“Op 22 november 2013, of kort daarna is de heer [eisende partij sub 1] met vier anderen tamelijk abrupt teruggetreden als bestuurder van IPA Nederland. Zij konden zich niet verenigen met de benoeming van mevrouw [A] als lid van het landelijk bestuur. Zij voelden de benoeming van betrokkene als een motie van wantrouwen. Het is natuurlijk een goede zaak dat als een bestuurder zich niet (meer) kan verenigen met een besluit van de leden, hij of zij zijn of haar conclusies trekt. Waar het dan vervolgens om gaat is de wijze waarop men terugtreedt. Door zo abrupt op te stappen is de vereniging in grote problemen gebracht. Een veel meer te respecteren gang van zaken zou zijn geweest dat het zittende bestuur demissionair zou zijn geworden. Ze hadden de lopende zaken gewoon kunnen afhandelen en op de kortst mogelijke termijn nieuwe verkiezingen kunnen uitschrijven. De heer [eisende partij sub 1] en de andere bestuursleden weten en wisten op basis van hun ervaring binnen IPA Nederland dat ze met hun handelen de stabiliteit en continuïteit van de vereniging verder in gevaar brachten. Voorts had het optreden van de heer [eisende partij sub 1] en de andere vertrekkers nog twee andere zeer te verwijten aspecten. De IPA heeft voor het oplossen van moeilijke situaties de beschikking over een AAC. Deze commissie was, vervuld van de ernst van de situatie, zeer bereid om een bemiddelingspoging op basis van open en reëel overleg in gang te zetten. Dit voorstel is echter door de vertrekkende bestuurders zonder meer afgewezen waardoor de kans op een betere afloop, wat die ook geweest zou zijn, vrijwel verkeken was. Ook uit het onderhandelingsgedrag van de vertrekkers kort na de vergadering van 22 november 2013 komt een zorgelijk beeld naar voren. De directe oorzaak van de breuk was de benoeming van mevr. [A] . In dit licht is het niet zo vreemd dat men aangeeft terug te willen komen als haar benoeming ongedaan wordt gemaakt. Onbegrijpelijk en niet respectvol is de tweede eis die de terugtredende bestuurders naar voren brachten. Men eiste een blanco mandaat van de ledenvergadering voor vijf jaren om veranderingen te kunnen doorvoeren. Een ronduit absurde eis. Het is pedant, arrogant en inhoudelijk in strijd met de beginselen van het functioneren van verenigingen om zoiets te vragen. Met deze eis lieten de vertrekkers zien dat ze ver verwijderd waren geraakt van de leden en de principes van behoorlijk bestuur. Bestuurders horen een vereniging te dienen en zich vooral niet te gedragen als de baas van de leden waar het hier toch veel van weg heeft. Ook nu, maanden later, is er niets zichtbaar dat er op wijst dat de heer [eisende partij sub 1] zich rekenschap geeft van zijn eigen rol in de ontstane situatie en inziet dat zijn bestuurlijk optreden in deze kwestie onder de maat was.
Ter voorbereiding van dit bestuursstandpunt is met meerdere IPA leden gesproken of anderszins gecommuniceerd. In die gesprekken werd duidelijk dat de gebeurtenissen van 22 november 2013 niet op zich stonden. Er bestond in de vereniging irritatie over de bestuursstijl van met name mevrouw [eisende partij sub 2] en de heer [eisende partij sub 1] . Het gaat hierbij niet alleen over de technocratische stijl van leidinggegeven. Ook bestond er zorg over het gebrek aan functiescheiding. De heer [eisende partij sub 1] was op papier penningmeester maar in de praktijk vervulde mevr. [eisende partij sub 2] deze functie. Deze situatie had de instemming van het landelijk bestuur. Reden hiervan waren de vacatures in het bestuur. Voor de leden was de situatie niet transparant en ongewenst. Men had het bij wijze van spreken beter gevonden wanneer het bestuur ruiterlijk had gezegd dat vanwege capaciteitsredenen functiescheiding onmogelijk was en dat men daarom portefeuilles van penningmeester, webwinkel, ledensecretaris en voorzitter in één had waren gelegd. (…) Ook is genoemd dat de heer [eisende partij sub 1] daarmee zijn toezegging niet had waargemaakt dat hij na zijn benoeming in het PEB zijn nationale taken in het LB bleef vervullen. Vermeld dient te worden dat de overige bestuursleden en de overige kaderleden die irritatie niet, te formeel of slechts verholen uitspraken in hun richting. Door de irritatie niet openlijk bespreekbaar te maken kon hieraan ook geen constructieve wending gegeven worden. Hoewel de grootste verantwoordelijkheid voor de gang van zaken bij de bestuurders ligt kan niettemin opgemerkt worden dat ook de vereniging in zijn geheel debet is aan het ontstaan van de situatie.
(…)
(…)
Bij de afweging van de vraag of de heer [eisende partij sub 1] voldoende vertrouwen geniet om namens Nederland kandidaat te zijn voor het PEB speelt de wijze waarop hij feitelijk functioneert in het PEB geen rol. (…) Het belangrijkste toetsingskader is het oordeel over bestuurlijke optreden van de heer [eisende partij sub 1] in de nationale context. Kernvraag daarbij is de vraag of de wijze waarop de heer [eisende partij sub 1] zijn bestuurlijke optreden vorm geeft waardevol geacht wordt in het internationale bestuur.
“Artikel 11, lid 1, onder d van onze statuten” bestaat niet. Hier blijkt een vergissing in het spel te zijn. Bij het opstellen van de vragen en opmerkingen van de zes oostelijke districten is men abusievelijk uitgegaan van een oude versie van de statuten van IPA Nederland. Bedoeld is artikel 4, vierde lid, van de statuten van december 2008. (…)
Er is concreet bewijs voorhanden voor de stelling van de oostelijke districten dat de heer [eisende partij sub 1] geprobeerd heeft andere bestuursleden te bewegen ook hun zetel op te zeggen. In de directe nasleep van de bestuurscrisis heeft de heer [eisende partij sub 1] bestuurslid [B] in een telefoongesprek expliciet tot aftreden bewogen. Ook heeft hij bestuurslid [C] zij het in wat minder expliciete bewoordingen tot aftreden bewogen. ”