ECLI:NL:CRVB:2020:2325
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij bijstandsverlening en de ingangsdatum van bijstand aanvragen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], in beroep gingen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De appellanten ontvingen bijstand op grond van de Wet werk en bijstand, maar deze werd per 11 februari 2013 beëindigd na een handhavingsonderzoek. Na een periode van dakloosheid dienden zij op 13 september 2016 een aanvraag in voor bijstand ingevolge de Participatiewet (PW), met het verzoek om bijstand met terugwerkende kracht vanaf 2013. Het college kende hen bijstand toe met toepassing van de kostendelersnorm, maar weigerde de bijstand met terugwerkende kracht te verlenen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij eerder dan 9 september 2016 een aanvraag om bijstand hadden ingediend. De Raad bevestigde dat de kostendelersnorm correct was toegepast, aangezien de appellanten op het uitkeringsadres samenwoonden met andere kostendelende medebewoners. De Raad oordeelde dat de verklaringen van de appellanten tijdens een huisbezoek door de gemeente, waarin zij aangaven op het uitkeringsadres te verblijven, als betrouwbaar moesten worden beschouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.