ECLI:NL:RBDHA:2022:5633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
AMS 21 / 6667 en AMS 22 / 1153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet-duurzame relatie

In deze zaak hebben eiseressen, beiden van Surinaamse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. Eiseres 1 wenst te verblijven bij haar gestelde partner, terwijl eiseres 2, de dochter van eiseres 1, verblijf vraagt bij haar moeder. De aanvragen zijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiseres 1 en haar partner. De rechtbank heeft de beroepen van eiseressen ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van oordeel is dat eiseres 1 niet heeft aangetoond dat de relatie met haar partner duurzaam is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres 1 en haar partner slechts twee à drie weken fysiek bij elkaar zijn geweest sinds het begin van hun relatie, en dat de overgelegde bewijsstukken onvoldoende zijn om de duurzaamheid van de relatie aan te tonen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft afgezien van het horen van eiseressen in de bezwaarfase, omdat er geen twijfel mogelijk was over de ongegrondheid van het bezwaar. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/6667 (beroep)
AWB 22/1153 (beroep)
V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 25 maart 2022 in de zaken tussen

[eiseres 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] , van Surinaamse nationaliteit, eiseres en

[eiseres 2] ,

geboren op [geboortedatum 2] , van Surinaamse nationaliteit, eiseres 2
tezamen: eiseressen
(gemachtigde: mr. S.J. van der Woude),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2021 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van een procedure Toegang en Verblijf met als doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid [de persoon 1] ’ afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 4 november 2021 (het bestreden besluit 1) ongegrond verklaard.
Bij separaat besluit van 19 mei 2021 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de aanvraag van eiseres 2 tot verlening van een mvv in het kader van een procedure Toegang en Verblijf met als doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid [eiseres 1] (eiseres)’ afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is ook bij separaat besluit van 4 november 2021 (het bestreden besluit 2) ongegrond verklaard.
Op 15 november 2021 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseressen tegen deze besluiten ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2022. Eiseressen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder is, zonder voorafgaande berichtgeving, niet verschenen op zitting. Ter zitting was verder aanwezig [de persoon 1] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiseres woont in Suriname en wenst te verblijven bij haar gestelde partner [de persoon 1] (referent). Eiseres 2 is de dochter van eiseres. Referent heeft daarom op 8 maart 2021 een mvv aangevraagd voor zowel eiseres als eiseres 2 in het kader van de procedure Toegang en Verblijf.
Besluitvorming
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres in het primaire besluit 1, gehandhaafd in het bestreden besluit 1, afgewezen omdat eiseres niet heeft aangetoond dat tussen haar en referent sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Omdat de aanvraag van eiseres is afgewezen, is ook de aanvraag van eiseres 2, die verblijf vraagt bij eiseres, in het primaire en bestreden besluit 2 afgewezen.
Beroepsgronden
3. Eiseres voert aan dat het enkele feit dat op het moment van het bestreden besluit 1 de relatie tussen haar en referent ‘pas’ twee jaar bestond, en dat zij in die periode slechts twee à drie weken bij elkaar hebben kunnen zijn, onvoldoende is om te kunnen zeggen dat de relatie niet duurzaam is. Het is onduidelijk welk toetsingskader verweerder hanteert. Verweerder heeft daarnaast onvoldoende betekenis toegekend aan de overgelegde stukken die laten zien dat referent eiseres financieel ondersteunt en pakketten stuurt en dat eiseres en referent intensief contact met elkaar hebben. Ook heeft verweerder ten onrechte niet meegenomen dat door de coronapandemie eiseres en referent elkaar niet persoonlijk konden bezoeken. Tot slot stelt eiseres dat sprake is van schending van de hoorplicht.
Beoordeling door de rechtbank
4. Op zitting is vastgesteld dat het toetsingskader niet (langer) in geschil is. Eiseressen volgen hetgeen verweerder hierover heeft opgenomen in het verweerschrift. Namelijk dat getoetst moet worden aan de Gezinsherenigingsrichtlijn [1] die is geïmplementeerd in het Nederlands recht. Verder moet getoetst worden of sprake is van een duurzame relatie waar ook sprake van kan zijn in geval van een lange afstandsrelatie mits de relatie al enige tijd is bestendigd en een en ander goed is onderbouwd. [2] In geschil is of eiseres heeft aangetoond dat zij een dergelijke duurzame en exclusieve relatie met referent heeft.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres dit niet heeft aangetoond. Verweerder heeft hiertoe van belang mogen achten dat, sinds het moment dat eiseres en referent hebben uitgesproken dat zij een relatie hebben, zij twee à drie weken fysiek bij elkaar zijn geweest. Dat zij elkaar niet vaker hebben kunnen zien vanwege de coronasituatie, doet hier niets aan af, aangezien het aan eiseres en referent is om hun duurzame en exclusieve relatie aan te tonen. Uit de beloverzichten blijkt weliswaar dat eiseres en referent veelvuldig met elkaar bellen, maar deze overzichten zeggen niets over de inhoud van de relatie. De verklaring van de gemachtigde van eiseres op zitting dat de Whatsappberichten weinig diepgang laten zien omdat de gesprekken tussen eiseres en referent telefonisch plaatsvinden, acht de rechtbank niet onlogisch. Dit laat echter onverlet dat zowel de beloverzichten en de Whatsappberichten weinig inzicht geven in de relatie. De overgelegde foto’s zijn een momentopname, konden ook slechts in een beperkte periode genomen worden en zijn bovendien niet toegelicht. Ook de overgelegde stukken waaruit blijkt dat referent eiseres financieel ondersteund en levensmiddelen stuurt, zijn onvoldoende om een (bestendige) duurzame en exclusieve relatie aan te nemen. Op zitting heeft de gemachtigde van eiseres verteld dat eiseres in Suriname in het huis van referent woont. Deze stelling is niet nader onderbouwd met stukken, waardoor de rechtbank geen waarde toekent aan deze stelling in deze zaak. Zoals verweerder al opmerkt in het primaire en in het bestreden besluit 1, ontstaat de indruk dat sprake is van een relatie in opbouw, maar geen relatie die al enige tijd is bestendigd. De rechtbank ziet dat de intentie bestaat om een duurzame relatie op te bouwen, maar dat is niet voldoende om op dit moment in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning.
6. Ten aanzien van het betoog van eiseressen dat verweerder ten onrechte van het horen in de bezwaarfase heeft afgezien, overweegt de rechtbank als volgt. Met betrekking tot het horen in bezwaar is het uitgangspunt de in artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vervatte algemene regel dat er voor het bestuur een hoorplicht bestaat, behoudens de in artikel 7:3 van de Awb genoemde uitzonderingen. Van een kennelijk ongegrond bezwaar als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb is sprake als ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar in redelijkheid geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar ongegrond is. Nu duidelijk is dat ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar er nog geen sprake was van een bestendige relatie, is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen afzien van horen.
7. Omdat het beroep van eiseres niet slaagt, kan het beroep van eiseres 2 die verblijf bij eiseres vraagt, ook niet slagen.
8. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, rechter, in aanwezigheid van mr. T. van Soldt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Voetnoten

1.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
2.Zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RBDHA:2015:7323.