ECLI:NL:RBDHA:2022:5707

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
C/09/595851 / HA ZA 20-665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreuk en slaafse nabootsing van meubelontwerpen in de horeca

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Satelliet Meubelen B.V. en De Arend Waardenburg B.V. over auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing. Satelliet Meubelen B.V. vorderde dat De Arend c.s. onrechtmatig handelde door de Iwan 2.19 stoel te verkopen, die volgens Satelliet inbreuk maakte op hun auteursrechtelijk beschermde ontwerp van de 25.25 stoel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de 25.25 in Nederland auteursrechtelijke bescherming geniet en dat de ontwerper, [eisende partij sub 3], de auteursrechthebbende is. De rechtbank heeft de vorderingen van Satelliet c.s. afgewezen, omdat de Iwan 2.19 voldoende afwijkt van de 25.25, waardoor er geen sprake is van auteursrechtinbreuk. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen nodeloos verwarringsgevaar is, en dat De Arend c.s. niet onrechtmatig heeft gehandeld. Satelliet c.s. is veroordeeld in de proceskosten van De Arend c.s. tot een bedrag van € 18.268,60, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/595851 / HA ZA 20-665
Vonnis van 25 mei 2022
in de zaak van

1.SATELLIET MEUBELEN B.V.,

te Breda,
2.
[de V.O.F.],
te [plaats 1],
3.
[eisende partij sub 3],
te [plaats 2],
eisers,
advocaat mr. W.J.H. Leppink te Rotterdam,
tegen

1.DE AREND WAARDENBURG B.V.,

te Waardenburg,
2.
BONSOVA B.V.,
te Ammerzoden,
3.
HORECA MEUBILAIR ROTTERDAM B.V.,
te Berkel en Rodenrijs,
4.
PROJECT MEUBILAIR APELDOORN B.V.,
te Apeldoorn,
5.
HORECA MEUBILAIR EINDHOVEN HME B.V.,
te Eindhoven,
6.
HORECA MEUBILAIR BREDA HMB B.V.,
te Breda,
gedaagden,
advocaat mr. M.E. Verwoert te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ook tezamen Satelliet c.s. (mannelijk enkelvoud) en ieder afzonderlijk respectievelijk Satelliet, [de V.O.F.] en [eisende partij sub 3] worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk als De Arend c.s. (vrouwelijk enkelvoud) worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 29 juni 2020 betekende dagvaarding met producties EP01 t/m EP21;
- de conclusie van antwoord met producties GP01 t/m GP19;
- het tussenvonnis van 7 juli 2021 waarbij ambtshalve een mondelinge behandeling is bepaald;
- het e-mailbericht van partijen van 10 december 2021 inhoudende dat zij hebben afgesproken dat de proceskosten van ieder van hen € 17.500,- bedragen (conform categorie II.a onder c. van de Indicatietarieven 2017);
- de akte van depot van een exemplaar van de 25.25 en een exemplaar van de IWAN 2.19 door Satelliet c.s.;
- de akte van depot van een exemplaar van de 25.25, een exemplaar van de IWAN 2.19 en een exemplaar van de IWAN 06 door De Arend c.s.;
- de akte wijziging/correctie eis van de zijde van Satelliet c.s. waarmee Satelliet c.s. haar eis heeft aangevuld op de wijze zoals in die akte vermeld;
- de op 20 december 2021 door Satelliet c.s. en De Arend c.s. toegezonden schriftelijke pleitnotities, die Satelliet c.s. vergezeld heeft doen gaan van twee videofragmenten;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 december 2021, welke, vanwege de uitbraak van het COVID-19 virus, op digitale wijze heeft plaatsgevonden.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Zij zijn in de gelegenheid gesteld eventuele onjuistheden aan de rechtbank kenbaar te maken. Beide partijen hebben laten weten geen commentaar te hebben op het proces-verbaal.
1.3.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Satelliet is onder meer actief op de markt voor horeca-, project- en terrasmeubilair in de hospitalitysector. De groep waartoe deze vennootschap behoort, is actief in Nederland en in diverse andere landen van de Europese Unie. Zij mag grote horecabedrijven tot haar clientèle rekenen, waaronder de hotelketen Van der Valk en restaurantketen La Place.
2.2.
Typerend voor de werkwijze van Satelliet is dat zij zich zowel met het ontwerpen en ontwikkelen als met de productie en de levering van het meubilair bezig houdt. Haar collectie omvat meer dan 4.000 items, deels eigen ontwerpen en deels ontwerpen van anderen. Satelliet brengt ook de hieronder afgebeelde (terras)stoel genaamd ‘25.25’ (hierna: de 25.25) op de markt, in een uitvoering in het wit met een textileen bekleding alsook in het zwart met teakhouten zitvlak en rugleuning.
De 25.25 uitgevoerd in het wit met textileen bekleding (zij-, voor- en achteraanzicht):
De 25.25 uitgevoerd in het zwart met teakhouten zitvlak en rugleuning (zij-, voor- en achteraanzicht):
2.3.
De 25.25 is op verzoek van Satelliet ontworpen in het jaar 2013 door [eisende partij sub 3] die als ontwerper en vennoot verbonden is aan ontwerpbureau [de V.O.F.]. De naam van de stoel is afgeleid van de diameter van het bij dit ontwerp gehanteerde buizenframe (25mm bij 25mm). Voor de commerciële exploitatie hebben Satelliet en [de V.O.F.] op 31 oktober 2013 een licentieovereenkomst gesloten op basis waarvan Satelliet exclusief gerechtigd is de 25.25 op de markt te brengen, terwijl de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de (terras)stoel bij [de V.O.F.] blijven berusten. Bij die overeenkomst zijn een aantal ontwerptekeningen van de 25.25 gevoegd, waaronder de volgende:
2.4.
