ECLI:NL:RBDHA:2022:5961

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
C/09/598469 / FA RK 20-5920
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezag, wijziging geslachtsnaam en omgangsregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure waarin de vader, de moeder en de stiefvader betrokken zijn. De vader verzocht om gezamenlijk gezag over zijn dochter [minderjarige 1], terwijl de moeder en de stiefvader gezamenlijk ook om gezag vroegen. De rechtbank heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot nader onderzoek en het verzoek tot gezamenlijk gezag afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vader door zijn veroordeling en detentie niet in staat is geweest een rol als vader te vervullen en dat de kans op herstel van vertrouwen tussen de ouders klein is. De rechtbank heeft het gezamenlijk gezag toegewezen aan de moeder en de stiefvader, omdat zij al geruime tijd samen de zorg voor [minderjarige 1] uitoefenen en de belangen van het kind niet geschaad worden.

Daarnaast is er een verzoek gedaan tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige 1] is om de achternaam van de moeder te dragen, omdat zij zich hierdoor meer verbonden voelt met haar gezin. De rechtbank heeft het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam toegewezen.

Ten slotte is er een omgangsregeling besproken. De vader verzocht om begeleide omgang met [minderjarige 1], maar de rechtbank heeft besloten dat de omgang voorlopig begeleid dient te worden, gezien de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en de huidige situatie. De rechtbank heeft bepaald dat de vader en de moeder zich dienen aan te melden bij een instantie voor omgangsbegeleiding en dat de omgangsregeling na een jaar opnieuw beoordeeld zal worden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-5920
Zaaknummer: C/09/598469
Datum beschikking: 7 juni 2022
Gezag, wijziging geslachtsnaam en omgangsregeling c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 27 augustus 2020 ingekomen verzoek van:

[X]

de moeder,
en
[Y]
de stiefvader,
gezamenlijk ook te noemen: verzoekers,
wonende te [woonplaats X en Y]
advocaat: mr. R.W.S. Nijman te Oegstgeest.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[YY]

de vader,
wonende te [woonplaats YY] ,
advocaat: mr. M.W. Kuiper te ’s-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 20 september 2021 is de Raad voor de Kinderbescherming verzocht onderzoek te verrichten en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen. Iedere beslissing ten aanzien van het gezag, de wijziging van de geslachtsnaam en de omgangsregeling c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • de brief van de Raad voor de Kinderbescherming te Den Haag (hierna: de Raad) van 29 september 2021, kenmerk: [nr.] ;
  • het rapport en advies van de Raad van 24 maart 2022;
  • het e-mailbericht van 30 maart 2022 van de zijde van verzoekers;
  • het e-mailbericht van 31 maart 2022 van de zijde van verzoekers;
  • het e-mailbericht van 7 april 2022 van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier met bijlagen van 29 april 2022 van de zijde van de vader.
Op 10 mei 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting van deze rechtbank voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de verzoekers bijgestaan door hun advocaat, de vader bijgestaan door zijn advocaat en [medewerker RvdK] namens de Raad.
Van zowel de zijde van de verzoekers als van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Beoordeling

Verzoek vader: nader onderzoek
Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van de oorspronkelijke verzoeken, zal de rechtbank het tijdens de zitting gedane verzoek van de vader om de zaak aan te houden en een nader onderzoek te gelasten bespreken. Dat nieuwe onderzoek, dat naar de rechtbank begrijpt dezelfde vragen die aan de Raad zijn gesteld zou moeten beantwoorden, kan wat de vader betreft door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie of door een ander, in ieder geval onafhankelijke, organisatie worden uitgevoerd. De vader voert daartoe aan dat het onderzoek van de Raad niet onpartijdig is geweest en dat de stellingen van verzoekers zonder nader onderzoek voor waar zijn aangenomen. Daarnaast zijn personen uit de directe omgeving van de vader niet betrokken geweest. Ook heeft de vader een aantal keer via beeldbellen contact gehad met de raadsonderzoekers, hetgeen de rechtbank zo opvat dat hij hen bij voorkeur in levende lijve had gezien.
