Uitspraak
Rechtbank den haag
[erflater], geboren te Den Haag op [geboortedatum 1], overleden te [plaats] op [datum overlijden] 2021, laatst gewoond hebbende te Den Haag, hierna te noemen: erflater.
Rechtbank Den Haag
Op 14 juni 2022 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de nalatenschap van een erflater die op [datum overlijden] 2021 is overleden. De verzoekers, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], hebben de nalatenschap van de erflater zuiver aanvaard, maar zijn later geconfronteerd met schulden die zij niet kenden en ook niet behoorden te kennen. De verzoekers hebben de kantonrechter verzocht om hen te machtigen de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden op grond van artikel 4:194a lid 1 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers bevoegd zijn om dit verzoek in te dienen en dat zij binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van drie maanden na ontdekking van de schulden dit verzoek hebben ingediend.
De kantonrechter heeft overwogen dat de bescherming van artikel 4:194a BW alleen kan worden ingeroepen voor een onverwachte schuld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoekers niet op de hoogte waren van de schulden van de erflater op het moment van de zuivere aanvaarding van de nalatenschap. De verzoekers hebben geen toegang tot de administratie van de erflater en hebben geen reden om aan te nemen dat er nog een hypotheekschuld open zou staan, gezien het feit dat de erflater een huurhuis had. Daarom heeft de kantonrechter besloten om het verzoek toe te wijzen en de verzoekers machtiging te verlenen om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden. De beschikking is gegeven door mr. O. van der Burg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 juni 2022.