De Arend c.s. behoort tot de groep van ondernemingen genaamd De Arend. De Arend is als groothandel in bedrijfsmeubelen actief in onder meer hetzelfde marktsegment als Satelliet en biedt een totaaloplossing bij projectinrichting, zoals de inrichting van restaurants, hotels en vakantieparken. Daarbij maakt zij gebruik van een vast team van interne en externe interieurarchitecten dat het volledige proces van ontwikkeling van het interieurontwerp, de productie en/of inkoop kan overnemen. De Arend is naast Nederland tevens actief (en gevestigd) in Duitsland.
2.5.
In 2019 heeft De Arend c.s. in Nederland een (terras)stoel met de naam ‘Iwan 2.19’ (hierna: de Iwan 2.19) op de markt gebracht. De Iwan 2.19 is ontworpen door [de ontwerper], een Chinese meubelproducent, en ziet er in de witte uitvoering als volgt uit (zij-, voor- en achteraanzicht):
2.6.
Op 1 juli 2019 heeft Satelliet c.s. een sommatiebrief aan De Arend c.s. gestuurd, waarmee laatstgenoemde is aangemaand om – kort gezegd – elke vorm van commerciële exploitatie van de Iwan 2.19 te staken en gestaakt te houden omdat de Iwan 2.19 inbreuk maakt op het auteursrechtelijk beschermde ontwerp van de 25.25 en De Arend c.s. met de commerciële exploitatie van de Iwan 2.19 de exclusief aan Satelliet c.s. toekomende intellectuele eigendomsrechten die zijn verbonden aan de 25.25, schendt. De Arend c.s. heeft aan de sommatie geen gehoor gegeven.
2.7.
Naar aanleiding van een door Satelliet c.s. ingestelde vordering in kort geding heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant (locatie ’s-Hertogenbosch) op 18 november 2019 (ECLI:NL:RBOBR:2019:6686) vonnis gewezen. Hij heeft de verzochte voorziening afgewezen omdat hij de Iwan 2.19 voorshands niet als inbreukmakend beoordeelde.

3.Het geschil

3.1.
Satelliet c.s. vordert, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, onder meer:
- te verklaren voor recht dat De Arend c.s. onrechtmatig handelt jegens Satelliet c.s. door het aanbieden, verkopen en afleveren van de Iwan 2.19, in het bijzonder wegens het maken van inbreuk op de auteursrechten van Satelliet c.s. en/of wegens het slaafs nabootsen van de 25.25;
- De Arend c.s. ieder voor zich te bevelen iedere inbreuk in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden, een rectificatiebericht te zenden aan de afnemers van de Iwan 2.19 en de door Satelliet c.s. ten gevolge van de gemaakte inbreuk geleden schade te vergoeden; en
- De Arend c.s. te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv [1] .
3.2.
Satelliet c.s. legt aan zijn vorderingen – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag. De Iwan 2.19 is een onrechtmatige verveelvoudiging, in de zin van artikel 13 Aw [2] , van de auteursrechtelijk beschermde 25.25, althans vormt een slaafse nabootsing waartegen op grond van artikel 6:162 BW [3] kan worden opgetreden.
3.3.
De Arend c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Satelliet c.s. in de kosten van dit geding op de voet van artikel 1019h Rv.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Auteursrechtinbreuk

4.1.
De kern van onderhavig geschil betreft de vraag of De Arend c.s. met de verhandeling van de Iwan 2.19 inbreuk maakt op het auteursrecht dat is verbonden aan de 25.25.
Het auteursrechtelijk beschermde werk en de beschermingsomvang
4.2.
Wil een voortbrengsel als een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van artikel 10 Aw worden beschouwd, dan is vereist dat het een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt – kort gezegd – in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk. [4] De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen, betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus een voortbrengsel is van de menselijke geest. Deze maatstaf geldt evenzeer als het, zoals in deze zaak, een gebruiksvoorwerp betreft. Ook een verzameling of een bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen, kan een (oorspronkelijk) werk zijn in de zin van de Aw. [5] Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarin geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen. [6] De keuzes van de maker mogen voorts niet een louter technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze. [7] Of aan voornoemde maatstaf is voldaan, dient beoordeeld te worden naar de situatie op het moment waarop het voortbrengsel tot stand is gebracht. Voorts geldt dat de enkele omstandigheid dat het werk of bepaalde elementen daarvan, passen binnen een bepaalde mode, stijl of trend niet betekent dat het werk of deze elementen zonder meer onbeschermd zijn. Onderzocht moet worden of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl, trend of mode. [8]
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de 25.25 in Nederland auteursrechtelijke bescherming geniet. Ook De Arend c.s. stelt in haar conclusie van antwoord (punt 43) dat de 25.25 (bestaat uit een combinatie van onbeschermde elementen die) op zichzelf auteursrechtelijke bescherming toekomt. Het betoog van De Arend c.s. dat Satelliet c.s. via het auteursrecht niet een bepaalde stijl of trend kan monopoliseren, vat de rechtbank dan ook niet zo op dat De Arend c.s. daarmee in wezen betoogt dat de 25.25 een onbeschermd werk is. Evenmin is in geschil dat [de V.O.F.], althans [eisende partij sub 3], de auteursrechthebbende op de 25.25 is en Satelliet de exclusieve licentiehouder.
4.4.
