ECLI:NL:RBDHA:2022:5833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometer budget op basis van medische beperkingen

Op 13 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een 85-jarige man, en medTadvies B.V., de verweerder. Eiser had op 27 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een hoog persoonlijk kilometer budget (hpkb), waarmee hij op jaarbasis maximaal 2.350 kilometer tegen € 0,20 per kilometer van de taxi gebruik kan maken. De aanvraag werd afgewezen door verweerder op 2 augustus 2020, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 30 september 2020 ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij recht had op het hpkb vanwege zijn medische aandoeningen, waaronder een hartritmestoornis en osteoporose, die hem belemmerden om zelfstandig of onder begeleiding met de trein te reizen.

De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door verweerder voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat eiser niet kon aantonen dat hij door zijn medische aandoeningen niet in staat was om met de trein te reizen. De rechtbank wees erop dat eiser geen objectieve medische gegevens had overgelegd die zijn stelling onderbouwden. Bovendien werd de leeftijd van eiser niet als criterium in de beoordeling betrokken, aangezien dit niet in het protocol was opgenomen. De rechtbank volgde het beleid van verweerder, dat door de Centrale Raad van Beroep werd gesanctioneerd, en oordeelde dat de gestelde klachten van stress en vermoeidheid ook bij taxi-reizen zouden optreden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. O. Sahin),
en

medTadvies B.V., verweerder

voorheen FMMU Advies B.V., handelend onder de naam Hoog PKB,
(gemachtigde: mr. M. Lebon).

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een hoog persoonlijk kilometer budget (hpkb) afgewezen.
Bij besluit van 30 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Standpunten
1.1.
Eiser - geboren in 1937 - heeft op 27 juli 2020 een aanvraag gedaan voor een hoog persoonlijk kilometer budget (hpkb), een vergoeding waarmee op jaarbasis maximaal 2.350 kilometer tegen € 0,20 per kilometer van de taxi gebruik kan worden gemaakt. Eiser heeft in beroep gesteld dat hij voor dit hpkb in aanmerking komt nu hij beschikt over een Valys-pas, een scootmobiel, en hij door een combinatie van aandoeningen, waaronder een hartritmestoornis, osteoporose en vermoeidheidsklachten, niet in staat is om zelfstandig of onder begeleiding met de trein te reizen. Eiser voert in dit verband ook aan dat de reistijd ingeval hij op de trein is aangewezen onredelijk lang is.
1.2.
Verweerder heeft in beroep de bestreden beslissing gehandhaafd. Eiser wordt in staat geacht te reizen met de trein, met gebruikmaking van een rolstoel of scootmobiel. Door NS-reizigersassistentie aan te vragen kan hij met zijn rolstoel of scootmobiel in en uit de trein komen. Zo nodig kan een persoonlijk begeleider worden geregeld, die eiser helpt door de rolstoel voort te duwen of bagage te dragen.
Ten aanzien van de langere reistijd als gevolg van het gebruik van de trein heeft verweerder toegelicht dat de bestemming, in dit geval Fijnaart, niet bij de beoordeling wordt betrokken.
Juridisch kader
2.1
Ingevolge paragraaf 3 van het Indicatieprotocol HPKB (het protocol) komt een aanvrager voor een hpkb in aanmerking indien:
- de aanvrager beschikt over een Wmo-vervoersvoorziening (Valys-pas), Wmo-rolstoel, scootmobiel of OV-begleiderskaart, en
- de aanvrager gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht, en/of maatvoering in combinatie met de aavrager (de zogenaamde mens-machine combinatie) zodanig is dat deze de grenzen van mogelijkheid tot hulpverlening door de NS overschrijden en/of,
- de aanvrager door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.
Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB gaan de in het protocol neergelegde toekenningcriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten (zie de uitspraak van 13 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8656).
Beoordeling rechtbank
3.1.
De rechtbank acht het door verweerder verrichte onderzoek voldoende zorgvuldig nu uit het verslag van de hoorzitting tussen eiser en de arts van verweerder is op te maken dat de (medische) informatie uit de aanvraag is betrokken. Voorts zijn eisers bezwaargronden en de brief van de huisarts van 13 juli 2020 in aanmerking genomen.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van dit onderzoek tot de conclusie kunnen komen dat bij eiser geen sprake is medische beperkingen van chronische aard op basis waarvan hij uit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen. De rechtbank overweegt hiertoe dat eiser zijn betoog dat zijn aandoeningen een ernstig beloop kennen en de combinatie daarvan maakt dat hij niet met de trein kan reizen, al dan niet met gebruikmaking van hulpmiddelen zoals een scootmobiel en/of begeleiding, niet heeft onderbouwd met objectieve medische gegevens. Eiser beroept zich op de uitspraak van 22 april 2015 van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2015:1364) maar heeft niet onderbouwd waarom in zijn geval de combinatie van medische aandoeningen een zodanig uitzonderlijke situatie oplevert, zoals in die uitspraak het geval was. Uit de enkele vaststelling dat een combinatie van aandoeningen bestaat, kan niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat eiser alleen al daarom niet met de trein kan reizen. De rechtbank acht evenmin gronden aanwezig om, buiten de criteria van het protocol, de bestemming en de reistijd naar de door eiser gewenste bestemming in de beoordeling te betrekken. Dit betreft geen persoonsgebonden medische beperking.
3.3.
Ter zitting heeft eiser nader toegelicht dat de leeftijd van eiser had moeten worden betrokken in de besluitvorming. Het reizen in de trein geeft stress, leidt tot vermoeidheid en hinder door krachtsverlies, aldus eiser.
3.4.
Verweerder heeft ter zitting in reactie op de toelichting naar voren gebracht dat leeftijd in beginsel geen rol speelt in de beoordeling van de aanvraag. Leeftijd vormt immers geen criterium in het protocol. Verder geldt dat eiser de klachten van stress, vermoeidheid en krachtsverlies in een taxi ook zal ervaren.
3.5.
De rechtbank herhaalt dat naar vaste jurisprudentie het door verweerder gevoerde beleid door de CRvB wordt gesanctioneerd. Leeftijd wordt op grond van dat beleid niet in de beoordeling betrokken. Ook overigens acht de rechtbank het niet onredelijk dat de leeftijd van eiser buiten beschouwing is gelaten, nu de mogelijkheden op de leeftijd van eiser van persoon tot persoon nog zeer verschillen en als zodanig dus niet veel zegt over de mogelijkheden om met de trein te reizen. De rechtbank kan verweerder daarbij volgen in de stelling dat de gestelde stress en vermoeidheidsklachten zich ook zullen voordoen bij het reizen per taxi.
5.5.
De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft beslist dat eiser niet in aanmerking komt voor een hpkb.
6. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. E.L. Denters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.