ECLI:NL:RBDHA:2022:5780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
C/09/629264 / KG RK 22-570
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 13 juni 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het verzoek tot wraking van mr. G.P. Kleijn afgewezen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, voerde aan dat de rechter vooringenomen was, onder andere omdat hij een getuige kende en omdat er procedurele beslissingen waren genomen die zij als partijdig beschouwde. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking niet tijdig waren aangevoerd en dat de aangevoerde procedurele beslissingen geen grond voor wraking kunnen vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoekster concrete feiten moest aanvoeren om haar vrees voor vooringenomenheid te onderbouwen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid was en dat de procedurele beslissingen van de rechter niet als partijdig konden worden aangemerkt. Het verzoek tot wraking werd afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/27
zaak- /rekestnummer: C/09/629264 / KG RK 22-570
Beslissing van 13 juni 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
uit [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. G.P. Kleijn,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
het college van burgemeester en wethouders van Westland,
gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 11 mei 2022 waarvan deel uitmaakt het door verzoekster op schrift gestelde wrakingsverzoek;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 24 mei 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekster;
- de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 16/7506, SGR 18/4044 en SGR18/5794 tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Westland.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal en het aangehechte door verzoekster op schrift gestelde wrakingsverzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
“Objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid om de zaak te behandelen, er is sprake van een schijn van partijdigheid om de volgende redenen: (verzoekster heeft deze redenen niet genummerd; omwille van de leesbaarheid heeft de rechtbank hierna in het citaat de wrakingsgronden genummerd)
  • (1) In verband met het feit dat uw rechter mijn aangemelde getuige [getuige] kent (o.a. Proces Verbaal comparitie zitting 24 maart 2021)
  • (2) Het weigeren van het toesturen van kopieen van de dossiers aan mijn gemachtigde [gemachtigde] . Ondanks toezeggingen zijn dossiers door de Griffie niet toegestuurd.
  • (3) Het aangeven van de volgtijdelijkheid, cq chronlogie van behandeling van de diverse rechtszaken heeft daardoor niet kunnen plaatsvinden, net als het indienen van aanvullende beroepen/bewijzen.
  • (4) Het negeren van een bijzondere omstandigheid die het rechtvaaridigen een zitting uit te stellen nu gemachtigde [gemachtigde] zich onder overlegging van een medische verklaring om gezondheidsredenen heeft moeten onttrekken aan het proces
  • (5) Het zo te kort voor zitting weigeren van juridische bijstand tijdens de zitting terwijl [verzoekster] te ziek ben om mijzelf te verdedigen, zodat geen sprake is van equality of arms (art 6EVRM)
  • (6) Het niet gemotiveerd afwijzen van het verzoek om zaken vanwege het zeer complexe dossier toe te wijzen aan een meervoudige kamer
  • (7) Het niet gemotiveerd afwijzen van het verzoek om een ander arrondissement
  • (8) Het (vermoedelijk wel) binnen de 11 dagen termijn accepteren van ingeleverde gegevens door [X]
  • (9) Het afdoen van een ingediende klacht/verzoek van ondergetekende als “een processtuk” binnen de 11 dagen termijn, hetgeen niet beantwoord wordt”
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek schriftelijk gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Voor zover verzoekster tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer heeft betoogd dat de rechter al direct bij het begin van de zitting van 11 mei 2022 een vooringenomen positie heeft ingenomen door een incorrecte samenvatting van de zaak te geven en deze uitsluitend te verifiëren bij (de gemachtigde van) het college van burgemeester en wethouders van Westland, en niet ook bij haar, overweegt de wrakingskamer dat deze wrakingsgrond niet tijdig door verzoekster is aangevoerd. Deze grond valt niet te lezen in één van de negen eerder door verzoekster genoemde wrakingsgronden en ook niet in het proces-verbaal van de zitting van 11mei 2022. Deze grond is pas voor het eerst bij de mondelinge behandeling door de wrakingskamer van de rechtbank naar voren gebracht, terwijl verzoekster deze grond direct had kunnen aanvoeren zodra deze aan haar bekend was geworden op de zitting van 11 mei 2022. Aan een inhoudelijke beoordeling van deze grond komt de wrakingskamer daarom niet toe.
3.3.
Ten aanzien van de grond onder (1) overweegt de wrakingskamer als volgt. Vaststaat dat de (president van de) rechtbank aangifte heeft gedaan nadat de rechter was gebleken dat de getuige [getuige] heimelijk geluidsopnamen had gemaakt van een gesprek tussen de rechter en de griffier tijdens de schorsing van een (eerdere) zitting. Deze aangifte wordt gedaan door de rechtbank en niet door de rechter zelf. De melding die daartoe aanleiding heeft gegeven is door de rechter gedaan uit hoofde van zijn functie als rechter), teneinde de goede procesorde in procedures bij de rechtbank te bewaken. De wrakingskamer is hieruit niet – en ook niet uit andere feiten en omstandigheden – gebleken dat de rechter de getuigenverklaring van [getuige] in de zaken waarover het op 11 mei 2022 ging niet onbevooroordeeld zou kunnen beoordelen. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat hieruit niet is gebleken dat er sprake is van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) vooringenomenheid.
3.4.
De overige acht door verzoekster aangevoerde wrakingsgronden betreffen procedurele beslissingen. Een procedurele beslissing kan geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, dat is gebaseerd op de hiervoor genoemde procedurele beslissingen, niet toewijsbaar is. Dit is alleen anders indien de motivering van een procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt onmiskenbaar dat het om een uitzonderlijk geval moet gaan.
3.5.
Van een dergelijk uitzonderlijk geval is hier naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Verzoekster heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, en die zijn ook niet gebleken, waaruit volgt dat de genoemde uitzonderingssituatie zich in dit geval voordoet. De wrakingskamer overweegt daarbij ten aanzien van grond 2 dat hoewel het gelet op de omvang van de procesdossiers niet uit te sluiten is dat bepaalde stukken (per ongeluk) niet goed aan verzoekster of haar gemachtigde zijn (na)gezonden, hieruit niet volgt dat het versturen van de procesdossiers door de rechter is geweigerd. De rechter heeft (nog steeds) aangegeven eventueel ontbrekende stukken te zullen opsturen. Bovendien acht de wrakingskamer het afwijzen van het verzoek tot uitstel van de behandeling ter zitting (gronden 4 en 5) begrijpelijk, aangezien deze procedures al langdurig aanhangig zijn, meerdere keren zijn aangehouden, er eerder een onttrekking van een gemachtigde heeft plaatsgevonden en onduidelijk is hoe lang de huidige gemachtigde van verzoekster ziek zal zijn, zodat het verzoek van verzoekster tot aanhouding een verzoek tot aanhouding voor onbepaalde tijd betreft. Tot slot betreffen de beslissingen van de rechter over het al dan niet doorverwijzen van de zaken naar een meervoudige kamer of naar een ander arrondissement en het al dan niet accepteren van stukken, zoals hiervoor al is overwogen, in dit geval procedurele beslissingen die geen grond kunnen vormen voor wraking, behoudens de in 3.4 genoemde uitzondering. Daarvan is echter geen sprake.
3.6.
De wrakingskamer is gelet op bovenstaande van oordeel dat de door verzoekster aangevoerde gronden geen aanwijzingen van vooringenomenheid of (objectief gerechtvaardigde) schijn van partijdigheid van de rechter jegens verzoekster opleveren. Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar gemachtigde [gemachtigde] ;
• de belanghebbende in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.W.E. de Ruiter, J.E. Bierling en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.B. van Angeren en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.