Partijen zijn daarentegen wel verdeeld over de beschermingsomvang van het betreffende, op de 25.25 rustende auteursrecht. Satelliet c.s. stelt onder meer (onder verwijzing naar foto’s met daarin door hem aangebrachte kleurlijnen, waarvan een aantal hieronder is opgenomen, alsook naar de ontwerptekeningen, zie rov. 2.3) dat de kenmerkende trekken van de 25.25 worden gevormd door, naar de rechtbank begrijpt:
-
de strakke ononderbroken lijn van (het frame van) de rugleuning naar (het frame van) het zitvlak, met een knik/hoek in de overgang van het frame van de rugleuning naar het frame van het zitvlak, waarbij de rugleuning ten opzichte van het zitvlak enigszins naar achter helt;
- de rugleuning en het zitvlak die twee even grote, rechte vlakken (zonder enige buiging/kromming) vormen;
- de achterpoten die losgekoppeld zijn van (het frame van) de rugleuning en daarvoor in de plaats bevestigd zijn aan de zijkant van (het frame van) het zitvlak, waarbij de bovenzijde van de achterpoten gelijk loopt met (de bovenzijde van) het frame van het zitvlak en de hoek van de achterpoot verschilt ten opzichte van het frame;
-
de haakse plaatsing van de achterpoten en de rug ten opzichte van elkaar (indien deze op dezelfde hoogte geplaatst zouden zijn, zouden ze een halve X vormen);
- de voorpoten die op gelijke hoogte met het zitvlak met een elleboog (haaks geplaatst verbindingsstuk) zijn vastgemaakt aan het frame van het zitvlak;
- de achterpoten die vanwege de kortere verbinding met de zijkant van het frame van het zitvlak van de voorzijde bezien binnen de voorpoten vallen;
-
het zitgedeelte (zitvlak en rugleuning) dat als het ware losgekoppeld is van de poten waardoor het zitgedeelte op een zitschaal lijkt die omhoog gehouden wordt door de poten en de armleuning;
- de strakke lijn van de voorpoten en de armleuning, met een hoek
van nagenoeg 90 graden, terwijl deze hoek niet meteen opvalt doordat de
voorpoten schuin naar voren staan;
- de armleggers uitgevoerd in teakhout, waarbij de armlegger op de
voorpoot rust en de armleuning met een haakse elleboog vastgemaakt is aan (het frame van) de rugleuning; en
- de voor- en achterpoten die, teruggeplaatst ten opzichte van de uiteinden van (het frame van) het zitvlak, aan (het frame van) dat zitvlak zijn verbonden, waardoor zowel aan de voorkant als aan de achterkant een deel van (het frame van) het zitvlak voor/achter die poten uitsteekt.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Satelliet c.s. op een vraag van de rechtbank aangegeven dat de door hem genoemde karakteristieke kubistische vorm van het frame en het door het lijnenspel compacte uiterlijk en ranke voorkomen van de 25.25 niet zozeer zelfstandig kenmerkende trekken van deze stoel zijn, maar het gevolg zijn (van de combinatie) van de hierboven opgesomde kenmerken.
4.5.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat het beschermde werk bestaat uit voornoemde (combinatie van) elementen, zoals door Satelliet c.s. nader toegelicht aan de hand van de 25.25 in de door hem gemaakte videofragmenten en tijdens de mondelinge behandeling. Anders dan dat het een “overcomplete lijst” is, heeft De Arend c.s. niet bestreden dat de 25.25 de hiervoor weergegeven kenmerkende elementen bezit. Partijen zijn het er bovendien over eens dat de kleur van het frame en de keuze van de bekleding van het zitgedeelte geen onderdeel uitmaken van bedoelde elementen en dus niet behoren tot de creatieve keuzes die aan het (beschermde) ontwerp ten grondslag liggen: de verschillende uitvoeringen van de 25.25, zowel in het wit met een zitvlak en rugleuning van textileen als in het zwart met een teakhouten zitvlak en rugleuning, beschikken over de kenmerkende elementen. Kortom, het werk waarvoor Satelliet c.s. bescherming inroept, bestaat uit het ontwerp van het basisframe van de 25.25. Waar in het vervolg van dit vonnis wordt gesproken over ‘de 25.25’ wordt dan ook gedoeld op dat beschermde werk (het basisframe). Daarin komt de eigen intellectuele schepping van de ontwerper, [eisende partij sub 3], tot uitdrukking en daarin zijn diens creatieve keuzes dus gelegen. Daarbij neemt de rechtbank nog het volgende in aanmerking.
4.5.1.
Hoewel door Satelliet c.s. in zijn (hiervoor weergegeven) opsomming van kenmerkende trekken van de 25.25 de ontwerpkeuze om in het gehele frame consequent gebruik te maken van vierkante slanke buizen van dezelfde omvang niet als zodanig is opgenomen, begrijpt de rechtbank uit de in het geding gebrachte video-opname van [eisende partij sub 3] en de toelichting die hij ter zitting heeft gegeven, dat het hier een bewuste ontwerpkeuze betreft. Omdat deze keuze ook bijdraagt aan het strakke, compacte, ranke voorkomen van de 25.25, zal de rechtbank die keuze ook onder de kenmerkende trekken van de 25.25 scharen.
4.5.2.
De rechtbank stelt vast dat het kenmerk dat het zitgedeelte (zitvlak en rugleuning) als het ware losgekoppeld is van de poten waardoor het zitgedeelte op een zitschaal lijkt die omhoog gehouden wordt door de poten en de armleuning, samenhangt met de ellebogen. Omdat met die ellebogen zowel de voorpoten als de armleuning op afstand zijn geplaatst van het zitvlak en die ellebogen in hoogte en dikte samenvallen met (en verbonden zijn aan de zijkant van) het frame van het zitvlak en de rugleuning, wordt het zitgedeelte als het ware ‘gedragen’ door (enkel) die ellebogen.
4.5.3.
Ten slotte neemt de rechtbank ook de achterzijde van de 25.25 in aanmerking. Zoals Satelliet c.s. immers ter zitting zelf ook heeft opgemerkt, heeft het auteursrecht betrekking op het werk als geheel, zodat alle kanten van de stoel dienen te worden bezien. Bovendien bevatten de ontwerptekeningen van [eisende partij sub 3] ook tekeningen van specifiek de achterzijde van het ontwerp van de 25.25. In dat kader schuift de rechtbank het door De Arend c.s. gemaakte bezwaar tegen de inhoud van de door Satelliet c.s. in het geding gebrachte videofragmenten, voor zover daarin “het achteraanzicht […]] wordt benadrukt en belangrijk gemaakt” en in zoverre nieuwe stellingen zouden worden betrokken, terzijde. Weliswaar heeft Satelliet c.s. in zijn processtukken geen specifieke kenmerkende elementen van de achterzijde van de 25.25 benoemd, maar uit de door hem wel overgelegde afbeeldingen en producties volgt niettemin dat ook de achterzijde van de 25.25 onderdeel vormt van het werk waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen (het basisframe). Bovendien heeft ook De Arend c.s. de achterzijde van de 25.25 betrokken in haar betoog waarom geen sprake is van een auteursrechtinbreuk, bijvoorbeeld door er op te wijzen dat er relevante verschillen bestaan tussen de achterzijde van de 25.25 en het beweerdelijk inbreukmakende werk.