De rechtbank zal het verzoek afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
De vader heeft zijn verzoek ter zitting gedaan. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de vader bevoegd is zijn verzoeken of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. De verweerder is bevoegd hiertegen bezwaar te maken op grond van strijdigheid met een goede procesorde. De rechtbank kan een verandering of vermeerdering buiten beschouwing laten. De rechtbank overweegt in dit geval dat de verandering/vermeerdering van het verzoek niet schriftelijk heeft plaatsgevonden. Volgens jurisprudentie [1] kan een verzoek niet bij pleitnota worden veranderd/vermeerderd. Gelet hierop en gelet op het bezwaar van de moeder en de stiefvader, zal de rechtbank de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot een nader onderzoek, wegens strijd met een goede procesorde.
Ten overvloede overweegt de rechtbank over dit verzoek nog het volgende. De Raad heeft verschillende keren met de verzoekers en via beeldbellen met de vader gesproken. Verder heeft de Raad informatie vergaard bij de reclasseringsmedewerker van de vader, zijn psycholoog en zijn case-manager in de penitentiaire inrichting. Informatie is op grond daarvan van en over de verzoekers en de vader in het rapport opgenomen. De verzoekers en de vader hebben hun standpunt over het rapport en de adviezen daarin met de Raad gedeeld en deze zijn in het rapport opgenomen. De werkwijze van de Raad en de wijze van verslagging daarover, is naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en evenwichtig. Aan de onpartijdigheid van de Raad heeft de rechtbank dan ook geen twijfel.
Dat de vader met beeldbellen is benaderd is naar het oordeel van de rechtbank begrijpelijk, omdat de vader ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek nog gedetineerd was. Welke beperking in de informatieverstrekking dat beeldbellen zou hebben opgeleverd, is door de vader overigens niet toegelicht.
Tot slot merkt de rechtbank hier voor de volledigheid op dat het rapport informatie bevat over en van [minderjarige 1] . Zij is degene om wie het in deze kwestie uiteindelijk allemaal draait.
Beoordeling van de verzoeken
Voordat de rechtbank de verzoeken beoordeelt, zal zij de situatie rond [minderjarige 1] en de moeder, de vader en de stiefvader kort uiteenzetten.
Enkele maanden na haar geboorte zijn de ouders van [minderjarige 1] uit elkaar gegaan. Zij hebben vanaf toen wel samen de zorg over haar gedeeld. Over de vraag of die zorg gelijk over de ouders was verdeeld, bestaat tussen de ouders geen overeenstemming, maar dat de vader op zijn minst gedeeltelijk voor [minderjarige 1] zorgde staat vast. Eveneens staat vast dat de moeder vanaf de geboorte eenhoofdig gezag heeft over [minderjarige 1] , ook al merkt de vader daarover op dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij dat gezag ook had.
De vader is in 2018 aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen. Ongeveer een jaar later is de voorlopige hechtenis geschorst, waarna hij weer ongeveer een jaar later in 2020 veroordeeld is tot een gevangenisstraf van zes jaar. De schorsing van de voorlopige hechtenis werd toen opgeheven. De vader is veroordeeld voor [strafbaar feit 1] , meermalen gepleegd, en voor [strafbaar feit 2] , meermalen gepleegd. Zijn slachtoffers waren net als de vader, actief binnen de [sport 1] . Hij was hun [rol binnen de sport] .
Vanaf maart 2022 is de vader in het kader van een penitentiair programma met elektronisch toezicht thuis.
Een en ander betekent dat de vader tot zijn aanhouding omgang met [minderjarige 1] had – zij was toen bijna vier jaar - en dat hij haar tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis onder begeleiding zag, voornamelijk bij de moeder en de stiefvader thuis. [minderjarige 1] heeft haar vader vanaf het opheffen van de schorsing van de voorlopige hechtenis in 2020 niet in het echt gezien, maar onderhoudt contact met hem via Skype of soortgelijke programma’s.
