ECLI:NL:RBDHA:2022:5560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
C/09/603966 / HA ZA 20-1184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen door vereniging jegens voormalig bestuursleden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2], een vordering ingesteld tegen de International Police Association - Nederlandse Afdeling (IPA NL) wegens onrechtmatige uitlatingen die hun eer en goede naam zouden hebben aangetast. De zaak is ontstaan na een bestuurscrisis binnen IPA NL, waarbij beide eisers hun bestuursfuncties hebben neergelegd na een tumultueuze algemene ledenvergadering in november 2013. De eisers hebben verschillende bestuursfuncties vervuld binnen IPA NL en hebben zich beklaagd over uitlatingen die door de vereniging zijn gedaan, waarin hun gedrag en functioneren als bestuursleden in twijfel werden getrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er binnen de vereniging ruimte moet zijn voor het uiten van onvrede door leden over het optreden van (voormalig) bestuursleden. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van IPA NL niet onrechtmatig waren, omdat deze voortkwamen uit de zorgen van de leden over het functioneren van de eisers. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en openheid binnen verenigingen, evenals de noodzaak voor leden om hun zorgen te uiten over het bestuur.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/603966 / HA ZA 20-1184
Vonnis van 4 mei 2022
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] te [plaats 1] ,

2.
[eisende partij sub 2]te [plaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. M. Oudriss te Rotterdam,
tegen
INTERNATIONAL POLICE ASSOCIATION - NEDERLANDSE AFDELINGte Den Haag, kantoorhoudend te Gouda,
gedaagde,
advocaat mr. M.E. Bentum Jr te Veendam.
Partijen zullen hierna [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] en IPA NL genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 november 2021 met 17 producties,
  • de conclusie van antwoord met twee producties,
  • het tussenvonnis van 29 december 2021 waarin een mondelinge behandeling van de zaak is bevolen,
  • de op voorhand voor de mondelinge behandeling door partijen toegestuurde stukken;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 9 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De International Police Association (hierna: IPA) is een internationale vereniging met ongeveer 372.000 leden wereldwijd, afkomstig uit ongeveer 100 landen. IPA NL is een nationale sectie van IPA, een zelfstandige Nederlandse vereniging.
2.2.
IPA NL is verdeeld in districten met districtsbesturen en heeft een overkoepelend landelijk bestuur. In het voorjaar en in het najaar worden algemene ledenvergaderingen gehouden.
2.3.
[eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] zijn allebei jaren lid geweest van IPA NL en zij hebben verschillende bestuursfuncties vervuld.
2.4.
[eisende partij sub 1] werd in 2009 voorzitter van IPA NL en hij werd daarna voor nog een termijn verkozen. In oktober 2012 kreeg hij een bestuursfunctie binnen IPA (internationaal). Hij is toen teruggetreden als voorzitter van IPA NL en waarnemend penningmeester geworden. [eisende partij sub 2] – die penningmeester was – werd toen voorzitter.
2.5.
De algemene ledenvergadering van IPA NL in november 2013 verliep moeizaam en de sfeer was vijandig richting het bestuur. Na afloop van die vergadering hebben [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] zich op hun positie beraden en vervolgens laten weten dat zij hun functie als bestuurslid neerlegden. Drie nieuw benoemde bestuursleden stelden hun functies toen ook weer beschikbaar.
2.6.
In december 2013 is een bijzondere algemene ledenvergadering gehouden naar aanleiding van het vertrek van de vijf bestuursleden. Er leefde verontwaardiging over het vertrek van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] als bestuursleden.
2.7.
Voor de algemene ledenvergadering van mei 2014 is een brief ingekomen van de zes oostelijke districten van IPA NL waarin onder meer stond:
“ [eisende partij sub 1] heeft een zetel in het PEB voor IPA Nederland. De centrale vraag is KAN [eisende partij sub 1] ons nog vertegenwoordigen in het PEB na zijn gedrag tijdens en na de 2de ALV 2013. [eisende partij sub 1] heeft zich niet gedragen in de geest van de vereniging (art 11,lid 1 onder d van onze statuten) en heeft het bestuur verlaten. Verder heeft hij geprobeerd andere LB leden, te bewegen ook hun zetel op te zeggen. De oostelijke districten zijn van mening dat het LB van IPA Nederland in deze een standpunt moet innemen.”
[eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] hebben deze passage aangehaald in randnummer 15 van de dagvaarding. Deze passage is door de toenmalige voorzitter van IPA NL tijdens de ledenvergadering voorgelezen en hij heeft daarbij aangegeven dat het bestuur zich daarover zal beraden en met een reactie zal komen.
2.8.
[eisende partij sub 1] heeft het bestuur van IPA NL op 14 mei 2014 een brief gestuurd waarin staat dat hij zich door de gang van zaken en de inhoud van de voorgelezen tekst beledigd voelt en in zijn eer en goede naam is aangetast. [eisende partij sub 1] verzoekt het landelijk bestuur concreet aan te geven welke feitelijkheden er zijn op grond waarvan gesteld kan worden dat hij zich niet heeft gedragen in de geest van artikel 11, 1e lid onder d en waaruit blijkt dat hij bestuursleden heeft bewogen hun zetel op te geven. Hij benadrukt in de brief ook dat hij niet voor of namens IPA NL in het bestuur van IPA zit.
2.9.
Het landelijk bestuur van IPA NL kwam op 23 juni 2014 met een bestuursstandpunt naar aanleiding van de in 2.7 bedoelde brief van de oostelijke districten en de brief van [eisende partij sub 1] . In het stuk staat onder meer:
 “Op 22 november 2013, of kort daarna is de heer [eisende partij sub 1] met vier anderen tamelijk abrupt teruggetreden als bestuurder van IPA Nederland. Zij konden zich niet verenigen met de benoeming van mevrouw [A] als lid van het landelijk bestuur. Zij voelden de benoeming van betrokkene als een motie van wantrouwen. Het is natuurlijk een goede zaak dat als een bestuurder zich niet (meer) kan verenigen met een besluit van de leden, hij of zij zijn of haar conclusies trekt. Waar het dan vervolgens om gaat is de wijze waarop men terugtreedt. Door zo abrupt op te stappen is de vereniging in grote problemen gebracht. Een veel meer te respecteren gang van zaken zou zijn geweest dat het zittende bestuur demissionair zou zijn geworden. Ze hadden de lopende zaken gewoon kunnen afhandelen en op de kortst mogelijke termijn nieuwe verkiezingen kunnen uitschrijven. De heer [eisende partij sub 1] en de andere bestuursleden weten en wisten op basis van hun ervaring binnen IPA Nederland dat ze met hun handelen de stabiliteit en continuïteit van de vereniging verder in gevaar brachten. Voorts had het optreden van de heer [eisende partij sub 1] en de andere vertrekkers nog twee andere zeer te verwijten aspecten. De IPA heeft voor het oplossen van moeilijke situaties de beschikking over een AAC. Deze commissie was, vervuld van de ernst van de situatie, zeer bereid om een bemiddelingspoging op basis van open en reëel overleg in gang te zetten. Dit voorstel is echter door de vertrekkende bestuurders zonder meer afgewezen waardoor de kans op een betere afloop, wat die ook geweest zou zijn, vrijwel verkeken was. Ook uit het onderhandelingsgedrag van de vertrekkers kort na de vergadering van 22 november 2013 komt een zorgelijk beeld naar voren. De directe oorzaak van de breuk was de benoeming van mevr. [A] . In dit licht is het niet zo vreemd dat men aangeeft terug te willen komen als haar benoeming ongedaan wordt gemaakt. Onbegrijpelijk en niet respectvol is de tweede eis die de terugtredende bestuurders naar voren brachten. Men eiste een blanco mandaat van de ledenvergadering voor vijf jaren om veranderingen te kunnen doorvoeren. Een ronduit absurde eis. Het is pedant, arrogant en inhoudelijk in strijd met de beginselen van het functioneren van verenigingen om zoiets te vragen. Met deze eis lieten de vertrekkers zien dat ze ver verwijderd waren geraakt van de leden en de principes van behoorlijk bestuur. Bestuurders horen een vereniging te dienen en zich vooral niet te gedragen als de baas van de leden waar het hier toch veel van weg heeft. Ook nu, maanden later, is er niets zichtbaar dat er op wijst dat de heer [eisende partij sub 1] zich rekenschap geeft van zijn eigen rol in de ontstane situatie en inziet dat zijn bestuurlijk optreden in deze kwestie onder de maat was.
