Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is de echtgenote van eiser verschenen, [naam 1]. Als tolk is verschenen [naam 2].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen om op het ter zitting naar voren gebrachte standpunt van verweerder te kunnen reageren.
Eiser heeft dat bij brief van 26 februari 2021 gedaan.
Op 3 maart 2021 heeft verweerder daar weer op gereageerd en in afwachting van nader onderzoek verzocht om uitstel. Dat uitstel is verleend.
Op 18 juni 2021 heeft verweerder een nadere reactie ingediend.
Op 29 juli 2021 heeft eiser daar op gereageerd.
Op 12 augustus 2021 heeft verweerder daar weer op gereageerd.
Op 1 december 2021 heeft eiser aanvullende gronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 3 december 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is de echtgenote van eiser verschenen, [naam 1]. Als tolk is verschenen
[naam 3].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Bij brief van 8 december 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en aan de minister van Buitenlandse Zaken (de minister) verzocht de stukken die ten grondslag liggen aan het individuele ambtsbericht van 26 augustus 2016 (referentie TBL150924.0044) over te leggen. De minister heeft deze stukken bij brief van 6 januari 2022 overgelegd.
Daarbij heeft hij de rechtbank meegedeeld dat uitsluitend zij op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van die stukken kennis mag nemen. Op 13 januari 2022 heeft eiser de rechtbank toestemming gegeven om mede op basis van de geheime stukken uitspraak te doen. De rechtbank heeft op 13 januari 2022 uitspraak gedaan en daarin geoordeeld dat de beperkte kennisneming (van passages) van de onderliggende stukken gerechtvaardigd is.
Bij brief van 8 maart 2022 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om aan te geven of zij behoefte hebben aan een nadere zitting. Partijen hebben hier niet op gereageerd.