Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
primair(1) de Staat te bevelen een schriftelijk gemotiveerde en inhoudelijke reactie te geven op de brief van 2 maart 2022 van de advocaat van [eiseres] ; (2) de Staat te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 150.000,-- op de uitstaande en opeisbare declaraties van [eiseres] betreffende forensische zorgverlening; (3) de Staat te bevelen de incassomaatregelen met betrekking tot de vordering van € 1.767.867,-- te staken, zo lang in een bodemprocedure tussen partijen niet definitief een oordeel is gegeven over deze vordering of door middel van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen overeenstemming is bereikt over de uitkomst van de materiële controle 2019 en 2020; (4) de Staat te bevelen de materiële controle 2021 ten aanzien van de door [eiseres] verleende zorg op te schorten, zo lang in een bodemprocedure tussen partijen niet definitief een oordeel is gegeven over deze vordering of door middel van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen overeenstemming is bereikt over de uitkomst van de materiële controle 2019 en 2020; de vorderingen onder (1), (3) en (4) op straffe van een dwangsom, althans
subsidiaireen in goede justitie te bepalen voorziening te treffen, een en ander
primair en subsidiairmet veroordeling van de Staat tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.