 Ter voorbereiding van dit bestuursstandpunt is met meerdere IPA leden gesproken of anderszins gecommuniceerd. In die gesprekken werd duidelijk dat de gebeurtenissen van 22 november 2013 niet op zich stonden. Er bestond in de vereniging irritatie over de bestuursstijl van met name mevrouw [eisende partij sub 2] en de heer [eisende partij sub 1] . Het gaat hierbij niet alleen over de technocratische stijl van leidinggegeven. Ook bestond er zorg over het gebrek aan functiescheiding. De heer [eisende partij sub 1] was op papier penningmeester maar in de praktijk vervulde mevr. [eisende partij sub 2] deze functie. Deze situatie had de instemming van het landelijk bestuur. Reden hiervan waren de vacatures in het bestuur. Voor de leden was de situatie niet transparant en ongewenst. Men had het bij wijze van spreken beter gevonden wanneer het bestuur ruiterlijk had gezegd dat vanwege capaciteitsredenen functiescheiding onmogelijk was en dat men daarom portefeuilles van penningmeester, webwinkel, ledensecretaris en voorzitter in één had waren gelegd. (…) Ook is genoemd dat de heer [eisende partij sub 1] daarmee zijn toezegging niet had waargemaakt dat hij na zijn benoeming in het PEB zijn nationale taken in het LB bleef vervullen. Vermeld dient te worden dat de overige bestuursleden en de overige kaderleden die irritatie niet, te formeel of slechts verholen uitspraken in hun richting. Door de irritatie niet openlijk bespreekbaar te maken kon hieraan ook geen constructieve wending gegeven worden. Hoewel de grootste verantwoordelijkheid voor de gang van zaken bij de bestuurders ligt kan niettemin opgemerkt worden dat ook de vereniging in zijn geheel debet is aan het ontstaan van de situatie.
 (…)
 (…)
 Bij de afweging van de vraag of de heer [eisende partij sub 1] voldoende vertrouwen geniet om namens Nederland kandidaat te zijn voor het PEB speelt de wijze waarop hij feitelijk functioneert in het PEB geen rol. (…) Het belangrijkste toetsingskader is het oordeel over bestuurlijke optreden van de heer [eisende partij sub 1] in de nationale context. Kernvraag daarbij is de vraag of de wijze waarop de heer [eisende partij sub 1] zijn bestuurlijke optreden vorm geeft waardevol geacht wordt in het internationale bestuur.
 “Artikel 11, lid 1, onder d van onze statuten” bestaat niet. Hier blijkt een vergissing in het spel te zijn. Bij het opstellen van de vragen en opmerkingen van de zes oostelijke districten is men abusievelijk uitgegaan van een oude versie van de statuten van IPA Nederland. Bedoeld is artikel 4, vierde lid, van de statuten van december 2008. (…)
 Er is concreet bewijs voorhanden voor de stelling van de oostelijke districten dat de heer [eisende partij sub 1] geprobeerd heeft andere bestuursleden te bewegen ook hun zetel op te zeggen. In de directe nasleep van de bestuurscrisis heeft de heer [eisende partij sub 1] bestuurslid [B] in een telefoongesprek expliciet tot aftreden bewogen. Ook heeft hij bestuurslid [C] zij het in wat minder expliciete bewoordingen tot aftreden bewogen. ”
2.10.
Het bestuursstandpunt is ook in het Engels vertaald en aan het bestuur van IPA (internationaal) gestuurd. In randnummer 20 van de dagvaarding zijn door [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] de volgende passages uit de Engelse versie van het stuk geciteerd:
“The way in which mr [eisende partij sub 1] has manifested himself in the management crisis after the election of mrs [A] takes away the basis of confidence necessary to be a candidate or a member, on behalf of the Netherlands, for a position in the PEB of the International Police Association.
Up to now mr [eisende partij sub 1] has not distanced himself from his behaviour in the recent management crisis. This is why his apparent course of conduct as an officer creates a potential threat for the quality of the international board.
On November 22, 2013 or shortly after that date mr [eisende partij sub 1] and four other members of the Netherlands executive committee stood down rather abruptly. They could not agree with the appointment of mrs [A] as a member of the national board. They saw the appointment as a vote of no confidence. Of course it is good that when a member of a committee can (no longer) approve of a decision, taken by members, he or she draws his/her conclusions. Paramount is the way in which he or she stands down. By standing down so abruptly the section was brought into great problems.
