Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
5 mei 2020, een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden moeten toekennen.
10 mei 2017 (C-133/15, ECLI:EU:C:2017:354) bij besluit van 9 december 2020 in het bezit is gesteld van een verblijfsdocument EU/EER als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft niet betwist dat de situatie van eiser en zijn echtgenote over de periode vanaf de samenwoning tot aan het besluit van de staatssecretaris hetzelfde was en dat de partner van eiser dus ook in die periode al rechtstreeks aan het EU-recht rechtmatig verblijf kon ontlenen. Uit het feit dat de staatssecretaris kennelijk geen declaratoire uitspraak heeft gedaan over deze periode kan niet de conclusie worden getrokken dat de staatssecretaris van oordeel is dat de partner van eiser in deze periode geen verblijfsrecht aan het EU-recht kon ontlenen. Dit betekent dat de partner op grond van artikel 11, tweede lid, van de Pw vanaf de samenwoning gelijkgesteld moet worden met een Nederlander, zodat het eerste lid van dat artikel op haar situatie van toepassing is en zij in beginsel aanspraak heeft op bijstand.
- bepaalt dat eiser en zijn partner vanaf 5 mei 2020 recht hebben op een bijstandsuitkering volgens de gehuwdennorm, en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;