De moeder woont met de stiefvader samen en heeft inmiddels een dochter met hem, [minderjarige 2]
Gezag
De rechtbank heeft de Raad verzocht haar onder andere te adviseren over de over en weer gedane verzoeken over het gezag. De moeder en de stiefvader verzoeken gezamenlijk met het gezag over [minderjarige 1] belast te worden, terwijl de vader de rechtbank verzoekt hem samen met de moeder met het gezag te belasten. Ter zitting heeft de vader zijn verzoek nog aangevuld in die zin dat hij de rechtbank subsidiair verzoekt geen beslissing over het gezamenlijk gezag te nemen en de huidige situatie waarin de moeder alleen het gezag heeft over [minderjarige 1] , te laten voorbestaan, wat betekent dat hij de rechtbank verzoekt de beslissing over het gezag aan te houden.
Volgens de vader is gezamenlijk gezag tussen hem en de moeder goed uitvoerbaar. Hij vindt het belangrijk dat [minderjarige 1] weet dat ouders gezamenlijk beslissingen nemen en hij wil hier een rol in spelen. Toen ouders co-ouderschap hadden, was er niet veel contact nodig. De vader staat open voor contact met de moeder. Als de rechtbank zijn verzoek afwijst, weet hij niet of het beter is dat de moeder alleen het gezag uitoefent of met de stiefvader. De stiefvader was zijn beste vriend.
De verzoekers willen samen het gezag over [minderjarige 1] uitoefenen, omdat zij feitelijk al alles samen regelen. De moeder wil dat het gezag over [minderjarige 1] geregeld is voor het geval haar iets overkomt. De moeder ziet geen mogelijkheid om met de vader op een prettige manier te communiceren en zij wil ook zo min mogelijk met hem communiceren. De moeder vindt dat de vader [minderjarige 1] niet echt kent en zij vindt dat hij niet in het belang van [minderjarige 1] kan denken, omdat zijn eigen belang voorop zal staan. De vader is volgens de moeder zeer manipulatief en neemt nog steeds geen verantwoordelijkheid voor de feiten waarvoor hij veroordeeld is. De vader brengt [minderjarige 1] in een loyaliteitsconflict.
De Raad adviseert om het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen. De moeder heeft tot nu toe gezagsbeslissingen alleen genomen en zij heeft de vader geïnformeerd wanneer nodig. De veroordeling van de vader heeft vermoedelijk geleid tot een onomkeerbare vertrouwensbreuk met de vader. Dat vormt een ernstige belemmering voor de relatie en communicatie tussen de moeder en de vader. Dit zal volgens de Raad naar verwachting blijvend spanning opleveren. De Raad heeft zorgen over het gebrek bij de vader aan inzicht en inlevingsvermogen in hetgeen zijn veroordeling betekent voor de leefwereld van [minderjarige 1] nu en straks wanneer hij op vrije voeten komt, en welke weerslag dit op dit moment maar ook of in de toekomst op [minderjarige 1] kan hebben.
De Raad adviseert om het verzoek van de verzoekers toe te wijzen. De stiefvader is inmiddels zes jaar betrokken bij [minderjarige 1] . Gezamenlijk gezag zal naar verwachting de belangen van [minderjarige 1] niet schaden. Zij hebben laten zien dat zij het belang van de vader in het leven van [minderjarige 1] onderschrijven (onder andere door haar op een bij haar leeftijd passende manier te infomeren over de detentie van de vader en de reden voor die detentie). Gezamenlijk gezag zal [minderjarige 1] ook het gevoel geven dat ze op gelijke voet staat met [minderjarige 2] , haar halfzusje. De Raad gaat ervan uit dat verzoekers de vader zullen blijven informeren.