Actions
- it is advised to communicate the official point of view with mr [eisende partij sub 1] in order to enable him to draw his own conclusions and to stand down from the PEB.
- in case that either through communication or actual behaviour it turns out that mr [eisende partij sub 1] does not stand down from the PEB it is advised to discuss this point of view with the chairpersons of the districts.
- in case that either through communication or actual behaviour it turns out that mr [eisende partij sub 1] does not stand down from the PEB it is advised to communicate this point of view both in word and in writing with the PEB. The influence of IPA Netherlands section stretches up to this point.
2.11.
Tijdens de algemene ledenvergadering van november 2014 heeft de voorzitter van IPA NL gemeld dat hij [eisende partij sub 1] is tegengekomen op het wereldcongres van IPA in september dat jaar. Hij vertelde dat [eisende partij sub 1] een IPA kilt droeg, polsbandjes verkocht voor het CSC, hem negeerde en zich als vertegenwoordiger van IPA NL had opgegeven voor het jubileumfestijn in december 2014 in Nottingham. [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] verwijzen naar deze opmerkingen in randnummer 22 van de dagvaarding.
2.12.
Na de algemene ledenvergadering van november 2014 is een mediationtraject ingezet om met [eisende partij sub 1] tot een goede verstandhouding te komen. Er hebben in totaal vier gesprekken plaatsgevonden, waarvan twee onder leiding van een door [eisende partij sub 1] aangewezen gespreksleider. Dat heeft niet tot een oplossing geleid.
2.13.
Voor de algemene ledenvergadering van IPA NL van mei 2016 stuurden zes oostelijke districten een brief aan het landelijk bestuur van 2 april 2016 waarin staat:
“De zes oostelijke IPA-districten (…), verder te noemen Oost 6, hebben kennis gekregen van het feit dat [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] bestuurslid zijn geworden van het IPA district Kennemerland. Oost 6 is hierover verbaasd en teleurgesteld. Oost 6 heeft er geen vertrouwen in dat dit ten goede komt aan de IPA in het algemeen en aan IPA-Nederland in het bijzonder.
Nog vers in het geheugen is enerzijds hun onverwachtse en onbegrijpelijke opstappen destijds uit het Landelijk Bestuur in de respectievelijke functies van penningmeester en voorzitter, anderzijds hun laakbare gedrag daarna. Dit leidde er toe dat er in de Algemene Ledenvergadering (ALV) van IPA-Nederland veel stemmen opgingen om beiden te royeren als IPA-lid. Uiteindelijk is toen gekozen voor mediation, meer passend binnen het IPA-motto “Dienen door vriendschap”. Ondanks de zelf door [eisende partij sub 1] gekozen mediator heeft dit niet tot het gewenste resultaat geleid. Ook bleven de dreigementen van [eisende partij sub 1] met een rechtszaak en de concurrerende IPA-webshop van [eisende partij sub 2] overeind. Verder ontstond er een soort status quo situatie.
Oost 6 kan ermee leven dat zowel [eisende partij sub 1] als [eisende partij sub 2] ‘gewoon’ IPA-lid blijven, maar een bestuursfunctie binnen de IPA is voor Oost-6 niet acceptabel in een situatie van status Quo. Zolang de problemen niet opgelost en uitgepraat zijn, heeft Oost-6 geen vertrouwen in het functioneren van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] binnen de IPA en vreest dat beiden opnieuw onrust en tweespalt gaan veroorzaken binnen de ALV i.c. IPA-Nederland.
Oost 6 verzoekt het Landelijk Bestuur van IPA-Nederland:
 Alles in het werk te stellen om zowel [eisende partij sub 1] als [eisende partij sub 2] uit hun bestuursfunctie(s) te halen.
 Zolang er geen harmonie is tussen [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] enerzijds en IPA-Nederland i.c. de Algemene Ledenvergadering anderzijds, te voorkomen dat zowel [eisende partij sub 1] als [eisende partij sub 2] ooit nog een bestuursfunctie bekleden binnen de IPA.
 In het uiterste geval tot ontzetting uit het IPA-lidmaatschap over te gaan conform artikel 4 van de Statuten van IPA-Nederland.
 Dit op de agenda te zetten van de Algemene Ledenvergadering d.d. 15 april 2016.”
Dit citaat is door [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] opgenomen in randnummer 26 van de dagvaarding.
