ECLI:NL:RBDHA:2022:5779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
C/09/626457 / KG RK 22-306
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen rechter mr. J.L.M. Luiten

Op 25 april 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van rechter mr. J.L.M. Luiten, ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Le Grand. Verzoeker stelde dat de rechter de rol van de advocaat van de wederpartij op zich had genomen en dat dit leidde tot een schijn van vooringenomenheid. De wrakingskamer overwoog dat het tot de taak van een rechter behoort om kritisch te zijn en vragen te stellen naar aanleiding van de stellingen van partijen. Hoewel de reacties van de rechter door verzoeker als te direct en voorbarig werden ervaren, kon de wrakingskamer niet vaststellen dat de rechter de grens naar partijdigheid had overschreden. De wrakingskamer benadrukte dat een kritische houding van een rechter niet automatisch leidt tot partijdigheid, mits beide partijen de gelegenheid hebben gekregen om hun standpunten kenbaar te maken. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/12
zaak- /rekestnummer: C/09/626457 / KG RK 22-306
Beslissing van 25 april 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. R. Le Grand,
strekkende tot de wraking van
mr. J.L.M. Luiten,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
  • [belanghebbende 1] ,
  • [belanghebbende 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: belanghebbenden,
advocaat mr. S.E. Toffoletto.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 14 maart 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- het proces-verbaal van de zitting;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 31 maart 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de wrakingskamer, gehouden op 4 april 2022;
- de pleitaantekeningen van mr. Le Grand, overgelegd ter zitting op 11 april 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 11 april 2022 zijn verschenen:
- mr. R. Le Grand, namens verzoeker;
- belanghebbenden, bijgestaan door hun raadsvrouw mr. S.E. Toffoletto.
De behandeling van het wrakingsverzoek stond aanvankelijk gepland op 4 april 2022. De rechter was die dag verhinderd in verband met ziekte. Omdat de rechter heeft aangegeven dat hij graag aanwezig wilde zijn en partijen blijkens het proces-verbaal van aanhouding op de zitting van 4 april 2022 hebben aangegeven dat zij het wenselijk achten dat de rechter aanwezig zou zijn bij de behandeling, is besloten de behandeling van het verzoek aan te houden. Vervolgens is de behandeling van het wrakingsverzoek bepaald op 11 april 2022. De rechter heeft per e-mail van 6 april 2022 aan de wrakingskamer laten weten niet aanwezig te kunnen zijn, zonder verdere toelichting. Dit bericht heeft de overige partijen pas ter zitting van 11 april 2022 bereikt. Ter zitting van 11 april 2022 heeft de griffier melding gemaakt van een bericht d.d. 7 april 2022 van de rechter, erop neerkomend dat hij verbaasd is dat de behandeling niet wordt verzet.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/607641 / HA ZA 21/180 tussen verzoeker en belanghebbenden.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens zijn mondelinge wrakingsverzoek en de overgelegde pleitaantekeningen het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Allereerst heeft verzoeker opgemerkt dat de comparitie op 14 maart 2022 20 minuten te laat is begonnen, zonder opgaaf van reden. Nadat verzoeker de rechter had gewraakt, heeft verzoeker voorgesteld de reden van wraking kort op de gang uit te werken. De griffier is meerdere keren naar verzoeker gegaan om aan te geven dat de rechter verder wilde. De rechter beklaagde zich erover dat er kostbare tijd van de wederpartij en hemzelf verloren ging. Verzoeker is zich ervan bewust dat er andere manieren zijn om zijn ongenoegen hierover naar voren te brengen, maar hij wenst dit toch naar voren te brengen om de, in de ogen van verzoeker, onaangename houding van de rechter naar voren te brengen. Daarnaast is verzoeker van mening dat de rechter de rol van advocaat van wederpartij op zich heeft genomen. Verzoeker heeft een aantal gronden in zijn wrakingsverzoek naar voren gebracht.