De rechtbank zal inhoudelijk beslissen op de voorliggende verzoeken, omdat zij zich met het rapport van de Raad voldoende geïnformeerd acht en zij aanhouding van een definitieve beslissing over het gezag niet wenselijk acht.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag over [minderjarige 1] belast te worden afwijzen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De vader is vanaf zijn aanhouding niet in staat geweest een rol als vader in het leven van [minderjarige 1] te hebben. Dat komt geheel door zijn eigen gedrag waarvoor hij is veroordeeld en gedetineerd. De kans dat hij na ommekomst van zijn straf die vaderrol wel zal kunnen vervullen, acht de rechtbank door die veroordeling niet groot. Dat de vader (ook ter zitting) niet kon zeggen hoe hij [minderjarige 1] zou gaan informeren over de reden van zijn veroordeling, acht de rechtbank in het licht van de tijd die hij heeft gehad om daarover na te denken en het onderwerp te bespreken met zijn hulpverleners, zonder meer zorgelijk. De vader wekt de indruk, zoals de Raad opmerkt, niet zo goed vanuit het perspectief van [minderjarige 1] te kunnen denken.
Door de strafbare feiten en zijn (aanvankelijke) ontkenning daarvan heeft de vader het vertrouwen van de moeder verloren en de rechtbank verwacht niet dat dat vertrouwen zal herstellen. In de door de vader overgelegde Whatsapp-gesprekken met de moeder ziet de rechtbank dat hij ten tijde van zijn schorsing van de voorlopige hechtenis de moeder heeft verteld dat de vervolging onterecht was. De moeder geloofde hem, zoals eveneens blijkt uit die gesprekken, en zij heeft omgang tussen de vader en [minderjarige 1] tijdens de schorsing toegestaan en mogelijk gemaakt. Zij voelde zich, nadat hij was veroordeeld, verraden en zij wil ook nu nog zo min mogelijk met de vader communiceren.
De rechtbank verwacht alles samen nemend - de strafbare feiten, dat die zijn gepleegd in een sociale omgeving ( [sport 1] ) waarin de moeder ook actief was, dat een aantal daarvan is gepleegd toen de vader en de moeder nog samen waren, de (aanvankelijke) ontkenningen van de vader dat er iets strafbaars was gebeurd en zijn gebrek aan inzicht wat de veroordeling voor [minderjarige 1] (en de moeder) betekent – dat [minderjarige 1] klem zal komen te zitten tussen de moeder en de vader bij gezamenlijk gezag. De rechtbank kan zich verplaatsen in de wens van de moeder zo min mogelijk met de vader te spreken, maar wijst haar erop dat er altijd communicatie zal moeten zijn tussen hen, omdat zij immers altijd samen de ouders van [minderjarige 1] zullen blijven zijn. De wens van de vader zijn kind te zien is immers eveneens invoelbaar. Daarom verwacht de rechtbank van de moeder, zie daarover later in deze beschikking, dat zij de vader zal blijven betrekken bij zijn dochter.
De rechtbank zal wel de moeder en de stiefvader met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] belasten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Allereerst is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:253t, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) voldaan: moeder is meer dan drie jaar alleen met het gezag belast geweest, de stiefvader heeft langer dan een jaar gezamenlijk met de moeder de zorg voor [minderjarige 1] gehad en met de Raad is de rechtbank van oordeel dat met de toewijzing van het gezamenlijk gezag de belangen van [minderjarige 1] niet zijn geschaad. De rechtbank betrekt in deze beoordeling de observaties van de Raad dat [minderjarige 1] bij de moeder en de stiefvader opgroeit in een warm gezin, waarin zij zich voorspoedig ontwikkelt en dat zij het sociaal en op school goed doet. Met het toekennen van het gezag aan beide verzoekers wordt verder de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie waarin zij samen beslissingen nemen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Wijziging geslachtsnaam
Volgens de verzoekers heeft [minderjarige 1] last van de achternaam van haar vader. Zij wordt bij het [sport 2] alleen met haar voornaam genoemd, terwijl de andere kinderen met voor- en achternaam worden genoemd. [minderjarige 1] vindt het vervelend dat zij niet dezelfde achternaam heeft als haar halfzusje. In februari 2022 is [minderjarige 1] op school aangesproken over dat haar vader vast zit. Ze schaamt zich en is bang dat veel mensen het te weten komen. [minderjarige 1] staat op dit moment op een wachtlijst voor een psychotherapeut. Het verzoek is dat zij de achternaam van haar moeder gaat dragen, net als [minderjarige 2] .
