Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 april 2020, met producties 1 t/m 6;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 t/m 6;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 1 t/m 5;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 maart 2022 en de daarin genoemde stukken (waaruit tevens blijkt van het nadere procesverloop vanwege het overlijden van de vrouw na aanvang van de procedure).
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
primair
- a) te verklaren voor recht dat zij recht heeft op 50% van de netto huuropbrengst;
- b) de man te veroordelen over te gaan tot verdeling van de netto huuropbrengsten over de periode van 1 oktober 2009 tot de dag waarop zij daarop niet langer medegerechtigd is, onder verbeurte van een dwangsom;
- c) de man te veroordelen om aan de vrouw te voldoen het bedrag waarop zij volgens haar berekening recht heeft, te weten € 36.125,26, te vermeerderen met rente vanaf de dag waarop de man de maandelijkse bedragen aan haar had moeten betalen tot de dag der algehele voldoening daarvan;
- a) veroordeling van de vrouw om het ten laste van de man gelegde conservatoire beslag onder de heer [naam] op de huurpenningen in het openbare register te (laten) doorhalen althans op te (doen) heffen, op straffe van een dwangsom van € 2.000 per dag(deel) dat zij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000;
- b) een verklaring voor recht dat de in depot gehouden huurpenningen aan hem toekomen;
- c) veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van een bedrag van € 25.800 (huur);
- d) veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van een bedrag van € 3.600 (onverschuldigde betaling);
- e) met veroordeling van de vrouw in de werkelijke proceskosten vanwege misbruik van recht;
- f) veroordeling van de vrouw om het ten laste van de man gelegde conservatoire beslag onder de heer [naam] op de huurpenningen in het openbare register te (laten) doorhalen althans op te (doen) heffen, op straffe van een dwangsom van € 2.000 per dag(deel) dat zij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000;
- g) een verklaring voor recht dat de in depot gehouden huurpenningen aan hem toekomen;
- h) veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van een bedrag van € 18.880,44 (bijdrage eigenaarslasten),
- i) veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van een bedrag van € 3.004,61 (bijdrage gemeenteheffingen);
- j) veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van een bedrag van € 3.777,56 (bijdrage energiekosten);
- k) veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van een bedrag van € 16.029 (gebruiksvergoeding) en;
- l) veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van een bedrag van € 3.600 (onverschuldigde betaling);
- m) met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure;
- n) een en ander steeds onder vermeerdering met rente vanaf de dag van het wijzen van dit vonnis tot en met de dag der algehele voldoening.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
Voorgaande komt erop neer dat de man en de vrouw in beginsel dus ieder voor de helft deel nemen in de huuropbrengst van de winkelruimte en dat zij tevens zijn gehouden ieder de helft van de lasten verbonden aan de gemeenschappelijke woning en winkelruimte voor hun rekening te nemen.
€ 58.488. Hiervan komt iedere deelgenoot 50%, en dus
€ 29.244toe. Dit is het bedrag aan huurinkomsten waarop de vrouw aanspraak heeft en dat zal worden toegewezen.
5.De beslissing
mr. P. Dondorp, rolrechter, op 18 mei 2022. [1]