ECLI:NL:RBDHA:2022:5682
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 mei 2022, zijn eisers, allen van Eritrese nationaliteit, in beroep gegaan tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen van eiser 1 en 2, de ouders van de referent, werden afgewezen omdat zij geen geldige antecedentenverklaringen, TBC-intentieverklaringen en recente pasfoto's hadden overgelegd. De aanvragen van eiser 3 tot en met 7, de broers en zussen van de referent, werden om dezelfde redenen afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende tijd had gegeven om de ontbrekende stukken te overleggen en dat de afwijzing van de aanvragen niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat eisers procesbelang hadden bij de behandeling van het beroep, ondanks de stelling van de staatssecretaris dat dit ontbrak. De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht niet was geschonden en dat de afwijzing van de aanvragen rechtmatig was. Het beroep van eiser 1 en 2 (AWB 21/2085) en het beroep van eiser 3 tot en met 7 (AWB 21/2088) werden ongegrond verklaard.