De vader heeft aangevoerd dat hij niet inziet dat zijn achternaam belastend is. Hij verwijst hierbij naar zijn nichtjes (de rechtbank begrijpt: de kinderen van zijn broer met dezelfde achternaam) die geen last zouden hebben van hun achternaam. Met zoeken op internet komt zijn achternaam en zijn veroordeling niet snel naar voren. Als zijn naam al belastend is voor [minderjarige 1] , dan geldt bovendien wat de vader betreft dat evenzeer voor de achternaam van de moeder. Als [minderjarige 1] gaat [sport 2] dan gaat er van de naam van de moeder grote druk uit, omdat de moeder op zeer hoog niveau als [sport 2] actief is geweest. Daarbij zou de relatie van de moeder met de stiefvader voor ophef hebben gezorgd in de periode dat de vader en de moeder (net nog niet) uit elkaar waren. Verder heeft [minderjarige 1] voor zover de vader weet nooit gezegd dat zij last heeft van haar achternaam. Als dat wel zo was, dan zou hij akkoord gaan met een achternaamswijziging.
De Raad adviseert de achternaam van [minderjarige 1] te wijzigen naar die van de moeder. [minderjarige 1] wordt bij [sport 1] en in het [ruimte om de sport uit te oefenen] niet bij haar achternaam genoemd, omdat de naam van de vader nog steeds pijn oproept bij derden. Dat heeft nog geen weerslag op [minderjarige 1] zelf, zij heeft volgens de Raad nog niet door dat dit zo gaat, maar in de toekomst zal hierover meer besef komen. De kans bestaat dat zij zich achtergesteld gaat voelen. Wat [minderjarige 1] raakt is dat haar zusje wel de naam van de moeder draagt. Ze heeft het gevoel dat ze er niet volledig bij hoort. De Raad deelt de mening van de vader, dat ook de naam van de moeder spanning geeft, niet. Dit is ook niet uit het onderzoek gebleken.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek tot achternaamswijziging is gebaseerd op artikel 253t, vijfde lid, BW, juncto artikel 1:7 eerste en vijfde lid BW en de regels voor geslachtsnaamwijziging (Besluit van 6 oktober 1997, Stb. 463). Op grond van voornoemd wettelijk kader moet een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder (de moeder in dit geval) of de ander, worden afgewezen als:
het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
het verzoek, bedoeld in het eerste lid – gezamenlijk gezag – wordt afgewezen; of
het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
In de nota van toelichting van voornoemd Besluit van 6 oktober 1997 is aangegeven welke feiten en omstandigheden een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of het belang van het kind zich tegen de verzochte geslachtsnaamwijziging verzet, te weten:
  • is het kind voorgelicht over zijn afkomst?
  • leidt de verzochte naamswijziging tot eenheid van namen in het gezin?
  • voert het kind de verzochte naam in de praktijk al en hoe lang doet het dat al?
  • welke rol spelen beide ouders in het leven van het kind, welke contacten zijn er met beide ouders?
  • accepteert het kind de situatie van het gezin waarin het zich bevindt?
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank neemt bij haar beoordeling allereerst in aanmerking dat in zijn algemeenheid de geslachtsnaam van een persoon tot diens identiteits- en afstammingskenmerken die altijd bij hem blijven behoort, ook na de periode waarin het kind afhankelijk is van zijn verzorgers. De belangen van het gezin waarin het kind opgroeit zijn in beginsel ondergeschikt aan het belang van het kind bij het behoudt van zijn identiteit.