2.14.
In een brief van het bestuur van IPA NL aan het district Noord-Nederland van 24 oktober 2016 staat onder meer het volgende.
“(…) u wilde ook nog de beschikking hebben over € 26.000 (2 x € 13.000) die oorspronkelijk op de rekening van het opgeheven district Noord Holland Noord hadden gestaan. Door ons is toen al aangegeven dat dit geld in 2013 door het landelijk bestuur is gebruikt voor het aflossen van een lening aan het toenmalige district Haaglanden. Volgens uw 2e penningmeester, de oud landelijk voorzitter/penningmeester mevrouw [eisende partij sub 2] , was dat onjuist want het was gelabeld geld en behoorde thans terug te vloeien naar het huidig district Noord Holland als erfopvolger van het oorspronkelijke district.
Naar aanleiding van een door ons gehouden onderzoek blijkt dat door de toenmalige voorzitter/penningmeester op 5 december 2013 de RABO-rekeningen van het voormalige district Noord-Holland Noord zijn opgeheven. De twee bedragen (…) van twee rekeningen (…) zijn op de reguliere rekening van IPA Nederland (…) gestort. Op dezelfde datum doch iets daarna heeft zij twee bedragen (…) overgemaakt naar het district Haaglanden i.v.m. de aflossing van een lening door het Landelijk Bestuur voor de instandhouding van het IPA huis Welgelegen. (…) Van enige verdere labeling is NIETS terug te vinden. Het lijkt dat er sprake is van een selectief geheugen op dit punt. De greep uit de rekening van v.m. Noord-Holland Noord kon worden gedaan, omdat het district was opgeheven door het LB (niet volgens de juiste procedure) en de geldelijke middelen terugvloeiden in de landelijke kas. Dat kwam mooi uit, want het LB stond er financieel niet florissant voor. Maar zoals mevrouw [eisende partij sub 2] als LB lid altijd placht te zeggen, al het geld van de districten, is allemaal landelijk IPA geld.”
Het gedeelte vanaf “Van enige verdere labeling..” is door [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] geciteerd in randnummer 34 van de dagvaarding.
2.15.
[eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] hebben eind 2016 hun lidmaatschap van IPA NL opgezegd.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) voor recht verklaart dat IPA NL met de uitlatingen als vermeld onder randnummers 15, 20, 22, 26 en 34 van de dagvaarding onrechtmatig jegens [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] heeft gehandeld en dientengevolge schadeplichtig jegens hen is, en IPA NL veroordeelt tot betaling van deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
b) IPA NL veroordeelt om op straffe van verbeurte van een dwangsom de in de dagvaarding beschreven rectificatie te publiceren op haar website, te verspreiden onder de districten, op te nemen in de agenda van de eerstvolgende ledenvergadering en ter kennis te brengen aan IPA (internationaal) met het verzoek dit op haar beurt onder haar leden verder te verspreiden en voor te dragen tijdens het eerstvolgende wereldcongres;
c) IPA NL verbiedt om in het vervolg uitlatingen als vermeld onder randnummer 15, 20, 22, 26 en 34 van de dagvaarding over [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] te doen, wanneer dit niet met feitenmateriaal wordt gestaafd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per keer dat IPA NL zich daar niet aan houdt;
d) IPA NL veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente als niet tijdig wordt betaald.
3.2.
IPA NL voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

inleiding

4.1.
[eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] voeren in deze procedure het volgende aan. IPA NL heeft in een reeks uitlatingen hun eer en goede naam heeft aangetast. Zo is gezegd dat [eisende partij sub 1] zich IPA-onwaardig heeft gedragen, heeft gehandeld in strijd met de statuten en ‘a threat to the quality of the international board’ is en dat er een greep uit de kas is gedaan. Dat is met geen enkel bewijs gestaafd, pertinent onwaar en bedoeld om hen te beschadigen en hun posities binnen IPA te ondermijnen. Openlijk is immers opgeroepen om [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] uit bestuursfuncties te weren en uiteindelijk zelfs uit de vereniging te zetten. De uitlatingen zijn onrechtmatig en aan IPA NL toe te rekenen.
[eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] stellen dat zij materiële en immateriële schade hebben geleden omdat er nog altijd een donkere ‘wolk’ van vragen en verdachtmakingen hangt rondom hun persoon. In hun maatschappelijke kringen, waar integriteit een belangrijke kernwaarde is, zijn de uitlatingen van IPA NL desastreus gebleken. [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] willen dat de onterechte uitlatingen worden rechtgezet, zodat binnen IPA NL en IPA International duidelijk wordt dat zij zich niet hebben misdragen en hun naam gezuiverd wordt.
4.2.
IPA NL wijst erop dat er onvrede was ontstaan over de bestuursstijl van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] in de periode voorafgaand aan de ledenvergadering van november 2013 en dat hun opstappen na die ledenvergadering tot commotie heeft geleid. IPA NL voert het volgende aan. De leden waren teleurgesteld dat [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] niet wilden samenwerken met een door de ledenvergadering democratisch gekozen bestuurslid, mevrouw [A] . Uiteraard stond het [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] vrij om af te treden, maar aftreden binnen drie dagen na de algemene ledenvergadering en de bestuursleden ( [B] en [C] ) te bewegen ook af te treden hebben de leden [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] niet in dank afgenomen. Toen [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] vervolgens aangaven dat zij wel wilden terugkomen als bestuursleden, maar mevrouw [A] dan diende af te treden en zij een
carte blanchewensten voor vijf jaar om IPA NL te besturen en te hervormen zoals zij dat wensten, zonder consultatie en controle door de leden, heeft dat bij de leden diepe wonden geslagen. Deze zeer ondemocratische handelwijze van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] is de leden in het verkeerde keelgat geschoten en daarmee hebben [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] zich binnen IPA NL onmogelijk gemaakt. Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat de leden het landelijk bestuur hebben gevraagd om [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] te royeren als lid. Zij hebben voordien echter zelf hun lidmaatschap opgezegd.
IPA NL betwist dat het landelijk bestuur uitlatingen heeft gedaan om [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] te schaden. Leden van een vereniging hebben hun onvrede over het functioneren van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] als (oud)bestuursleden aan de orde gesteld en dat is tijdens vergaderingen besproken. Het bestuur heeft daar een standpunt over ingenomen dat niet op onjuistheden berust en niet onnodig grievend is.
de uitlatingen
4.3.
De verwijten van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] zien op een vijftal in de dagvaarding omschreven uitlatingen, waarmee IPA NL naar zij stellen onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] stellen dat zij zonder grond zijn beschuldigd en daarmee in een kwaad daglicht zijn gesteld binnen de vereniging, waarvan zij tot op de dag van vandaag last hebben.
De eerste drie punten waar [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] op wijzen zien kort gezegd op hun vertrek als bestuurslid. Het gaat om de volgende uitlatingen.
4.4.
In randnummer 15 van de dagvaarding is een tekst geciteerd. Die tekst stond in een brief van de oostelijke districten aan het bestuur van IPA NL en die brief is voorgelezen door de voorzitter van IPA NL tijdens de ledenvergadering in mei 2014. Het gaat om de volgende tekst:
“ [eisende partij sub 1] heeft een zetel in het PEB voor IPA Nederland. De centrale vraag is KAN [eisende partij sub 1] ons nog vertegenwoordigen in het PEB na zijn gedrag tijdens en na de 2de ALV 2013. [eisende partij sub 1] heeft zich niet gedragen in de geest van de vereniging (art 11,lid 1 onder d van onze statuten) en heeft het bestuur verlaten. Verder heeft hij geprobeerd andere LB leden, te bewegen ook hun zetel op te zeggen. De oostelijke districten zijn van mening dat het LB van IPA Nederland in deze een standpunt moet innemen.”
4.5.
Het tweede verwijt betreft het onder 2.10 weergegeven deel van de (Engelse versie van) het bestuursstandpunt van IPA NL van 23 juni 2014 naar aanleiding van de vragen over de positie van [eisende partij sub 1] binnen het internationale bestuur en de brief van [eisende partij sub 1] zelf.
4.6.
In randnummer 22 van de dagvaarding verwijzen [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] naar wat de toenmalige voorzitter van IPA NL, de heer [C] , tijdens de algemene ledenvergadering van november 2014 vertelde over [eisende partij sub 1] , die hij had gezien op het wereldcongres. Hij zei dat [eisende partij sub 1] een IPA kilt droeg, polsbandjes verkocht voor het CSC, hem ( [C] ) negeerde en zich als vertegenwoordiger van IPA NL had aangemeld voor deelname aan het jubileumfestijn in december 2014. Direct na deze mededelingen vroeg [C] volgens [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] aan de leden of zij bereid waren herverkiezing van [eisende partij sub 1] in het internationale bestuur te steunen of niet.
