ECLI:NL:RBDHA:2022:5812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
NL22.1292
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de staatssecretaris afgewezen als kennelijk ongegrond. Na een wijziging van het besluit op 21 januari 2022, werd eiser opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten, in verband met een eerder terugkeerbesluit. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar zijn gemachtigde is niet verschenen op de zitting op 17 februari 2022.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 10 februari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem heeft kunnen krijgen. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer had bij zijn beroep, aangezien hij niet meer in Nederland verbleef en geen prijs stelde op de bescherming die hij aanvankelijk had gezocht. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1292

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

ProcesverloopBij besluit van 20 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Bij besluit van 21 januari 2022 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd door te bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten in verband met een terugkeerbesluit dat op 3 september 2020 is genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.1293, op 17 februari 2022 op zitting behandeld.De gemachtigde van eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 15 februari 2022 laten weten dat uit navraag bij het COA [1] blijkt dat eiser op 10 februari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken.
2. De rechtbank ziet zich vanwege die omstandigheid voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op de behandeling van zijn beroep. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [2]
3. Vaststaat dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat eiser haar niet heeft laten weten dat de opgelegde maatregel van bewaring op 7 februari 2022 is opgeheven. Zij heeft sindsdien niets meer van eiser vernomen en zij kan geen contact meer met hem krijgen. De gemachtigde heeft hierin aanleiding gezien om eiser ter zitting niet te vertegenwoordigen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr.L.N. Kurzawa, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579).