De rechtbank merkt op dat [minderjarige 1] op dit moment geen last lijkt te hebben van haar achternaam als deze wordt gebruikt. Kennelijk geeft zij wel aan dat het haar opvalt dat zij anders heet dan [minderjarige 2] . Haar omgeving houdt wel rekening met haar achternaam, zoals in het [ruimte om de sport uit te oefenen] , omdat [minderjarige 1] opgroeit in de omgeving waarin de vader zijn strafbare feiten heeft gepleegd. Op enig moment zal haar dat wel gaan opvallen, te meer daar [minderjarige 1] inmiddels ook al weer acht jaar is. Te verwachten valt verder dat haar achternaam [minderjarige 1] , anders dan de vader stelt, wel degelijk in [woonplaats YY] en dan met name in de [sport 2] aldaar, aan de daden van haar vader zal doen herinneren. Daar komt bij dat de band tussen [minderjarige 1] en de vader op dit moment beperkt is, gelet op de veroordeling en de daaropvolgende detentie van de vader. Daar staat tegenover dat [minderjarige 1] ’s identificatie met haar moeder sterk is, omdat zij al haar hele leven in gezinsverband samen woont met de moeder en ook al verscheidene jaren met de stiefvader en haar halfzusje. Verzoekers hebben verder verzocht om de geslachtsnaam van [minderjarige 1] te wijzigen in die van de moeder en niet in die van de stiefvader.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder en de stiefvader, tot wijziging van de geslachtsnaam dient te worden toegewezen. [minderjarige 1] krijgt daarmee dezelfde achternaam als de moeder en [minderjarige 2] . De rechtbank is van oordeel dat het belang van [minderjarige 1] in dezen de doorslag moet geven en niet dat van de vader.
Omgangsregeling
Nu het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag wordt afgewezen, wordt gesproken over een omgangsregeling.
De vader wenst uiteindelijk opnieuw uitvoering te geven aan co-ouderschap. De vader realiseert zich dat de omgang opgebouwd dient te worden en verzoekt de rechtbank dan ook te bepalen dat de moeder meewerkt aan begeleide omgang via het JGT. Wachten met de omgang, betekent nog meer schade voor de band tussen de vader en [minderjarige 1] . Dat is niet in het belang van [minderjarige 1] . Op dit moment verloopt het skypecontact met [minderjarige 1] goed. De vader stuurt ook filmpjes aan de moeder, die zij aan [minderjarige 1] laat zien. Het lijkt de vader geen goed idee om de omgang over te laten aan de behoefte van [minderjarige 1] , nu [minderjarige 1] zal merken dat de moeder en de stiefvader daar niet achter staan.
In het raadsrapport leest de rechtbank dat de vader niet weet hoe hij moet reageren of hoe hij [minderjarige 1] moet beschermen als hij in haar bijzijn een slachtoffer tegenkomt. Hierover is hij in gesprek gegaan met zijn psycholoog. De vader heeft het gevoel dat zijn vaderschap wordt gekoppeld aan zijn delict.
De verzoekers geven aan dat [minderjarige 1] op dit moment moeite heeft met het contact via Skype. Zij durft dit niet zelf tegen de vader te zeggen. [minderjarige 1] voelt zich verplicht en gedwongen tot contact met de vader. Er is een steeds grotere weerstand vanuit haar. Ook stuurde de vader veel brieven en hij liet familieleden met cadeaus langskomen op het tijdstip dat hij Skypecontact met [minderjarige 1] zou hebben. [minderjarige 1] heeft hulpverlening via een kinderpsycholoog en ze staat op een wachtlijst voor een psychotherapeut voor het geval zij de vader weer in het echt zal zien. De Skypecontacten zijn een enorme inbreuk op de privacy van het gezin, maar de moeder kan akkoord gaan met voortzetting daarvan. Belangrijk is dat dan de fysieke veiligheid van [minderjarige 1] gegarandeerd kan worden. Indien er toch fysieke omgang dient plaats te vinden, dient dit, totdat [minderjarige 1] de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, begeleid te worden. Omgang dient volgens verzoekers in zeer beperkte mate plaats te vinden.
