ECLI:NL:RBDHA:2022:5812
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de staatssecretaris afgewezen als kennelijk ongegrond. Na een wijziging van het besluit op 21 januari 2022, werd eiser opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten, in verband met een eerder terugkeerbesluit. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar zijn gemachtigde is niet verschenen op de zitting op 17 februari 2022.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 10 februari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem heeft kunnen krijgen. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer had bij zijn beroep, aangezien hij niet meer in Nederland verbleef en geen prijs stelde op de bescherming die hij aanvankelijk had gezocht. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.