4.5.4.
De rechtbank acht van het achteraanzicht van de 25.25 het U-vormige aaneengesloten frame van de rugleuning (namelijk de horizontale onderzijde en twee verticale zijkanten van het frame) kenmerkend [9] , alsmede de zichtbare (haakse) ellebogen waarmee de armleuningen (ongeveer in het midden) aan het frame van de rugleuning zijn bevestigd, waardoor de 25.25 in dat aanzicht een soort ‘oortjes’ heeft. Het handvat dat aan de bovenzijde van de rugleuning (overdwars) aan (de zijkanten van) het frame van de rugleuning is bevestigd, laat de rechtbank buiten beschouwing, aangezien tussen partijen vaststaat dat dit onderdeel niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt wegens functionele bepaaldheid.
4.6.
Aan het betoog van De Arend c.s. dat het ontwerp van een tuinstoel (ook) op (andere) onderdelen technisch is bepaald, wordt verder voorbij gegaan. De Arend c.s. heeft in dat verband weliswaar een aantal specifieke punten genoemd, zoals het hebben van vier poten en het kunnen stapelen van de stoelen, maar die kenmerken maken geen onderdeel uit van de (hiervoor vastgestelde) kenmerkende elementen van het basisframe van de 25.25 die het gevolg zijn van ontwerpkeuzes. De door De Arend c.s. aangehaalde kenmerken zijn voor de auteursrechtelijke beoordeling van de 25.25 reeds daarom niet relevant. Bovendien heeft De Arend c.s. erkend dat de combinatie van genoemde kenmerkende elementen van de 25.25 voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Een (niet nader uitgewerkt) beroep op uitsluiting van auteursrechtelijke bescherming van het ontwerp van de 25.25 wegens technische bepaaldheid valt daarmee niet te rijmen.
4.7.
Voorts betoogt De Arend c.s. dat de stijl waarvoor Satelliet c.s. met het ontwerp van de 25.25 bescherming claimt, namelijk kubistisch in de vorm van een strakker, ranker, vierkant, slank buizenframe, reeds eind jaren ’90 is ingezet door onder meer Tribú met de stoel ‘Natal’. De 25.25 moet in het licht van die trendontwikkeling worden gezien. Daartoe heeft De Arend c.s. erop gewezen dat de voorloper van de 25.25 – de ‘New York’ (hierna: de New York), die ook in het assortiment van Satelliet opgenomen is (geweest) –, tot dezelfde vormgevingsfamilie behoort en dat de 25.25 duidelijk een doorontwikkeling is van die stoel waarbij de trends die zijn ontstaan in de periode 2001-2013 zijn meegenomen. Nu De Arend c.s. heeft erkend dat auteursrechtelijke bescherming toekomt aan de 25.25, begrijpt de rechtbank het verweer van De Arend c.s. zo dat zij meent dat de beschermingsomvang – gelet op de afstand van het ontwerp van de 25.25 ten opzichte van het vormgevingserfgoed – beperkt is, en niet dat [eisende partij sub 3] onvoldoende afstand heeft genomen van het vormgevingserfgoed. Bij een vergelijking van (de verschillende elementen van) de 25.25 met de New York en de overige door De Arend c.s. opgevoerde ontwerpen van stoelen van oudere datum dan het ontwerp van de 25.25, stelt de rechtbank ook vast dat geen van die stoelen beschikt over specifiek (de combinatie van) de in het ontwerp van de 25.25 opgenomen vormgevingselementen. Voor een afbeelding van bedoelde stoelen die het vormgevingserfgoed vormen – en die hierna kort de revue zullen passeren – verwijst de rechtbank omwille van de leesbaarheid naar de bijlage [10] die integraal onderdeel uitmaakt van dit vonnis.
4.8.
De verschillen tussen de 25.25 en de New York zijn naar het oordeel van de rechtbank aanzienlijk. Zo oogt laatstgenoemde stoel door de omvang van het buizenframe en de bolling in de armleuning ronder en lomper dan de 25.25. Voorts beschikt deze stoel niet over de (ononderbroken) lijnen, bezien van de zijkant, die kenmerkend zijn in het ontwerp van de 25.25. De achterpoten van de New York lopen juist vanuit het frame van de rugleuning in een ononderbroken, licht gebogen lijn door naar beneden. Ook is bij de New York geen sprake van de voor de 25.25 karakteristieke gekantelde voorpoten en armleuning met een hoek van nagenoeg 90 graden. Evenmin zijn de achter- en voorpoten van de New York teruggeplaatst ten opzichte van de achter- respectievelijk voorzijde van het frame van het zitvlak. Verder geeft de New York, door het ontbreken van ellebogen tussen, enerzijds, de poten en de armleuningen en, anderzijds, het frame van het zitvlak en de rugleuning, zoals in het ontwerp van de 25.25 het geval, niet de indruk dat het zitgedeelte als een soort zitschaal omhoog gehouden wordt. Tot slot wijken ook de dwarsligger aan de voorzijde van het frame van het zitvlak (die bij de New York licht gebogen is) en de wijze waarop (teak)hout is verwerkt in de armleuning duidelijk af. Gelet op deze in het oog springende verschillen tussen de New York en de 25.25 komt de rechtbank tot de conclusie dat Satelliet c.s. met het ontwerp van de 25.25 echt afstand heeft genomen van het ontwerp van de New York.