De Raad adviseert in eerste instantie alleen het contact te laten plaatsvinden via videobellen, gedurende twee keer per week voor maximaal 30 minuten. De Raad is van mening dat het Jeugd- en Gezinsteam (JGT) een aantal van deze momenten dient te observeren. Uitbreiding van de omgang is pas mogelijk als aan de door de Raad geformuleerde doelen is gewerkt. De Raad heeft in dat kader onder meer aangegeven dat de zorgen over het veilig opgroeien van [minderjarige 1] moeten worden weggenomen. [minderjarige 1] moet zich positief ontwikkelen en niet door de ouders worden belast, ze moet weerbaar zijn en zich durven uit te spreken. Ook is persoonlijke hulpverlening voor zowel de moeder als de vader van belang. Partijen kunnen werken aan deze doelen, terwijl zij ondertussen kunnen worden aangemeld bij Cardea voor omgangsbegeleiding. Er zijn volgens de Raad op dit moment twee contra-indicaties voor onbegeleide omgang: [minderjarige 1] heeft aangegeven op dit moment nog niet open te staan voor persoonlijk contact, omdat zij steeds meer besef krijgt van de veroordeling en het skypecontact valt haar al zwaar, en de Raad heeft grote zorgen over het ontbreken van inzicht en inlevingsvermogen bij de vader over wat zijn veroordeling en detentie voor [minderjarige 1] hebben betekend. Ook adviseert de Raad dat de verzoekers (steeds) een nieuw voorstel doen als het videobellen een keer niet doorgaat. De vader krijgt het advies alleen dingen per reguliere post aan [minderjarige 1] te versturen, niet via familieleden. De Raad vraagt zich verder af of de vader buiten de penitentiaire inrichting en zonder begeleiding, langdurig in staat is om de grenzen van [minderjarige 1] te accepteren, ook met betrekking tot het contact, omdat meermaals door degenen met wie de Raad heeft gesproken is benoemd dat vader daarin dwingend kan zijn.
Uit het raadsrapport volgt dat [minderjarige 1] heeft aangegeven dat zij het soms leuk vindt om met de vader te praten, maar dat zij het soms heel saai vindt. Zij vindt het niet fijn dat er een vaste afspraak is om met hem te praten. Ze is bang om te zeggen dat ze het soms niet leuk vindt, want ze is bang dat de vader boos wordt. [minderjarige 1] heeft bij de Raad aangegeven dat ze de vader niet meer wil zien als hij uit detentie is, maar daar heeft ze geen bepaalde reden voor.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel het verzoek tot gezamenlijk gezag van de moeder en de stiefvader wordt toegewezen en de geslachtsnaam van [minderjarige 1] zal worden gewijzigd naar de geslachtsnaam van de moeder, gaat de rechtbank ervan uit dat contact tussen [minderjarige 1] en de vader blijft bestaan. De vader blijft immers de vader van [minderjarige 1] . De rechtbank verwijst, zoals reeds eerder overwogen in de tussenbeschikking, naar hetgeen de moeder hierover heeft aangegeven tijdens de eerste zitting, namelijk dat zij akkoord kan gaan met door professionals ondersteunde begeleide omgang. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de vader, vanwege zijn detentie, een aantal jaar niet beschikbaar is geweest als opvoeder. Dat er contact is en dat de moeder en de stiefvader [minderjarige 1] op leeftijdsadequate manier hebben geïnformeerd over de situatie van de vader, acht de rechtbank met de Raad positief. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] dat het skypecontact gedurende twee keer per week voor maximaal 30 minuten wordt voortgezet. De rechtbank merkt hierbij op dat zowel van de moeder en de stiefvader als van de vader flexibiliteit wordt verwacht. Voor het geval dat [minderjarige 1] tijdens één van de contactmomenten ook een andere sociale activiteit heeft, zoals een kinderfeestje of een sportactiviteit, verwacht de rechtbank van de vader dat hij het contactmoment niet zal afdwingen en van de moeder of de stiefvader dat zij een nieuw voorstel voor een contactmoment zullen doen. [minderjarige 1] is immers inmiddels acht jaar en de rechtbank acht het van belang dat haar gewone sociale leven kan doorgaan en zo min mogelijk lijdt onder de situatie. Dat is in haar belang.
