Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Sociale Verzekeringsbank; Directie Juridische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
g.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft vanaf haar geboorte in Nederland gewoond tot 1 juli 2016, waarna zij naar de Verenigde Arabische Emiraten verhuisde. Op 23 juli 2019 is haar zoon geboren en op 21 juni 2020 is zij met haar zoon teruggekeerd naar Nederland. Eiseres heeft kinderbijslag aangevraagd voor haar zoon, maar deze aanvraag is door verweerder afgewezen, omdat eiseres volgens verweerder geen recht had op kinderbijslag voor de periode van het vierde kwartaal van 2019 tot en met het vierde kwartaal van 2020. Verweerder stelde dat eiseres niet verzekerd was voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) omdat zij gedurende deze kwartalen niet als ingezetene kon worden aangemerkt.
De rechtbank heeft de zaak op 19 april 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op de relevante peildata, 1 juli 2020 en 1 oktober 2020, geen arbeid verrichtte en niet beschikte over een zelfstandige woonruimte in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de intentie van eiseres om zich permanent in Nederland te vestigen, niet voldoende was om aan te nemen dat er een duurzame band van persoonlijke aard bestond met Nederland. De rechtbank heeft verweerder in zijn standpunt gevolgd en geoordeeld dat eiseres geen recht had op kinderbijslag voor de betreffende perioden. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.