Grond 1
Verzoeker meent dat de rechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt door stellig een opmerking te maken naar aanleiding van wat de verzoeker ter zitting naar voren bracht (over het wel/niet onderhandelen over bepaalde herstelkosten), waarmee de rechter – zonder de wederpartij te laten reageren – een leemte in het feitelijke betoog van de wederpartij zelf opvulde. Anders dan de rechter in zijn reactie stelt, was hier geen sprake van een reactie op een vraag van de advocaat van verzoeker.
Grond 2
De rechter heeft met enorme stelligheid positie gekozen door te stellen dat de vochtplekken die een jaar na de keuring zijn geconstateerd geen betonrot veroorzaakt konden hebben. De rechter heeft – zonder de wederpartij om een reactie te vragen – direct op stellige wijze de feiten ingevuld.
Grond 3
[X] heeft ter zitting uitgelegd dat verzoeker een beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft, maar dat het verrichten van keuringen niet kan worden verzekerd onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. De rechter heeft gesteld dat dit niet klopt. Uit de opmerking van de rechter maakt verzoeker op dat er sprake is van vooringenomenheid, omdat de rechtbank zonder kennis van de inspanningen van zijn cliënte op dit vlak niet kan beoordelen of er wel of geen verzekering te verkrijgen is. Ter zitting van 11 april 2022 heeft verzoeker opgemerkt dat de rechter in zijn reactie verwijst naar een bijlage, maar deze bijlage ontbreekt bij zijn stukken.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De rechter heeft in zijn reactie van 31 maart 2022 gereageerd op de schriftelijke wrakingsgronden. De wrakingskamer stelt vast dat de bijlage, waar de rechter in zijn reactie onder punt 3 naar verwijst, ontbreekt bij de stukken. De rechter heeft - kort gezegd - aangegeven dat hij geen feiten heeft toegevoegd, zich heeft gebaseerd op de reeds in het dossier beschikbare feitelijke informatie over betonrot en enkel heeft benoemd dat een beroepsaansprakelijkheidsverzekering bestaat.
3.3.
De wrakingskamer neemt in aanmerking dat het tot de taak van een rechter behoort om naar aanleiding van de stellingen van partijen nader onderzoek te doen en indien nodig kritische vragen te stellen en kritische opmerkingen te maken. Een rechter kan hierbij een actieve houding aannemen en heeft hierbij een zekere mate van vrijheid. De wrakingsgronden zien met name op de wijze waarop de rechter heeft gereageerd op vragen of uitlatingen (van de advocaat) van verzoeker. Deze reacties zijn door verzoeker als te voorbarig en te direct ervaren en naar het zich laat aanzien speelt hierbij mede de wijze waarop de rechter dit heeft verwoord een rol. De wrakingskamer kan zich voorstellen dat dit een onprettig gevoel bij verzoeker heeft doen ontstaan. Een kritische en actieve houding kan omslaan in een houding die (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid doet ontstaan. Op basis van de beschikbare informatie kan de wrakingskamer evenwel niet tot het oordeel komen dat de rechter met zijn kritische reacties dit omslagpunt heeft gepasseerd, hoewel dit niet veel heeft gescheeld. Hierbij neemt de wrakingskamer mede in aanmerking dat beide partijen in de gelegenheid zijn geweest om hun standpunten kenbaar te maken en niet is gebleken dat de rechter met het stellen van kritische vragen of het geven van een reactie reeds zijn oordeel heeft willen geven. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
3.4.
Voor alle volledigheid merkt de wrakingskamer op dat het niet overschrijden van de hiervoor bedoelde grens niet zou kunnen inhouden dat er niets valt op te merken over de wijze waarop de rechter verzoeker en/of de advocaat van verzoeker heeft bejegend. Echter, voor klachten die daarop zien, is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Verzoeker kan hierover een klacht indienen bij het gerechtsbestuur.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker p/a zijn advocaat mr. R. Le Grand;
• belanghebbenden p/a hun advocaat mr. S.E. Toffoletto;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, R. Cats en E.A.W. Schippers, in tegenwoordigheid van de griffiers S.J.W.M. Luijten en mr. N. Roelands en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022.
de griffiers de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.