4.7.
Het steekt [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] dat is gezegd dat [eisende partij sub 1] zich niet heeft gedragen in de geest van de vereniging en dat hij andere bestuursleden zou hebben bewogen om ook hun zetel neer te leggen. Zij betwisten dat het zo is gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisende partij sub 1] toegelicht dat er na de ledenvergadering van november 2013 contact is geweest met de andere bestuursleden en dat toen is besproken of zij verder konden als bestuurslid. Dat heeft ieder voor zich beslist. IPA NL heeft erop gewezen dat de bestuursleden [B] en [C] destijds hebben gezegd dat zij door [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] zijn bewogen om ook af te treden. Dat blijkt ook uit het bestuursstandpunt van juni 2014.
Bij deze stand van zaken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat IPA NL [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] er zonder grond van heeft beschuldigd dat zij de andere bestuursleden hebben geprobeerd te bewegen ook te stoppen. Wat er precies is gebeurd destijds is in geschil en er zijn geen stukken of verklaringen waaruit blijkt dat IPA NL hierin ongelijk had.
4.8.
Verder komt uit de stukken en de reactie van IPA NL naar voren dat het voor IPA NL zwaar heeft gewogen dat [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] destijds hebben voorgesteld verder te gaan als bestuur, maar dan wel met een
carte blanchevoor vijf jaren. In de dagvaarding zijn [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] hier niet op ingegaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisende partij sub 1] uitgelegd dat hij inderdaad een dergelijk voorstel heeft gedaan na de ledenvergadering van november 2013. Hij voerde aan dat hij dit kort daarna in een gesprek met de heer [C] heeft teruggenomen en dat hij uit de reactie van [C] had afgeleid dat het punt van de baan was. Het was volgens [eisende partij sub 1] iets wat hij heeft gemaild in de emoties na de vergadering. Hij zag daarna ook in dat het geen oplossing zou zijn en niet bij de vereniging paste.
IPA NL betwist dat [eisende partij sub 1] is teruggekomen op het voorstel. Dat is volgens IPA NL voor het eerst tijdens de mediationgesprekken (die later hebben plaatsgevonden) naar voren gekomen en de heer [C] heeft dat niet bevestigd. IPA NL wijst erop dat juist dit punt bij de leden destijds reacties opriep. [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] hebben geen feiten en omstandigheden aangedragen waardoor dit wordt weerlegd.
4.9.
Uit de overwegingen van het bestuursstandpunt en de toelichting van IPA NL in deze procedure komt naar voren waarom [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] wordt verweten dat zij niet in de geest van de vereniging en/of in strijd met de statuten hebben gehandeld. Het gaat dan om het aftreden zonder verkiezingen af te wachten, het bewegen van andere bestuursleden om ook af te treden en het voorstel om verder te besturen zonder mevrouw [A] en met de zogenoemde
carte blanchevoor vijf jaar. De kwalificaties en conclusies die daaraan zijn verbonden door leden en districten van IPA NL zijn scherp en kritisch, maar daarvan kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat die een feitelijke grondslag missen, apert onjuist zijn en erop gericht zijn om [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] te beschadigen. Daarbij is van belang dat er binnen een vereniging ruimte moet zijn voor het uiten van onvrede door de leden over het optreden van (voormalig) bestuursleden en medeleden. De uitlatingen in de brief van de oostelijke districten van mei 2014 en in het bestuursstandpunt van juni 2014 zijn naar het oordeel van de rechtbank niet onrechtmatig jegens [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] .
4.10.
Dat geldt ook voor de opmerkingen van de voorzitter van IPA NL over [eisende partij sub 1] tijdens de ledenvergadering in november 2014. [eisende partij sub 1] verscheen op het wereldcongres in een IPA kilt en verkocht polsbandjes voor een goed doel. In zoverre was wat de voorzitter vertelde juist. [eisende partij sub 1] betwist dat hij [C] genegeerd heeft en wijst erop dat hij zich niet zelf namens IPA NL had opgegeven voor het jubileumfestijn, maar uitgenodigd was. Dat laatste heeft IPA NL ter zitting erkend; dat berustte op een misverstand. De rechtbank acht aannemelijk dat met de opmerkingen destijds ten onrechte een negatief beeld werd geschetst van [eisende partij sub 1] en dat dit bijdroeg aan de toch al binnen IPA NL levende mening dat [eisende partij sub 1] niet langer zou moeten deelnemen aan het internationale bestuur van IPA. Dat is echter niet genoeg om de conclusie te rechtvaardigen dat hier sprake is van een onrechtmatige daad jegens [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] .