4.9.
Na bestudering van de overige, door De Arend c.s. aangewezen stoelen behorend tot het vormgevingserfgoed, stelt de rechtbank vast dat zij weliswaar stuk voor stuk beschikken over één of meer vormgevingselementen die ook in het ontwerp van de 25.25 zijn aan te wijzen, maar dat in geen enkele stoel alle kenmerken die in de 25.25 zijn gecombineerd, worden verenigd. Daardoor heeft de 25.25, hoewel zij onmiskenbaar verwantschap vertoont met andere stoelen die behoren tot de trend ‘strak, rank, vierkant en slank’ of ‘kubistisch’ en haar kenmerkende elementen los van elkaar bezien niet (alle) oorspronkelijk zijn, toch een eigen unieke uitstraling die het gevolg is van creatieve keuzes die hebben geleid tot de in de 25.25 verenigde specifieke combinatie van bedoelde elementen.
4.10.
Ter illustratie – en zonder uitputtend te zijn – wijst de rechtbank op de volgende overeenkomsten en verschillen die zij heeft geconstateerd bij een vergelijking tussen de 25.25 en de door De Arend c.s. ingeroepen stoelen uit het vormgevingserfgoed.
4.10.1.
In de eerste plaats, de ‘hydrochair’ van Alias: deze stoel beschikt over ranke poten waarvan – evenals bij de 25.25 – de bovenzijde gelijk loopt met het frame van het zitvlak. Voor het overige is het frame van de hydrochair echter geheel anders vormgegeven; er zijn bijvoorbeeld geen armleuningen en de stand en de hoeken van de poten ten opzichte van het zitvlak komen niet overeen met het ontwerp van de 25.25.
4.10.2.
In de tweede plaats, de ‘Bologna’ van Borek: ook bij deze stoel valt op dat de stand en de hoeken van de poten ten opzichte van het zitvlak afwijken van het ontwerp van de 25.25. Er is wel sprake van een strak, rank, vierkant en slank frame en de armleuningen zijn met vergelijkbare verbindingen (ellebogen) bevestigd aan het frame van de rugleuning.
4.10.3.
In de derde plaats, de ‘Dundee’ van OUTLIV: de stand van de voorpoten en armleuning wijkt af van het ontwerp van de 25.25 en de armleuning is niet aan het frame van de rugleuning bevestigd maar aan de achterpoot, die daardoor (ver) boven het zitvlak uitkomt. Wel is sprake van een strak, rank, vierkant en slank frame en wordt er in de armleuning gebruik gemaakt van (teak)hout.
4.10.4.
In de vierde plaats, de ‘Kuadra’ van Pedrali: de strakke vormgeving van het potenframe van die stoel is de enige gelijkenis met de 25.25. De Arend c.s. heeft daarnaar verwezen omdat bij de Kuadra ook gebruik zou zijn gemaakt van de zogenoemde elleboogverbindingen. De rechtbank merkt echter op dat, hoewel de achterpoten van de Kuadra op enige afstand staan van de verbindingsbuis tussen voor- en achterpoten, geen sprake is van verbindingselementen die overeenkomen met de 25.25, nu de achterpoten aan de bovenzijde door een horizontale buis direct aan elkaar verbonden zijn waardoor sprake is van een omgekeerde U (die bij het achteraanzicht wordt waargenomen).
4.10.5.
In de vijfde plaats, de ‘MB2778’ van Fieldstyle: deze door [de ontwerper] geproduceerde stoel uit 2010 is geheel vervaardigd uit een 25,1 mm breed buizenframe met gebruikmaking van (teak)hout in de armleuning en heeft een zitvlak dat aan de voorkant uitsteekt. De stand van de voorpoten en de armleuning wijkt echter sterk af van de 25.25 evenals de plaatsing van de achterpoten die bovendien doorlopen in het frame van de rugleuning.
4.10.6.
Tot slot, in de zesde plaats, de ‘Rowan’ van [de ontwerper]: deze stoel betreft een barkruk zonder armleuning, waardoor een aanzienlijk aantal kenmerkende elementen die in de 25.25 zijn verenigd, ontbreekt. Voorts is de hoek van de achterpoten ten opzichte van de rugleuning afwijkend, staan de poten niet op enige afstand van de voor- en/of achterzijde van het frame en zijn de verbindingen tussen de poten en het frame van het zitvlak (de ellebogen) minder geprononceerd waardoor het zitvlak minder ‘vrij’ ligt.
4.11.
De overige door De Arend c.s. in haar producties getoonde stoelen laat de rechtbank buiten beschouwing. Enerzijds heeft De Arend c.s. nagelaten te specificeren op welke wijze die ingeroepen stoelen (of elementen daarvan) als onderdeel van het vormgevingserfgoed relevant zijn en, anderzijds, heeft zij niet duidelijk gemaakt dat bedoelde stoelen, gelet op het tijdstip waarop zij op de markt zijn gebracht, tot het relevante vormgevingserfgoed behoren.
4.12.
Uit dit alles volgt dat de bescherming van de 25.25 zich niet zozeer uitstrekt tot het strakke, ranke, vierkante en slanke karakter van het frame als zodanig, noch tot de gekozen kleurstelling of keuze voor een specifieke bekleding van het zitgedeelte. De beschermingsomvang beperkt zich daarentegen in het bijzonder tot de door [eisende partij sub 3] gecreëerde specifieke combinatie van verschillende (in meer of minder mate al bestaande) vormgevingselementen die het frame van de 25.25 haar typerende verschijningsvorm geven, met name de (verhouding in) lijnen, de hoeken, de daardoor ontstane vlakverdelingen en de wijze waarop de verschillende delen van het frame met elkaar verbonden zijn (de ellebogen), waardoor de indruk ontstaat dat het zitgedeelte als een soort zitschaal omhoog gehouden wordt.
