweerder in de gelegenheid te stellen om dat onderzoek thans te verrichten. Verweerder kan dit onderzoek in de toekomst alsnog verrichten in het kader van een eventuele verlenging van de indicatie. Dit betekent dat de indicatie van eiser zoals die volgt uit het toekenningsbesluit en het daarvan deel uitmakende ondersteuningsplan van 29 mei 2018, herleeft.
5. Zoals reeds onder 3.1 overwogen moet verweerder aan eiser diens proceskosten en het door hem betaalde griffierecht vergoeden. De proceskosten bepaalt de rechtbank op
€ 1.518,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt bestreden besluit II;
- herroept het primaire besluit zoals gewijzigd met het ondersteuningsplan van 11 mei 2020 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit II;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: