ECLI:NL:RBDHA:2022:5936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
NL21.12800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van meerderjarigheid referent

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die de Syrische nationaliteit bezitten, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf, die door verweerder op 16 februari 2021 was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de referent, die de zoon en broer van de eisers is, op het moment van zijn asielaanvraag meerderjarig was en daarom niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent bij de indiening van de aanvragen 20 jaar oud was en dat eisers derhalve niet tot de categorie van personen behoren die kunnen nareizen.

Eisers voerden aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat verweerder hen had moeten horen in bezwaar. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de referent als meerderjarig moest worden aangemerkt en dat de hoorplicht niet was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de bezwaren van eisers niet konden leiden tot een andersluidend besluit en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de referent de reguliere gezinsherenigingsprocedure had moeten volgen en dat de staatssecretaris hen op deze mogelijkheid had gewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12800

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser], eiser,

geboren op [geboortedag 1] 1968,
v-nummer: [V-nummer 1],
[eiseres 1], eiseres,
geboren op [geboortedag 2] 1974,
v-nummer: [V-nummer 2],
[eiseres 2], eiseres,
geboren op [geboortedag 3] 1998,
v-nummer: [V-nummer 3],
[eiseres 3], eiseres,
geboren op [geboortedag 4] 2007,
v-nummers: [V-nummer 4],
samen aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J.S. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvragen van eisers om een machtiging tot voorlopig verblijf, afgewezen.
Bij besluit van 15 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 mei 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eisers hebben de Syrische nationaliteit. Zij beogen verblijf bij referent, hun gestelde zoon en broer, die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen, omdat referent 20 jaar was ten tijde van zijn asielaanvraag en daarmee niet voldoet aan artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. [1] Verweerder heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd.
Waarom zijn eisers het niet eens met verweerder?
2. Eisers stellen dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd. Verweerder had referent als jongvolwassene moeten aanmerken, nu hij bij binnenkomst 20 jaar was en feitelijk nog tot het gezin van zijn ouders behoorde. [2] Verweerder had verder meer rekening moeten houden met de aard en hechtheid van de gezinsband, de banden met het land van herkomst en de belangen van het kind. [3] Het bestreden besluit is volgens eisers in strijd met artikel 8 van het EVRM. [4] Tot slot had verweerder hen moeten horen in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Uit artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 volgt dat een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend aan de ouders van een vreemdeling die in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als die vreemdeling een alleenstaande minderjarige is in de zin van artikel 2, onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. De datum van indiening van het verzoek om gezinshereniging is het uitgangspunt voor het antwoord op de vraag of een referent voldoet aan het leeftijdsvereiste. [5]
4. Eisers betwisten niet dat referent bij de indiening van de aanvragen 20 jaar was. Verweerder heeft referent terecht aangemerkt als meerderjarig. Dit betekent dat eisers niet behoren tot de categorie van personen die kunnen nareizen als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Vw 2000.
5. Verweerder stelt terecht dat referent mvv-aanvragen in het kader van artikel 8 van het EVRM, de reguliere gezinsherenigingsprocedure, had moeten indienen. Verweerder heeft referent ook op die mogelijkheid gewezen. Als referent die aanvragen indient voor zijn familieleden, zal verweerder de omstandigheid dat referent jongvolwassene is, en de vraag of hij feitelijk nog tot het gezin van zijn ouders behoorde, bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM moeten betrekken. [6] Het beroep van eisers op artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Een beoordeling als bedoeld in dit artikel komt overeen met de beoordeling die verweerder moet maken in het kader van artikel 8 van het EVRM. [7]
6. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder de hoorplicht in bezwaar niet heeft geschonden. Verweerder mag van horen in bezwaar slechts afzien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren van eisers niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. [8] Het bezwaarschrift van eisers gaf geen aanleiding om eraan te twijfelen dat referent meerderjarig was en verweerder heeft hen terecht gewezen op de mogelijkheid om reguliere aanvragen voor gezinshereniging in te dienen. Dit maakt dat aan de vereiste maatstaf werd voldaan en verweerder kon afzien van het horen in bezwaar.
Wat is de conclusie
7. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
8. Verweerder hoeft eisers geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De Vreemdelingenwet 2000.
2.Eisers beroepen zich op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3711).
3.Zij doen daarbij een beroep op de artikelen 5 en 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
4.Het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:995, r.o. 3.1).
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:995, r.o. 3.1).
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:980, r.o. 11.1-11.3).
8.Zie artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.