ECLI:NL:RBDHA:2022:5936
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van meerderjarigheid referent
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die de Syrische nationaliteit bezitten, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf, die door verweerder op 16 februari 2021 was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de referent, die de zoon en broer van de eisers is, op het moment van zijn asielaanvraag meerderjarig was en daarom niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent bij de indiening van de aanvragen 20 jaar oud was en dat eisers derhalve niet tot de categorie van personen behoren die kunnen nareizen.
Eisers voerden aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat verweerder hen had moeten horen in bezwaar. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de referent als meerderjarig moest worden aangemerkt en dat de hoorplicht niet was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de bezwaren van eisers niet konden leiden tot een andersluidend besluit en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de referent de reguliere gezinsherenigingsprocedure had moeten volgen en dat de staatssecretaris hen op deze mogelijkheid had gewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.