4.11.
De laatste twee uitlatingen waarnaar [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] verwijzen zijn uit 2016, toen [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] in het bestuur zaten van het district Kennemerland.
4.12.
In randnummer 26 van de dagvaarding stellen [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] dat tijdens de algemene ledenvergadering van mei 2016 door IPA NL is opgeroepen om alles in het werk te stellen om [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] uit hun bestuursfuncties te zetten, te voorkomen dat zij ooit nog een bestuursfunctie kunnen bekleden en in het uiterste geval tot ontzetting over te gaan. Daarbij citeren zij de brief van zes districten aan het landelijk bestuur van 2 april 2016 (hiervoor weergegeven in 2.13). Anders dan [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] aanvoeren is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet opgeroepen tot haat jegens hen en kan dit niet worden gezien als een onrechtmatige daad van IPA NL jegens hen. Net als in mei 2014 gaat het hier om een brief van leden (districten) binnen IPA NL die een kritisch standpunt innemen over [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] en wensen dat dit tijdens de ledenvergadering aan de orde wordt gesteld. Zoals hiervoor ook al is overwogen waren er leden die verontwaardigd waren over het opstappen van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] als bestuurslid en over hun gedrag daarna. Dat dit in scherpe bewoordingen is neergelegd in een brief aan het bestuur is niet onrechtmatig jegens [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] , zelf niet als zou worden aangenomen dat de verontwaardiging onterecht was en [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] niets te verwijten viel.
4.13.
De rechtbank merkt op dat uit het betoog van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] en de toelichting daarop tijdens de zitting naar voren komt dat zij (het bestuur van) IPA NL verwijten dat het is meegegaan in de verwijten en stemmingmakerij van de oostelijke districten en daarvan geen afstand heeft genomen. Dat is echter niet aan hun vorderingen ten grondslag gelegd; het gaat in deze procedure om de specifieke uitlatingen die volgens [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] onjuist en onrechtmatig zouden zijn en tot schade hebben geleid, en niet om het optreden van het bestuur in die periode. De vraag of het bestuur anders had moeten handelen en of de positie van [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] binnen IPA NL dan wellicht niet zo op scherp was komen te staan, ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor.
4.14.
De laatste uitlating waarop [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] hun vordering baseren is de brief van
het bestuur aan het district Noord-Nederland van 24 oktober 2016.
Volgens [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] wordt [eisende partij sub 2] in deze brief ervan beschuldigd dat zij zich geld heeft toegeëigend. Zij heeft toegelicht dat dit ook zo is gaan rondzingen en dat zelfs haar werkgever daar vragen over heeft gesteld. IPA NL heeft er terecht op gewezen dat er niet staat dat [eisende partij sub 2] zich geld heeft toegeëigend. Het enkele gebruik van de woorden ‘greep uit de rekening’ is daarvoor niet genoeg omdat in de brief nu juist staat dat het ging om geld dat van de rekening van een district, naar de rekening van het landelijk bestuur is gegaan en is aangewend voor de aflossing van de lening van een ander district. In dat betoog volgt de rechtbank IPA NL. Ook de inhoud van deze brief is niet onjuist en/of onrechtmatig.
conclusie
4.15.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de uitlatingen waarnaar [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] verwijzen noch elk op zich, noch in onderling verband en samenhang bezien onrechtmatig zijn jegens [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] . Dat betekent dat hun vorderingen moeten worden afgewezen.
4.16.
[eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] zullen worden veroordeeld in de proceskosten, aan de kant van IPA NL tot op heden begroot op:
- griffierecht 656,00
- salaris advocaat
922,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.578,00
4.17.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten in overeenstemming met het daarop toepasselijke liquidatietarief.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van IPA NL tot op heden begroot op € 1.578,00, en begroot de nakosten op € 163,00, te vermeerderen met
€ 85,00 in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.