Ontlening
4.13.
De Arend c.s. stelt zich op het standpunt dat zij niet bekend was met de 25.25 en dat voor de Iwan 2.19 een eigen ontwerpproces is gevolgd, waarbij geldt dat laatstgenoemde stoel een logisch vervolg is van de eerder (vóór 2012) door [de ontwerper] ontworpen stoelen genaamd ‘Iwan 04’ en ‘Iwan 06’. Elke eventuele gelijkenis tussen de 25.25 en de Iwan 2.19 is terug te voeren op het feit dat de ontwerpers hun inspiratie hebben gehaald uit hetzelfde vormgevingserfgoed en parallel aan elkaar een eigen stoel hebben ontwikkeld. Van ontlening en dus van auteursrechtinbreuk is geen sprake. Om die reden zou Satelliet c.s., zelfs al zou de Iwan 2.19 dezelfde totaalindruk hebben als de 25.25, niet met succes zijn auteursrecht tegen De Arend c.s. kunnen inroepen.
4.14.
De rechtbank volgt De Arend c.s. niet in haar betoog. Voor zover De Arend c.s. stelt dat zij zelf niet op de hoogte was van het bestaan van de 25.25, merkt de rechtbank op dat niet van belang is of De Arend c.s. het ontwerp van de 25.25 kende, maar of de ontwerper van de Iwan 2.19, te weten [de ontwerper], daarmee ten tijde van het ontwerpproces van laatstgenoemde stoel bekend was. De rechtbank gaat daar wel vanuit en neemt daartoe het volgende in aanmerking. Als niet bestreden staat vast dat de 25.25 in 2013 is ontworpen en dat Satelliet c.s. de stoel op enig moment op de markt heeft gebracht. Ter zitting heeft Satelliet c.s. toegelicht dat de 25.25 in oktober 2013, tijdens de open dagen van Satelliet, aan het publiek is gepresenteerd. De Arend c.s. heeft daar niets tegenover gesteld. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de 25.25 in ieder geval vanaf 1 januari 2014 op de markt was, zoals Satelliet c.s. ook in haar dagvaarding heeft gesteld. Gelet op de positie van [de ontwerper], een professionele Chinese meubelproducent die met 300 medewerkers en 30.000 m² fabriekshal een grote speler is op de relevante markt, zoals De Arend c.s. ter zitting heeft toegelicht, dient ervan te worden uitgegaan dat zij op het moment dat het ontwerpproces voor de Iwan 2.19 in 2019 aanving het ontwerp van de 25.25, dat toen reeds meer dan vijf jaar publiek was, kende. In zoverre kan De Arend c.s. niet worden gevolgd in haar stelling dat bij het ontwerpen van de Iwan 2.19 het ontwerp van de 25.25 geen (enkele) rol kan hebben gespeeld.
4.14.1.
Gelet op het voorgaande dient de rechtbank – ook in het kader van de vraag of sprake is van ontlening – na te gaan of [de ontwerper] met het ontwerp van de Iwan 2.19 al dan niet voldoende afstand heeft genomen van het ontwerp van de 25.25. Met andere woorden: de hamvraag is of beide stoelen overeenstemmende totaalindrukken geven.
Totaalindrukken
4.15.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht op een gebruiksvoorwerp dient naar Nederlands recht te worden beoordeeld in welke mate de totaalindrukken van het beweerdelijk inbreuk makende werk en het beweerdelijk
bewerkte of nagebootste werk (in dit geval: het basisframe van de 25.25, zoals hiervoor onder 4.12 vastgesteld) overeenstemmen. [11]
4.16.
Partijen verschillen van mening over de mate waarin de totaalindrukken van de 25.25 en de Iwan 2.19 overeenstemmen. Volgens De Arend c.s. wijkt de Iwan 2.19 op elk denkbaar detail af van de 25.25. Zo heeft zij er onder meer op gewezen dat in het ontwerp van de Iwan 2.19 de koppeling van de armleuning aan het frame van de rugleuning, hoewel uitgevoerd door middel van een verbindingsstuk (de elleboog), een andere concrete uitwerking heeft gekregen dan in de 25.25. Ook voor de koppeling van de poot aan het zitvlak is volgens De Arend c.s. voor de beide stoelen hetzelfde idee gebruikt, maar voor een andere concrete uitwerking gekozen. De maatvoering en koppeling aan de achterbalk zijn immers verschillend.
4.17.
Ten behoeve van de te maken vergelijking beeldt de rechtbank de 25.25 en de Iwan 2.19, bezien van de zij-, voor- en achterkant, hieronder naast elkaar af.
Zijaanzicht van de stoelen (links de 25.25 en rechts de Iwan 2.19):
Vooraanzicht van de stoelen (links de 25.25 en rechts de Iwan 2.19):
Achteraanzicht van de stoelen (links de 25.25 en rechts de Iwan 2.19):
4.18.
De rechtbank stelt om te beginnen vast dat in het frame van zowel de 25.25 (consequent) als de Iwan 2.19 (nagenoeg consequent) gebruik wordt gemaakt van vierkante, slanke, strakke buizen van (grotendeels) dezelfde omvang. Bij beide stoelen is het frame, bezien van de zijkant, opgebouwd uit drie strakke ononderbroken lijnen: (1) een lijn van (het frame van) de enigszins naar achter hellende rugleuning en het (frame van het) zitvlak, met een hoek van meer dan 90 graden; (2) een lijn van de voorpoten naar de armleuning, met een hoek van (nagenoeg) 90 graden, waarbij de voorpoten ten opzichte van de voorzijde van (de zijkant van het frame van) het zitvlak iets terug zijn geplaatst; en (3) een kortere lijn die de schuin naar achter weglopende achterpoten vormt (waardoor in combinatie met de rugleuning, als de achterpoten en de rug op dezelfde hoogte geplaatst zouden zijn, een halve X-vorm ontstaat), die niet doorloopt in de rugleuning maar op enige afstand van de achterzijde van het zitvlak is verbonden aan de zijkant van het frame van het zitvlak, en waarvan de bovenzijde in hoogte gelijk is aan dat frame van het zitvlak.
