ECLI:NL:RBDHA:2022:5696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
NL20.8245 en NL20.8244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvragen

In deze zaak hebben de opposanten, [Naam 1] en [Naam 2], verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin hun beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen gegrond zijn verklaard. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn was verstreken zonder dat er een beslissing was genomen op de aanvragen. De opposanten hebben verzet ingesteld tegen de vaststelling van de bestuurlijke en gerechtelijke dwangsom en de proceskosten. Ze hebben niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

De rechtbank heeft in deze verzetprocedure overwogen dat zij terecht zonder zitting uitspraak heeft gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De opposanten voerden aan dat zij afzonderlijk van elkaar beroep hebben ingesteld en dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van samenhang in hun procedures. Ze stelden dat zij ieder hun eigen asielrelaas hebben en dat dit niet van doorslaggevend belang is voor de beoordeling van hun aanvragen.

De verzetrechter oordeelde echter dat de argumenten van de opposanten niet leidden tot twijfel over de uitkomst van de beroepen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de samenhang tussen de procedures van de opposanten niet onterecht was aangenomen. De verzetrechter bevestigde dat de rechtbank in haar eerdere uitspraak terecht had geoordeeld dat zij de beroepen zonder zitting kon afdoen. Het verzet werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.8245 en NL20.8244

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[Naam 1] en [Naam 2], opposanten,

V-nummers: [Nummer 1] en [Nummer 2]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers).

Procesverloop

Opposanten hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen.
Bij uitspraak van 8 oktober 2020 met bovengenoemde zaaknummers heeft deze rechtbank en zittingsplaats de beroepen gegrond verklaard.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld voor zover het de vaststelling van de bestuurlijke en gerechtelijke dwangsom betreft alsmede de proceskosten.
Opposanten hebben niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. In de uitspraak waartegen verzet is gedaan is overwogen dat de beroepen kennelijk gegrond zijn. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de wettelijke beslistermijn is verstreken zonder dat een beslissing op de aanvragen is genomen.
2. De rechtbank heeft het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom met het bedrag van € 1.442 aan eisers, bepaald dat verweerder binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden het eerste gehoor afneemt en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit aan eisers bekendmaakt, in ieder geval binnen zestien weken na de uitspraak; bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eisers verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500, en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers van € 262,50.
3. In dit geding kan in beginsel uitsluitend worden beoordeeld of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling van het beroep is overgegaan.
4. In verzet voeren opposanten aan dat zij afzonderlijk van elkaar beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen en dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van samenhang in hun procedures. Opposanten dienen onafhankelijk van elkaar in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel en verzoeken om afzonderlijke dwangsommen. Opposanten zijn weliswaar met elkaar gehuwd en gelijktijdig ingereisd, maar dit is niet van doorslaggevend belang. Opposanten stellen dat zij ieder hun eigen asielrelaas hebben waaruit blijkt dat zij ieder eigen problemen onafhankelijk van elkaar hebben ondervonden vanwege hun betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Zij worden in Turkije onafhankelijk van elkaar berecht en veroordeeld op basis van in het verleden in de ogen van de Turkse staat gepleegde strafbare feiten.
5. De verzetrechter oordeelt dat wat opposanten in het verzet hebben aangevoerd niet leidt tot twijfel omtrent de uitkomst van de beroepen. De stelling dat zij ieder hun eigen individuele asielrelaas hebben en afzonderlijk beroep hebben ingesteld maakt niet dat de rechtbank geen zodanige samenhang heeft kunnen aannemen dat verweerder slechts één dwangsom verbeurt. De gestelde verschillen zouden, ook als de beroepen in eerste instantie op zitting waren behandeld, niet aan de orde zijn gekomen omdat eisers eerst op
16 oktober 2020, dus na de uitspraak, inhoudelijk zijn gehoord. De rechtbank heeft in zijn uitspraak ook reeds gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juli 2020 [1] .
6. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in de buiten-zittingsuitspraak terecht heeft geoordeeld dat zij de beroepen zonder zitting kon afdoen. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittingsuitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.