Het uitgangspunt van het contact blijft twee keer per week via Skype, net zoals dat bij vonnis in kort geding van 19 februari 2021 is beslist. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat er minimaal vier van deze skypecontacten moeten worden geobserveerd door het JGT. De rechtbank wenst namelijk inzicht te krijgen in het verloop van deze momenten, nu de verzoekers en de vader hierover van mening verschillen en onduidelijk is waarom [minderjarige 1] deze momenten soms saai vindt. Ook is het van belang dat de moeder en de vader zich zelfstandig zullen aanmelden voor omgangsbegeleiding via Cardea. Weliswaar kent Cardea een wachtlijst, maar de rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] dat zij de vader op termijn weer gaat zien, en wel eerst onder begeleiding. Dit betekent dus dat begeleide omgang in principe niet eerder start dan wanneer dit onder begeleiding van Cardea mogelijk is. Dit zal voor de vader een teleurstelling zijn, maar de rechtbank acht dit in het belang van [minderjarige 1] .
Dit kan anders zijn als het JGT van mening is dat begeleide omgang eerder kan starten, onder hun begeleiding. Vast staat dus dat de omgang (in ieder geval voorlopig) begeleid dient te worden.
Bij de begeleide omgang dient de hulpverlenende instantie er rekening mee te houden dat [minderjarige 1] haar vader al een lange tijd niet fysiek heeft gezien. Te denken valt dan ook aan het starten van begeleide omgang gedurende één keer per twee weken gedurende twee uur, mits het belang van [minderjarige 1] zich daar niet tegen verzet. Vervolgens kan de omgang worden opgebouwd. Het skypecontact twee keer per week gaat in die periode gewoon door.
Gelet op de wachtlijst bij Cardea zal de rechtbank een definitieve beslissing over de omgangsregeling aanhouden voor de duur van één jaar. Partijen dienen een kopie van deze beschikking te overhandigen aan de instantie die de omgang zal begeleiden. Partijen dienen de rechtbank uiterlijk op 15 juni 2023 te informeren over de stand van zaken, en daarbij verslagen van de instantie die de omgang zal begeleiden mee te zenden.
De rechtbank zal aldus beslissen.
BeslissingDe rechtbank:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot een nader onderzoek door het NIFP of een andere, onafhankelijke, organisatie;
bepaalt dat voortaan [Y] geboren op [geboortedatum 1] 1988 te [geboorteplaats 1] , samen met de moeder belast is met het gezag over de minderjarige [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats 2] ;
wijzigt de geslachtsnaam van [minderjarige 1] in die zin dat de geslachtsnaam zal zijn ‘ [geslachtsnaam X] ;
bepaalt ten aanzien van de omgangsregeling dat partijen zich dienen aan te melden bij Cardea voor omgangsbegeleiding en dat partijen de rechtbank vóór na te melden pro forma datum dienen te berichten over het verloop van de begeleide omgang, waarbij zij verslaglegging van de omgangsbegeleiding dienen in te brengen, en waarbij zij de rechtbank dienen aan te geven wat de volgens hen gewenste voortgang van de procedure is, met inachtneming van hetgeen in het lichaam van deze beschikking is opgenomen over de skypecontacten tussen de vader en [minderjarige 1] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de
definitieve omgangaan tot
15 juni 2023 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.L. Vreugdenhil, kinderrechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. C.M.D. van Egeraat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2022.

Voetnoten

1.[1] Hoge Raad 16 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5493.