4.19.
Ook valt op dat in de Iwan 2.19 net als in de 25.25 gebruik is gemaakt van ellebogen als verbindingselement tussen de poten/armleuningen en het frame van het zitgedeelte. Dat schept – ook optisch – ruimte en geeft de stoelen, van achter bezien, ‘oortjes’.
4.20.
De Arend c.s. kan, gelet op het voorgaande, niet gevolgd worden in haar betoog dat het ontwerp van de Iwan 2.19 op elk denkbaar detail binnen de betreffende stijl/trend afwijkt van de 25.25. Dat neemt echter niet weg dat er ook verschillen bestaan.
4.21.
Anders dan bij de 25.25 zijn de voorpoten en armleuningen van de Iwan 2.19 niet gekanteld, waardoor niet eenzelfde (door de voorzieningenrechter als ‘luie stoel’ omschreven [12] ) effect wordt gecreëerd. De vlakverdeling, bezien van de zijkant, wijkt daardoor eveneens af, zoals goed zichtbaar is op onderstaande foto’s (links de 25.25 en rechts de Iwan 2.19).
4.22.
Voorts bestaat het zitgedeelte van de 25.25 uit twee qua afmetingen gelijke rechte vlakken. Dat is bij de Iwan 2.19, waar het vlak van de rugleuning groter/langer is dan het zitvlak, niet het geval. Verder beschikt de Iwan 2.19 over een (vanuit het vooraanzicht duidelijk waarneembare) ronde dwarsligger tussen de voorpoten waarop het frame van het zitvlak ‘steunt’. De verbinding tussen de voorpoten en het zitvlak van de Iwan 2.19 is dus niet aan de zijkant van het frame bevestigd, zoals bij de 25.25 het geval is. Daardoor wekt de Iwan 2.19, van de voorkant bezien, niet, althans in veel mindere mate dan de 25.25, de indruk dat het zitgedeelte als een soort ‘zitschaal’ omhoog wordt gehouden door de ellebogen (tussen het zitgedeelte en de poten en armleuningen).
4.23.
Bovendien geven de achteraanzichten van de frames van de Iwan 2.19 en de 25.25 een duidelijk verschillend beeld. Bij de Iwan 2.19 ontbreekt aan de onderzijde van de achterkant van de rugleuning een dwarsverbinding, zodat geen sprake is van een U-vormig frame van de rugleuning. In plaats daarvan rust het zitgedeelte op de dwarsverbinding tussen de achterpoten die dus – anders dan bij de 25.25 – niet enkel zichtbaar zijn bevestigd aan de zijkant van het frame van het zitvlak, maar – middels die dwarsverbinding – (ook) aan elkaar (de achterpoten vormen van achter bezien dus een omgekeerde U). In dat verband verdient opmerking dat in de zwarte uitvoering van de 25.25 bedoelde dwarsverbinding aan de onderkant van de achterzijde van de rugleuning eveneens ontbreekt. In plaats daarvan is op die plaats een teakhouten plank (aan het zitvlak) bevestigd. Niettemin is het effect hetzelfde: ook bij de zwarte uitvoering van de 25.25 lijken de achterpoten enkel aan de zijkant van het frame van het zitvlak te zijn bevestigd en niet tevens aan elkaar via een dwarsverbinding (zodat geen sprake is van een zichtbare omgekeerde U).
4.24.
Ten slotte valt op dat (het gebruik van teakhout in) de armleuningen van de Iwan 2.19 en de 25.25 verschillen. Enerzijds omdat in de 25.25 de daadwerkelijke armleuningen geheel in massief teakhout zijn uitgevoerd, terwijl de armleuningen van de Iwan 2.19 bestaan uit aluminium waarin aan de bovenzijde een dun plankje teakhout is gelegd. Anderzijds omdat de armleuningen van de Iwan 2.19 een van de overige buizen in het frame afwijkende omvang hebben (de buis van de armleuningen is breder).
4.25.
Kortom, hoewel er van elke kant bezien duidelijk overeenkomsten bestaan tussen de Iwan 2.19 en de 25.25, ook in de keuze voor de combinatie van specifieke vormgevingselementen, bestaan er tegelijkertijd vanuit ieder perspectief duidelijke verschillen.
4.26.
De rechtbank roept op deze plek in herinnering hetgeen zij hiervoor onder 4.12 reeds heeft vastgesteld, namelijk dat de beschermingsomvang van het auteursrecht dat rust op de 25.25 zich beperkt tot de specifieke combinatie van verschillende vormgevingselementen die het frame van de 25.25 haar typerende verschijningsvorm geven, met name de (verhouding in) lijnen, de hoeken, de daardoor ontstane vlakverdelingen en de wijze waarop de verschillende delen van het frame met elkaar verbonden zijn (de ellebogen) waardoor de indruk ontstaat dat het zitgedeelte als een soort zitschaal omhoog gehouden wordt. Dit betekent dat met relatief kleine afwijkingen in die specifieke combinatie al een andere totaalindruk kan ontstaan.
4.27.
Nu de hiervoor onder 4.21 tot en met 4.24 weergegeven verschillen tussen de Iwan 2.19 en de 25.25 juist betrekking hebben op de specifieke combinatie van vormgevingselementen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de typerende verschijningsvorm van de 25.25, wijkt de Iwan 2.19 naar het oordeel van de rechtbank voldoende af van de 25.25 om te kunnen spreken van verschillende totaalindrukken. De slotsom is dan ook dat de Iwan 2.19 voldoende afstand houdt van de door het auteursrecht beschermde combinatie van vrije en creatieve keuzes die ten grondslag liggen aan het ontwerp van de 25.25, zodat van een auteursrechtinbreuk geen sprake is.
