ECLI:NL:RBDHA:2022:5499
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft, werd op 11 mei 2022 staande gehouden in het asielzoekerscentrum te Maastricht en vervolgens in bewaring gesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft de maatregel van bewaring op 19 mei 2022 opgeheven. Eiser heeft ingestemd met schriftelijke afdoening van het beroep en heeft op 20 mei 2022 de gronden van het beroep ingediend. De staatssecretaris heeft op 23 mei 2022 een verweerschrift ingediend, waarna de rechtbank het onderzoek op 30 mei 2022 heeft gesloten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser geen proces-verbaal van binnentreding in zijn woonruimte in het AZC heeft ontvangen van de verbalisant die de binnentreding heeft verricht. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtsregel is die vereist dat de verbalisant een separaat verslag moet doen, aangezien eiser toestemming heeft gegeven voor de binnentreding. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de functienamen van de betrokken ambtenaren in het proces-verbaal van staandehouding niet correct zijn vermeld. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een gebrek, aangezien eiser door een bevoegde ambtenaar is staandegehouden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.