Slaafse nabootsing
4.28.
Voor zover De Arend c.s. haar vorderingen stoelt op artikel 6:162 BW omdat De Arend c.s. onrechtmatig zou handelen wegens slaafse nabootsing, geldt het volgende.
4.29.
Bij de beoordeling van een vordering op grond van slaafse nabootsing geldt als uitgangspunt dat het een ieder in beginsel vrij staat om zijn industriële producten een zo groot mogelijke deugdelijkheid en bruikbaarheid mee te geven. Het is daarbij niet verboden gebruik te maken van de inspanningen, inzichten en/of kennis van concurrenten, voor zover die inspanningen, inzichten en/of kennis tot uitdrukking zijn gebracht in de door die concurrenten vervaardigde producten, zelfs niet indien daardoor bij het publiek verwarring zou kunnen ontstaan. De bescherming tegen slaafse nabootsing is gelegen in een verbod om verwarring te stichten door na te bootsen op punten waar dat niet nodig is, hetgeen een vorm is van oneerlijke mededinging. Bij de beoordeling is derhalve van belang of sprake is van het nodeloos veroorzaken van verwarringsgevaar.
4.30.
Gelet op het hiervoor overwogene in het kader van de auteursrechtelijke bescherming kan Satelliet c.s. niet worden gevolgd in haar stelling dat De Arend c.s. nodeloos verwarringsgevaar creëert. Daarbij is ten eerste van belang dat het De Arend c.s. niet verboden kan worden een bepaalde stijl, trend of mode te voeren (in dit geval: strak, rank, vierkant en slank). Ten tweede staat vast dat, anders dan Satelliet c.s. stelt, het ontwerp van de Iwan 2.19 op verschillende, niet-ondergeschikte punten afwijkt van de 25.25, waardoor verschillende totaalindrukken ontstaan. Ter zake verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor omtrent die verschillen – in het kader van de beoordeling van de beweerdelijke auteursrechtinbreuk – heeft opgemerkt. Gevaar voor verwarring is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet of slechts in te beperkte mate te duchten.
Conclusie en proceskosten
4.31.
Gezien het voorgaande dienen de vorderingen van Satelliet c.s. te worden afgewezen. Dat brengt tegelijk mee dat het niet nodig is om in te gaan op het bezwaar van De Arend c.s. tegen de door Satelliet c.s. bij akte wijziging/correctie eis ingediende aanvulling van haar eis, bestaande uit de invoeging van de voorgestelde tekst van de gevorderde rectificatie.
4.32.
Satelliet c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van De Arend c.s. worden veroordeeld. De Arend c.s. maakt aanspraak op een volledige proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv.
4.33.
Voor de hoogte van de toe te wijzen advocaatkosten, zal de rechtbank aansluiten bij de door partijen in dat verband gemaakte afspraak, waarvan zij de rechtbank in kennis hebben gesteld en die zij ter zitting desgevraagd hebben toegelicht. Gelet daarop worden de advocaatkosten aan de zijde van De Arend c.s. voor zover betrekking hebbend op het ‘IE-deel’ van dit geschil (de vorderingen gestoeld op de vermeende auteursrechtinbreuk) begroot op een bedrag van € 17.500,-. Nu de rechtbank inschat dat 90% van de door De Arend c.s. gemaakte proceskosten ziet op genoemd IE-deel zal de rechtbank voor het vaststellen van het honorarium van haar advocaat betreffende de resterende 10%, bestaande uit het ‘niet-IE-deel’ van de zaak (de vorderingen gestoeld op het leerstuk van de onrechtmatige daad/slaafse nabootsing), het in deze toepasselijke liquidatietarief gebruiken. Dit betekent dat additioneel een bedrag van [10% x € 1.126,- (tarief II van € 563,- x 2 punten) =] € 112,60 zal worden toegekend.
4.34.
Het verschuldigde bedrag aan advocaatkosten van € 17.612,60 wordt vermeerderd met het door De Arend c.s. betaalde griffierecht van € 656,-. Van voor vergoeding in aanmerking komende verschotten is niet gebleken. Daarmee komt de totale begroting van de proceskosten aan de zijde van De Arend c.s. op een bedrag van € 18.268,60. De rechtbank zal tevens bepalen dat Satelliet c.s. over dit bedrag wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is verschuldigd vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
4.35.
Nu dit onbestreden door De Arend c.s. is gevorderd, zal deze uitspraak voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Satelliet c.s. in de proceskosten, aan de zijde van De Arend c.s. tot op heden begroot op € 18.268,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening; en
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Knijff en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.
Bijlage 1: afbeeldingen van stoelen uit het vormgevingserfgoed
Stoel ‘Natal’:
Stoel ‘New York’:
Stoel ‘hydrochair’:
Stoel ‘Bologna’:
Stoel ‘Dundee’:
Stoel ‘Kuadra’:
Stoel ‘MB2778’:
Stoel ‘Rowan’:

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Auteurswet.
3.Burgerlijk Wetboek.
4.HvJEG 16 juli 2009, ECLI:EU:C:2009:465, C-5/08 (Infopaq I) en HvJEU 1 december 2011, ECLI:EU:C:2011:798, C-145/10 (Painer)
5.Hoge Raad 22 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1529 (Stokke / H3)
6.Hoge Raad 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153 (Endstra-tapes)
7.Hoge Raad 16 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8940, (Lancôme / Kecofa)
8.Hoge Raad 22 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1529 (Stokke / H3).
9.Het frame bevat geen horizontale bovenzijde, alleen een ‘handvat’.
10.Bijlage 1: afbeeldingen van stoelen uit het vormgevingserfgoed.
11.Vergelijk HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533 (Hauck/Stokke) en zie r.o. 169 van gerechtshof Den Haag 14 juli 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1218 (Vitra/Kwantum).
12.R.o. 4.6, laatste alinea, van het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 18 november 2019 (ECLI:NL:RBOBR:2019:6686).